gen, en windhonden hij had, en voegde 'er ten slotte bij, dat hij niets anders deed als jaagen, vinken, vischen, en kwartels vangen.
Een van deze Heeren had de gewoonte om altoos zeer aandachtig en oplettend te zijn op alle menschen, welke hij ontmoette, zijn voornaamste studie, was om, zoo veel mogelijk, kennis te krijgen van het menschelijk hart, men kan dus begrijpen, met welk eene nieuwsgierigheid hij de gesprekken aanhoorde van een man die sprak zoo als hij dacht, die noch geveinsdheid kende, noch de intrigues der waereld, die nog even was als een nieuw gestempeld stuk gelds, het welk zijn munt onafgesleten vertoont, en niet is afgeschaafd, en afgeschuurd door de verkeering onder de menschen.
De Heer m.... van voorneemen zijnde om den Baron van nader bij te leeren kennen, te meer, om dat hij nog maar zeldzaam in de gelegenheid was gekoomen, om den Adel te beschouwen, zoo bood hij hem aan om hem des anderen daags al het merkwaardige van Utrecht te laaten zien, dewijl hij door zijne goede vrienden daar toe eene zeer geschikte gelegenheid had. De Baron maakte veele buigingen en nam zijn aanbod aan, hoe wel hij van ter zijde liet merken dat hij niet gaarn verkeerde met lieden die van geen Adel waren, vooral niet op publieke plaatsen - Mevrouw m.... eene trotsche Koopmans Dochter van Rotterdam, die zich met haare gansche familie op haar geld, dat juist niet over-