De onbevoegdheid der Hollandsche literaire kritiek
(1980)–Willem Kloos, Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Bijlage III.
| |
[pagina 47]
| |
‘Straks slaan de vlammen om ons heen
En ik lig in uw armen verloren.
.... Zoo brokken op elke bladzijde b.v. uit “Sizilia.” Zoo “Klachte” (daar heb je 't waarachtig weêr) waarvan evenwel het eerste couplet alleen het werk had kunnen doen; het tweede en derde verwateren de gedachte’ (die Krino is verduiveld knap: die ziet ‘gedachte’ waar de schrijver zelf niets dan nonsens ziet)....... ‘Uit dit verhaal spreekt heilige liefde voor de Kunst; soms wordt de gloed hartstochtelijk en neemt de bezieling een hooge vlucht (och, arme Krino! ik krijg met je te doen: 't is of men Smit Kleine hoort) dan vloeien waarlijk schoone verzen uit Guido's pen en is hij meester over den vorm.’ (Hee, en die Fiore heeft gezegd, dat Guido het beste Hollandsch schreef van alle levende dichters, hoe zit dat?) ‘Vooral is dat het geval, waar hij als hekeldichter optreedt en met verontwaardiging spreekt over de ontaarding der kunst.’ (Dat 's een goeje slotzin; nou, dag Krino! 't is een zachte dood voor je geweest: we hebben geen tijd om ons langer met je op te houden: er zijn betere dingen te doen.) |
|