Honderd verzen en Okeanos(1909)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] XXIX Mijn oogen branden Met felle randen... De klokken luien, luien mij uit. Mijn klamme handen Betasten de wanden... De klokken luien, luien mij uit... Wàt toch dat luien in g;óds-naam beduidt... O, om een slag, Die op eens mij versloeg! O, om een dag, Dien ik niet meer verdroeg! Warende waduwen walmen mij om... Dwalende schaduwen staren daar stom... De klokken luien, luien mij uit... Heffende handen rekken gestrekt, Vragende vormen worden gewekt... O, wat dat luien, dat luien beduidt... De klokken luien, luien mij uit. Vorige Volgende