Van dien Jan Barends heeft Frans Hals een portret geschilderd, een portret, waarin het genie van dien schilder spreekt. Zie hem dáár, dien schoenlapper-scheepsbevelhebber, leunende op de vensterbank van zijn potkast, zijn grove hand rustende op de plank; een lang glas staat vóór hem, en hij lacht, zijn oogen lachen, alle spieren van zijn gelaat lachen, en zijn groote vilten hoed met breeden rand staat scheef op zijn hoofd. Frans Hals moet dit portret geschilderd hebben in een vroolijke luim, misschien dronk hij wel mede uit dat groote glas; het is een portret uit enkele penseelstreken bestaande, maar die enkele streken drukken het leven uit. Op den muur achter Jan Barends staat het monogram van Frans Hals, een F en een H saamverbonden.
De geschiedenis van Jan Barends is bekend, ten minste te Haarlem. Men vertelt, dat hij als schoenlapper den kost verdiende, zittende in den potkast van de Zwarte Hond; dat hij in den oorlog tegen Engeland onder den admiraal Tromp dienst nam op een oorlogsschip; dat hij door zijn moedig en dapper gedrag het bevel kreeg over het schip, waarop hij als bootsman diende; dat hij na het eindigen van dien oorlog naar Haarlem in zijn potkast terugkeerde en weer ging zitten schoenen lappen en dat hij bij het weder uitbreken van den oorlog als bevelvoerder op een oorlogsschip werd aangesteld, en eindelijk in een zeegevecht den heldendood sneuvelde.
De Heer P.H. Klaarenbeek, een vermogend inwoner van Haarlem, en tevens letterkundige, liet op eigen kosten in het huis van Jan de Lapper den boven beschreven steen plaatsen, en verheerlijkte 's mans nagedachtenis met het volgend gedicht, waarin de daden van dezen zonderlingen zeeheld bezongen worden.