Julia (onder ps. Guido)(1885)–Willem Kloos, Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende V. Liefdesopenbaring. Wij gingen door de gaarde Met stille stappen om - Wij zagen naar de sterren, Maar bleven beiden stom. Wij zagen naar elkander, Verscholen van ter zij, Ik zag haar oogen glinsteren, Maar droomend zwegen wij. Zij bukte naar een bloempje, En trok de blaadjes los, En telde ze zacht bij zich zelve, En... was dat niet een blos? Totdat wij ginds in 't donker, In schaduw van 't priëel, Den nachtegaal zingen hoorden, Met kwetterend gekweel. [pagina 8] [p. 8] Toen drong zij dichter tót mij... Ik voelde haar harte slaan... Wij zagen elkander weenen - En hadden 't op eens verstaan... Wij hadden 't al lang geweten, Maar hadden 't nooit gezeid, Doch nu wij 't eenmaal zeiden... Nu was 't voor de eeuwigheid! Dat wisten de bloemen allen, Die uit het groen tapijt De teedere kopjes hieven, In lispelend jolijt - Dat wisten de kalme sterren, Die vlamden tusschen 't loof - Dat wist het ruischende beekje, In gindsche kleine kloof. O, bloemen, en sterren en beekjens, Geurt, glanst en ruischt altijd - Want wij zullen elkander beminnen Van nu tot in eeuwigheid! Vorige Volgende