De Hollandsche expansie in de zestiende en zeventiende eeuw en haar weerspiegeling in de hedendaagsche Nederlandsche dialecten
(1927)–G.G. Kloeke– Auteursrecht onbekend
[pagina 147]
| |
Een aanvulling van de muis-huis-kaartDe commentaar op de muis-kaart heeft in de loop der jaren nogal eens aanvallen te verduren gehad. Een impulsief man als Van Ginneken heeft hem indertijd zelfs gekenschetst als ‘een betreurenswaardige afgrond van menschelijke dwalingen en onmethodische willekeur’Ga naar voetnoot1. Van de kaart waarop deze commentaar gebaseerd was kan men echter over het geheel zeggen dat zij de kritiek van de ‘grongaerde’ heeft doorstaan. Rekening houdende met enige opmerkingen van geleerden, die ‘haren sin daer toe keeren, dat si begripen hoveschelike’ heeft de ontwerper der kaart zich dan ook verstout om kort na de oorlog een klein huis-kaartje te vervaardigen waarop de situatie volgens de stand-derwetenschap-omtrent-1945 is bijgewerktGa naar voetnoot2. Mocht hij daarbij de hybris hebben gehad, te menen dat - na een openbaarheid van een kwarteeuw en de kritische monstering door zoveel geleerde ogen - de kaart nu wel in hoofdzaak als ‘juist’ zou kunnen worden aanvaard, dan werd die overmoed toch weldra getemperd door de ontdekking van de tweede ondergetekende (juist vóór tot publicatie van de herdruk in Herkomst en Groei van het Afrikaans kon worden overgegaan), dat de kaart een leemte vertoonde in Holland-zelf, nl. voor Voorne-Putten. Aan de tot haar gerichte uitnodiging om haar aanvullende gegevens nader in een scriptie uit te werken heeft zij gaarne voldaan. Daar echter de publicatie dezer gespecialiseerde studie voorlopig niet mogelijk is, leek het gewenst om althans enkele hoofdzaken eruit mee te delen, opdat een ieder in staat kan worden gesteld de daaruit voortvloeiende correctie op de muishuis-kaart aan te brengen en het nieuw-gevondene aldus te verwerken, | |
[pagina 148]
| |
dat ook de commentaar in de ‘Expansie’ hiermee kan worden aangevuld. We mogen als bekend veronderstellen, dat de oude huis-muis-kaart alleen voor de noordoostelijke provinciën (waar het trouwens voor het betoog in de allereerste plaats op aan kwam) op mondelinge enquête van gemeente tot gemeente berust en dat voor de rest van het Nederlandse taalgebied in hoofdzaak met het bekende schriftelijke onderzoek ‘Dialectgeografie in zakformaat’ (1923) en voor Zuid-Nederland met de enquête-Grootaers moest worden volstaanGa naar voetnoot1. Zo kon het gebeuren dat voor Voorne en Putten alleen gediftongeerde vormen op de zeef zijn blijven liggen evenals voor de aangrenzende eilanden Rozenburg, IJselmonde en de Hoekse Waard. Voor de laatste drie is de conclusie van diftongering, ook bij nadere mondelinge enquête, juist geblekenGa naar voetnoot2, voor Voorne en Putten echter slechts ten dele: alleen Brielle, HeenvlietGa naar voetnoot3 (dorp), GeervlietGa naar voetnoot3, Hellevoetsluis en Nieuw-Helvoet hebben uitsluitend diftongische vormen (in Oost-Voorne, Rockanje en Spijkenisse zijn de monoftongen bezig te verdwijnen, maar toch nog wel te constateren). Het zou ons te ver voeren om hier de lotgevallen van alle î- en û-woorden (het questionnaire van de tweede onderget. bevat er een kleine 200) te bespreken. We willen volstaan met de opmerking dat men over het algemeen (evenals elders) een zeker parallelisme bij î- en û-woorden kan constaterenGa naar voetnoot4. Men wete dat de monoftongen op deze eilanden over het algemeen kort en enigszins open (populair gezegd: wat dof) worden uitgesproken, dus huus ongeveer als hus en ies ongeveer als is. Dit ‘ongeveer’ kan echter slechts de indruk weergeven van de buitenstaander. De meesten van de ondervraagden waren verontwaardigd als de ondervraagster niet | |
[pagina 149]
| |
terstond het voor vreemdelingen zeer moeilijk waar te nemen verschil opmerkte tussen ‘het spῐt me’ en ‘ik heb 't spit in mijn rug’ of tussen ‘hŭd’ (pellis) en ‘hut’ (casa). De woorden van de ui2-groep (fluit, spuiten, enz.) hebben in verreweg de meeste gevallen een duidelijke diftong, ook in de monoftongerende dorpen. Men wordt onwillekeurig aan de toestand in het 18de-eeuwse Rotterdam herinnerd, waar men volgens Séwel tot diep in de 18de eeuw nog de monoftongische uitspraak handhaafde, hetgeen gepaard ging met een merkwaardig consequent gehandhaafde spelling van euy voor de ui2. Ook in andere opzichten passen de toestanden op Voorne-Putten bij de situatie die men voor het 17de- of 18de-eeuwse continent van Zuid-Holland mag veronderstellen. Zo komt de uit Den Haag bekende verkorting voor k o.a. reeds sprekend aan het licht in de Brielse keuren (gelick, spickeren). De meeste woorden, waarin volgens de spelling verkorting van de klinker heeft plaats gevonden, hebben dit vóór k. De ontdekking van een niet-diftongerend plattelandsgebied als het ware onder de rook van Rotterdam is van principiële betekenis omdat daardoor weer eens wordt gedemonstreerd, hoe taalkundige oudheden zich tot in de allermodernste tijd onopgemerkt kunnen handhaven zelfs in gebieden, waar men, vanuit de studeerkamer, bij oppervlakkige beschouwing der landkaart nivellerende ‘verkeers’invloeden zou verwachtenGa naar voetnoot1. Het zou een goede les kunnen zijn om zich bij het cartografisch werk steeds zo min mogelijk te laten beïnvloeden door vooropgezette ‘theorieën’ (al valt dit wel moeilijk). Had echter de eerst-ondergetekende bij het min of meer mechanisch ontwerpen van zijn eerste kaart toevallig wat meer gedacht aan de theorie van het gelijkop-gaan der î- en û-diftongering, dan zou hij wellicht wat serieuzer rekening hebben gehouden, met de oude constatering van Te Winkel, die op zijn kaart van de germ. î het grootste gedeelte van Voorne en Putten reeds (terecht) als niet-diftongerend kenmerktGa naar voetnoot2. | |
[pagina 150]
| |
Ondertussen lijkt de toestand in Voorne-Putten een nieuw argumen te zijn voor de vroeger geuite veronderstelling dat ‘in Montanus' tijd geheel Zuid-Holland één homogeen monophthong-gebied gevormd zou hebben’ (Expansie 102). Dit sluit diftongering bij de hogere standen niet uit. Maar van Borger (zie Ts 69) hebben wij geleerd dat in de tweede helft van de 17de eeuw zelfs in Den Haag de monoftongische uitspraak nog niet uit de mode was. Men zou kunnen zeggen dat de toestand in het 17de-eeuwse Den Haag ongeveer overeenkomt met die in het 20ste-eeuwse Spijkenisse. Een bevredigende technische verbetering van de oude muis-huiskaart (en van de later in Herkomst en Groei uitgegeven huis-kaart) kan men met de hand eenvoudig aanbrengen wanneer men het op bijgaand kaartje gepunteerde gebied als ‘rood’ op de grote kaart overbrengt. Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de met een pijltje gemerkte plaatsen (zijnde Oost-Voorne, Rockanje en Spijkenisse) de monoftongen sterk op hun retour zijn en dat Spijkenisse weliswaar nog mŭs zegt, maar dat naast hŭs de vorm huis er reeds tamelijk verspreid is.
G. Kloeke en Ans de Knegt. | |
[pagina *1]
| |
[pagina *2]
| |
|