Gedichten(1792)–Joannes Petrus Kleyn, Antoinette Kleyn-Ockerse– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] Aan Elize. Bij mijn' geboortedag. Gelijk de regen der Natuur In de aarde nieuwe kragten giet, En, ongemerkt, van uur tot uur, Het leven vaster wortels schiet; Ook zoo versterken zich de jaaren In ons; het bloed stroomt ons door vaster aêren, En elke kleine zenuw toont, Hoe zeker 't leven in ons woont! De dertig jaaren zijn vervloogen: En nog versterken zich onze oogen; [pagina 115] [p. 115] 't Versterkt zich alles, − en de Man Torst pakken, die geen jong'ling heffen kan. De tijd verwisselt achter in zijn' kringen; 't Gevaar wast aan, bij ieder jaar; En de op zijn' toon gespannen snaar, Hoe schoon van klank, is zelden vrij van springen! Natuur! is dit uw onverwrikb're wet, Waar door ge in ons, in alles, 't leven paalen zet? Wat is ze? een straf? of gaaft gij haar ten zegen? − Maar waarom knakt ge een bloem, nog pas versterkt door regen? Of wilt ge 't nietige der aarde ons toonen? Ons leeren, dat wij hier in tenten woonen? Gindsch is ons huis! wel hem die, onverwijld, Naar beter kusten zijlt! − [pagina 116] [p. 116] Zie, mijne Elize! dertig jaaren Zijn me, als een droom, voorbij! 'k gevoel de magt Van 't leven sterker woelen door mijne aêren: Ik leef in al mijn kragt! Maar – in wiens hand?...Hij, die de Hemelingen, En 't laagste wormpje schiep, Die, in hun kringen, De waerelden regeert! – Hij, de Opperheer Van alles, wenkt! en wormpje en Hemel is niet meer. Kom, dierb're Deelgenoote van mijn lot! Elize! maken wij, nog heden, Een nieuw verbond met God! En laten feestgezang en gebeeden Zich paaren! – o, zo roei ik, morgen ook, gerust, Van hier naar beter kust! Vorige Volgende