Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van Pasais (ca. 1890-1900 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van Pasais
Afbeelding van Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van PasaisToon afbeelding van titelpagina van Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van Pasais

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.48 MB)

Scans (49.28 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van Pasais

(ca. 1890-1900 )–W. Klarenbeek–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

Hoofdstuk XIV
Nora's wraak.

't Was de laatste nacht dien Arnulf, broeder Celasius en Jehan in de hut zouden doorbrengen. De overigen waren een klein eind verder gegaan om daar een ruimere woning te betrekken, waar tevens gelegenheid was de paarden op stal te brengen en van het noodige te voorzien.

Reeds vroeg hadden allen zich ter rust begeven - aandoeningen vermoeien veeltijds ook - en broeder Celasius verkondigde zijn diepen slaap door een welluidend gesnork. Ook Arnulf sliep vast na zooveel afmattende koortsen.

Nora had zich naar haar eigen legerstede afgezonderd, en alles scheen in de diepste rust in de verwoeste stad, die nog eerst weinige dagen geleden zulk een rumoerig tooneel van vernieling en verderf aanbood.

Alles scheen in de diepste rust. Maar haat en wraakzucht waakten.

In Nora's oogen geen wenk van slaap.

[pagina 96]
[p. 96]

Hare hand woelt in haar kleeding en vat een sierlijk stilet.

Een kleine, puntige, vlijmscherp geslepen dolk met fraai bewerkt zilveren handvat is een gevaarlijk wapen in de hand van haar, die zich door de twee machtigste van alle hartstochten blindelings laat medesleepen.

Zij weet waar haar vijand zich heeft nedergelegd. Zij kent juist de plek, waarheen zijn hooft is gericht, zij weet welke houding zijn lichaam heeft aangenomen - voorwaar ze zal niet dwalen in het opsporen van de plaats waar zich zijn hart bevindt.

Het duurt nog eenige uren voordat de maan opkomt.

Ze zal wachten tot allen in gerusten slaap zijn verzonken, maar niet al te lang, opdat niet somigen door een of ander licht geritsel ontwaken, of dat het maanlicht haar plan niet verijdele.

Zou er niets zijn, dat hare hand of haren voet tegenhoudt?

Is haar geen afschuw voor het kwade ingeboezemd? Zeker. Maar ze bespeurt hier geen eigen kwaad. Ze ziet alleen Arnulfs kwaad, waardoor hare moeder verhongerde.

Daarenboven weet zij dat Jehan hem haat, al begrijpt ze niet waarom.

Jehan, dien zij ondanks het plompe en burleske der huwelijkscomedie als haar wettigen echtgenoot beschouwt, zal haar daad goedkeuren, zelfs al wordt zij ontdekt. Dat zal voor haar voldoende zijn.

Welk een genot van zijne lippen den lof te vernemen, dat zij hem een grooten dienst heeft bewezen, dat zij een goede daad heeft gedaan!

[pagina 97]
[p. 97]

En zij grimlacht bij de gedachte in welke bewoordingen hij haar die goedkeuring, die haar een hemelsch genoegen verschaffen zal, zal mededeelen.

Denkt ze dan niet aan hetgeen haar is verhaald over de straf voor het kwaad? Zeker. Maar ze heeft alles wat haar werd geleerd niet in zijn geheele uitgestrektheid begrepen. Ze heeft gehoord van straf. Welnu, zij juist zal den schuldige zijne straf toedienen.

Denkt ze dan niet aan hare moeder? Juist aan haar moeder denkt zij, hoe die leed en ineenkromp van pijn en terwille van de baldadigheid van dien jongeling den geest gaf, en haar, arm verlaten kind, alleen liet.

Denkt ze dan niet aan haar eigen toekomst, waarin ze geen zielsrust zal genieten bij de gedachte aan het gruwzaam feit dat ze gaat bedrijven? Zeker. Maar is er hatelijker gemoedstoestand dan die waarin zij thans verkeert, onophoudelijk door felle driften geslingerd, onophoudelijk kampende met het gefolterde hart. Alles, alles, ook het afgrijselijkste is beter dan een bestendiging van die stemming. Daar moet, daar zal een einde aan komen. Een vreeselijk einde.

Zij rijst op om een begin aan dat einde te maken.

Zij treedt naar buiten. 't Is donker, gelukkig! zeer donker.

Is dat niet de zware zucht van een mensch in hevige benauwdheid?

Zij aarzelt, en durft niet voortgaan.

Het geluid doet zich nogmaals hooren. Neen 't is geen zuchten, 't is het geschuif van den nachtuil tusschen de puinhoopen der eenmaal zoo trotsche stad.

[pagina 98]
[p. 98]

Zij luistert verder: Is dat niet het laatste gereutel van een stervende?

Weder aarzelt zij en blijft stilstaan.

Zij verneemt nogmaals het geluid. Neen 't is geen doodsgerochel, 't is eenvoudig gekwaak van den kikvorsch in de nabij zijnde gracht. Bange Nora! Bespottelijk angstig meisje, voorwaarts!

Daar nadert zij de hut. Binnengetreden blijft zij staan. Licht kan zij zich niet verschaffen, maar haar gehoor is scherp en geoefend. Die daar ter linkerhand snorkt is broeder Celasius, dat kan ieder dadelijk wel bespeuren. Daar recht tegenover haar slaapt haar trouwe vriend, wien zij een groot genoegen gaat bereiden. En daar aan hare rechterzijde, daar slaapt hij, de gehate, de driewerf vervloekte.

Waarvoor is haar anders het stilet in de handen gevallen - waarom is het haar als 't ware aangeboden, anders dan om het te gebruiken naar 't haar hart haar ingeeft?

Met een ijselijke bedaardheid knielt zij neder na onderzocht te hebben waar zij haar steunpunt zocht ten einde niemand te wekken.

Daarop tast ze voorzichtig langs het lichaam tot de plaats waar zich des menschen hart ongeveer moet bevinden.

Ze legt behoedzaam hare hand op de plaats, en waarlijk, ze voelt het kloppen. Daar, juist dáár moet ze treffen.

En den dolk met de punt ter plaatse brengende, stoot zij met allen macht en al de zwaarte van haar lichaam het vlijmend staal in de borst van den ongelukkige.

Ze hoorde een flauwen kreet en in het volgend

[pagina 99]
[p. 99]

oogenblik bevond ze zich reeds op grooten afstand van de hut.

De sluipmoordernaarster had inderdaad wel het hart weten te treffen.

Het bleef er stil gedurende het overige van den nacht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken