toe, deze onjuiste bewering neêr te schrijven? Het wordt verklaard door eene correspondentie, die onder ons berust, maar waarmede wij ons publiek op dit oogenblik en op deze plaats niet lastig willen vallen. Slechts een staaltje, het eerste in tijdsorde, halen wij als curiositeit hier aan.
Een zekere heer, medewerker aan ‘de Lantaarn’ en, met den schrijver van meergenoemd artikel, redacteur van de Haagsche Courant, die, wegens bijzondere redenen, eenigszins met het Julia-geheim bekend was, schreef den 21 en Februari j.l. aan iemand, ook in het geheim betrokken, een brief kaart van dezen inhoud:
‘Ik heb in “de Spectator” gezien, dat Julia door Holda geheel au sérieux wordt genomen. Geef me eens een paar inlichtingen, hoe 't eigenlijk met die geschiedenis gesteld is, en zend me dan, als je 't ergens machtig worden kunt, het prototype van Fiore. Ik vraag dan aan Gosler een exemplaar van Julia aan, dan heb ik een kostelijk onderwerp in “de Lantaarn”. Ik doe natuurlijk de ontdekking dat het een parodie is geheel uit mij zelf!’
De adressant werd natuurlijk op het ongepaste zijner handelwijze opmerkzaam gemaakt en hij is ook nooit het rechte van de zaak te weten gekomen.
Wij herhalen het dus: het artikel in ‘de Lantaarn’ is een verzameling onjuiste beweringen, steunende op een onvoldoende kennis van de zaak. Tegenover deze oneerlijke lieden volsta ons woord. Wat de heeren van ‘De Lantaarn’ zeggen of doen, gaat ons niet aan; maar thans maakten hunne kwade praktijken deze rectificatie noodig.