Herkomst en groei van het Afrikaans
(1950)–G.G. Kloeke– Auteursrecht onbekendG.G. Kloeke, Herkomst en groei van het Afrikaans. Universitaire Pers Leiden, Leiden 1950
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Herkomst en groei van het Afrikaans van G.G. Kloeke in de eerste druk uit 1950.
redactionele ingrepen
p. 323: noot 403 heeft geen nootverwijzing in de tekst en is daarom door de redactie onderaan de pagina geplaatst.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, IV, VI, 376) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
[pagina III]
HERKOMST EN GROEI VAN HET AFRIKAANS
DOOR
G.G. KLOEKE
UNIVERSITAIRE PERS LEIDEN
LEIDEN - 1950
[pagina VII]
INHOUD
Bladz. | |
---|---|
Voorbericht | xi |
EERSTE HOOFDSTUK
Prealabele problemen
1. | Ras en taal, stam en taal | 1 |
2. | Het Afrikaans is in beginsel een Germaanse taal | 10 |
3. | Welke Germaanse taal heeft het fundament van het Afrikaans geleverd? | 10 |
4. | Enige opmerkingen omtrent Hoogduitse of Nederduitse invloed op het Afrikaans | 12 |
5. | Het assepoester-karakter van het Nederduits | 14 |
6. | Nadere karakteristiek van het Hoogduits of ‘Schriftdeutsch’ | 20 |
7. | Formeel-kenbare Duitse ontleningen | 25 |
8. | Het bloed gaat andere wegen dan de taal; ‘Blutsanteil’ is niet gelijk of evenredig aan ‘Kulturanteil’ | 29 |
TWEEDE HOOFDSTUK
Op zoek naar het stamland van het Afrikaans
1. | De diftongering van de Oudgermaanse î | 41 |
2. | De diftongering van de Oudgermaanse û | 47 |
3. | Het gedrag van oorspronkelijk lange vocalen voor umlautsfactor | 54 |
4. | Herkomst van de lange Afrikaanse aa | 56 |
5. | Oude gevallen van lange vocalen mèt umlaut; de doubletten laag/leeg | 63 |
6. | De intervocalische d | 69 |
[pagina VIII]
Bladz. | |||
---|---|---|---|
7. | Tweeslachtige representatie (oo en eu) van oude gerekte u (o) (type Afr. koning enz. tegenover heuning enz.) | 73 | |
A. Botter ‘boter’ (78), B. Deur ‘door’ (85), C. Geut ‘goot’ (85), D. Heuning ‘honing’ (85), E. Koning (88), F. Meule ‘molen’ (89), G. Neut ‘noot’ (91), H. Skottel ‘schotel’ (91), I. Vul(le) ‘veulen’ (92), K. Vogel (92), L. Voor (93), M. Woon ‘wonen’ (94), N. Sog ‘zeug’ (94), O. Somer ‘zomer’ (97), P. Seun ‘zoon’ (98), Q. Korte samenvatting (98) | |||
8. | De gerekte vocaal van Afrik. (vuur)herd, werd enz. tegenover die van aarde, waarde enz. | 100 | |
9. | Niet-gerekte er en ar voor consonanten | 111 | |
A. Dwars (119), B. Gars ‘gerst’ (119), C. Sterk (119), D. Ertjie ‘erwt’, verf (121), E. Tarwe (121) | |||
10. | Woorden met leestaal-or voor labiale of vélaire consonanten | 123 | |
11. | De ontwikkeling ûw>ou; doubletten van het type waarskou-waarsku | 124 | |
12. | Diminutiva; de beklemtoonde vocaal van bietjie en trapsuutjies | 131 | |
13. | Participia | 141 | |
14. | Ingwaeonismen | 145 | |
A. Dog ‘dacht’ (147), B. Klawer ‘klaver’ (148), C. Hiel (151), D. Wiel (151), E. Kies (152), F. Rug (156), G. Bul ‘stier’ (158), H. Leer ‘ladder’ (158) | |||
15. | Niet-dialectische woorden waar het tegendeel verwacht kon worden (herkou, naaf, trog, sewe) | 162 | |
A. Herkou ‘herkauwen’ (162), B. Naaf (163), C. Trog (166), D. Sewe ‘zeven’ (166) | |||
16. | Typisch Hollandse of althans ‘westelijke’ woorden | 170 | |
A. Akker ‘eikel’ (170), B. Gras (174), C. Merrie (174), D. Ooi (177) | |||
17. | Niet-Noordhollandse verschijnselen als koei en nuut | 178 | |
A. Koei ‘koe’ (178), B. nuut-nuwe ‘nieuw-nieuwe’ (181) | |||
18. | Diverse verschijnselen | 185 | |
A. Aan (186), B. Bleik-teiken ‘bleken-teken’ (191), C. Burg ‘gesneden mannelijk varken’ (193), D. Dinsdag (193), E. De geronde vocaal in gunter (194), F. Hings ‘hengst’ (197), G. Waai ‘knieholte’ (197), H. Mossie ‘mus’ (199), I. Rot ‘rat’ (200), K. Reun ‘ruin’ (200), L. Spinnekop ‘spin’ (202), M. Ta en même ‘vader en moeder’ (202), N. Vat ‘grijpen, nemen’ (203), O. Vleis ‘vlees’ (204), P. Vremd ‘vreemd’ (204), Q. Sens ‘zeis’ (204) | |||
19. | Voorlopig resultaat van het taalgeografisch onderzoek | 206 |
[pagina IX]
DERDE HOOFDSTUK
Precisering van het probleem; berust het Afrikaans op de organische ontwikkeling van één enkel dialect?
Bladz. | ||
---|---|---|
1. | Inleidende opmerkingen | 208 |
2. | Invloed van oostelijke dialecten? | 209 |
3. | De positie van het Utrechts | 210 |
4. | Zeeuwse reminiscenties (met een uitweiding over de taal der kleurlingen) | 211 |
5. | Invloeden van het Vlaams? | 220 |
6. | De verhouding tot het Brabants | 222 |
7. | Het Afrikaans is niet karakteristiek-Noordhollands gekleurd, maar toont de meeste verwantschap met het dialect van zuidelijk Zuid-Holland | 225 |
8. | Tweeslachtigheid van het Afrikaanse taalsysteem: ‘deftige’ en ‘gemeenzame’ taal | 226 |
VIERDE HOOFDSTUK
De Zuidhollandse dialectinvloed getoetst aan de herkomst der immigranten
1. | De geslachtlijsten Colenbrander-De Villiers | 229 | |
2. | Stand van de Kaapse bevolking anno 1664 | 237 | |
A. Inleidende opmerkingen (237), B. De volledige tekst van de monsterrol-1664 (238), C. Rangschikking der blanke bevolking volgens herkomst (257), D. De vrije luiden en hun vrouwen (259), E. De dienaren der vrije luiden (265), F. De kinderen (266), G. De slaven en de theorie van het Maleis-Portugees (275) |
VIJFDE HOOFDSTUK
De taal van de pioniers
1. | De taal van Jan van Riebeeck | 289 | |
A. Inleidende opmerkingen (289), B. Grammaticale verschijnselen (292), C. Diverse taalverschijnselen in alfabetische volgorde (301) | |||
2. | De taal van Fredrick de Smit | 308 | |
A. Inleidende opmerkingen (308), B. Grammaticale verschijnselen (309), C. Diverse taalverschijnselen in alfabetische volgorde (315) |
[pagina X]
Bladz. | |||
---|---|---|---|
3. | De taal van Pieter van Meerhoff | 322 | |
A. Inleidende opmerkingen (322), B. Grammaticale verschijnselen (324), C. Diverse taalverschijnselen in alfabetische volgorde (328) | |||
4. | Samenvatting: summiere karakteristiek van de taal die anno 1662 als toonaangevend werd beschouwd | 330 |
ZESDE HOOFDSTUK
Groei van het Afrikaans
Hollands en Hollands-in-vreemde-mond als componenten | 333 |
Besluit | 354 |
Summary | 359 |
Afkortingen | 365 |
Register | 369 |