Okeanos-fragmenten
(1971)–Willem Kloos– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
I.336[regelnummer]
Zeus zag 't en op zijn oogen viel
En op zijn ziel de halfgeheven slip
Terug: maar in zijn binnenst gloeide een drang
Een groote drang naar daden en hij sprak:
340[regelnummer]
‘O harten, wufter dan de lichte pluim
Die op den adem vaart des winds. O hoofden,
Bekranst met rozen, waar de lauwer voegt!’
| |
II.Zooals wanneer bij starrenloozen nacht
In 't stormig herfstgetij de wilde orkaan
345[regelnummer]
Loeidavert door de rondom-donkre ruimt...
Men ziet niets, hoort slechts 't donderend geklots
Der waatren en het klagelijk getier
Des nachtgods rukken door het gierend want;
Tot dan op eens een bliksem zikzakt snel
350[regelnummer]
Langs 't zwarte uitspansel wijd en flikkrend zet
Den heelen hemel in een vloed van licht.
|
|