Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] VIII. Gij, Die mij de eerste waart in 't ver Verleên, Toen alles was één schoone somberheid, Gij zult mij de allerlaatste zijn. Ik wijd Dit stervend hart U, met mijn laatste beên. Want àl mijn dwalingen en àl mijn strijd, En wàt ik heb geliefd en heb geleên, Het waren allen slechts als zooveel treên Tot waar Gij eeuwig troont in Heerlijkheid. Eéne, één' moet zijn aan Wie ik alles gaf, En leven kan ik niet, dan als ik kniel, 't Zij voor Mij-zelf, een Godheid of een Droom: De Godheid stierf.... Ikzelf ben als Haar Graf: Kom Gij dan, nu ik val... Ziel van mijn Ziel, Die niets dan droom zijt... 'k roep u aan: O, koom! Vorige Volgende