vig en onophoudelijk gevloek, geraas, getier, gesnap en geweld, dat hier gemaakt werd, hoorden, zij luisterden met den grootsten aandacht, of zij van alle die gesprekken iets konden verstaan, maar dit was volstrekt onmogelijk; zij letteden aandachtig op, of de spreekers naar elkander lusterden, maar dit bespeurde men niet, elk hield een afzonderlijk gesprek, en wel met zulk eenen ijver, met zulke gebaarden, vjoeken en bevestigingen als of 'er meer dan tien geweest waren, die hunne gezegden trachten te wederleggen: hoe meer zij in ijver begonnen te blaaken, des te meer zetteden zij de kan, die elk half uur weder gevuld werd, aan hunne dorstige lippen. Barend had opgemerkt, dat een dikbuikig Heer, wiens aangezicht beplant was met zeer groote karbonkels, in den tijd van een groot half uur drie kannen had uitgedronken, of liever zonder te slikken in zijn keel had geworpen, welke wijze van drinken onder deze soort van menschen voor eene groote heldendaad gehouden wordt; de onbekende Heer verzekerde mede, dat die geene, welke sedert een vierde gedeelte van een eeuw voor groote drinkers bekend stonden, hier met achting en eerbied wierden behandeld, en dat aan hun boven aan de tafel eene vaste plaats was aangewezen.
'Er is dunkt mij, in 't gelaat van alle deze mannen iets, zeide de Baron, het geen ik niet kan uitdrukken, en schoon zij allen, even als andere menschen, in hun aangezicht verschillen, hebben