Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] XLIV. IN MEMORIAM. A. d. R - K. Obiit 1873. Vrouw grandioos, die waart me een wonder, heerlijk, In 't ver Verlêen, toen ik, nog maar een kindje, Te beven zat op 't flauwelijkste windje Van menschelijke kwaad- of goedheid, zeerlijk Geplaagd door menschjes, die mij ruw, - mij, deerlijk, Diep-voelend kind, - behandelden, mij, kindje, O, doodlijk-eenzaam, al te arm, àl te arm kindje, Dat toch zich zelf voelde in zich zelf zoo heerlijk. O, sinds zoo lang reeds doode vrouw, die mij Hielpt in mijn klein ellendig-doodsch bestaantje, Vaak met een zak vol koekjes, dat ik blij Afveegde 't allerlaatst-verkropte traantje, En dan ging vroolijk zingen in de huisgang, Door wat ik voelde... O, 't Leven is een Kruisgang! Vorige Volgende