Julia (onder ps. Guido)
(1885)–Willem Kloos, Albert Verwey– Auteursrecht onbekend
[pagina 11]
| |
De koren te hooren,
Die klinken in 't woud!
De kruinen der duinen
In 't verre verschiet,
Ze grijzen en deizen
In nevelig niet.
Nu de avond zich lavend
Verbreidt over al -
Haar blikken verkwikken
Het dampende dal.
Zie... feeën betreeën
Het mollige mos,
En glijen in rijen
Door 't schemerend bosch.
Ze tooien de plooien
Van 't waivend gewaad,
Met bloemen, te noemen
Bij 't zuiverst brokaat.
Ze gooien en strooien
Die kwistig in 't rond
En blozen bij 't koozen
Met rozigen mond.
En springen en zingen
Nu zangen zoo zacht
| |
[pagina 12]
| |
Die ruischen en suizen
Door 't ruim van den nacht.
De boomen ook droomen
Van komende rust,
En nijgen hun twijgen
In sluimerens-lust.
En wuiven hun kuiven,
Als wilden ze zacht
De starren verwarren,
Die staan op de wacht.
|
|