Etymologicum teutonicae linguae
(1972)–C. Kiliaan– Auteursrechtelijk beschermd4. Kiliaans etymologieënDat Kiliaan in de derde uitgave van zijn woordenboek veel belang hechtte aan de etymologie van de woorden, bewijst reeds de nieuwe titel Etymologicum Teutonicae linguae. Ook in zijn voorrede heeft Kiliaan bijna twee bladzijden nieuwe tekst ingelast om op het belang van de etymologie te wijzen. In de voorrede van 1588 had hij nog slechts enkele regels over dit onderwerp geschreven: ‘Etymologias si non omnes veras, saltem verisimiles, nonnullis vocabulis obiter adieci, fusiùs & copiosiùs in Etymologico Teutonicae linguae easdem & plures alias, Deo Opt. Max. fauente, enucleaturus’. Toen kondigde Kiliaan dus reeds zijn Etymologicum aan, waarin hij uitvoerigere en talrijkere etymologieën zou geven. In de voorrede op het Etymologicum verdedigt Kiliaan zijn soms uitvoerige etymologieën, die maar waarschijnlijk en niet volledig zeker zijn: ‘si philoglotto nimis curiosè scrutanti, longiùs, rationeque minus exacta, petitae videbuntur; is ne Varronis quidem, Isidori, aliorumque veterum coniecturas omnibus probari sciat’. Hierop volgen citaten uit Varro en Isidorus, die zeggen dat de oorsprong van vele woorden moeilijk te achterhalen is en dat ook heel wat woorden werden overgenomen uit een andere taal. | |
a) Verwantschap met andere talenEtymologie schijnt bij Kiliaan allereerst taalvergelijking betekend te hebben. In zijn voorrede schrijft hij immers na de teksten uit Varro en Isidorus, dat hij de Nederlandse woorden | |
[pagina 29]
| |
niet alleen vergeleken heeft met Hoogduitse, Saksische (die hij ook reeds op de vorige bladzijde bij de gewestelijke aanduidingen had vermeld) en Oudengelse of Angelsaksische woorden (‘quae cum Germanicis inferioribus siue Teutonicis, licet dialectis nonnihil mutatis, prorsus eadem sunt’), maar ook met Franse, Italiaanse, Spaanse, Latijnse en Griekse. Kiliaan ziet dus de oorspronkelijke stamverwantschap van de Germaanse woorden, maar maakt nog een onderscheid: de afkortingen ger. en sax. had hij ook onmiddellijk na het trefwoord gevoegd als gewestelijke aanduidingen en zo blijkbaar sommige Hoogduitse en Saksische woorden in de ‘lingua Teutonica’ opgenomen; als vergelijkingspunt voor de oorsprong van Nederlandse woorden in een andere taal geeft Kiliaan nu equivalenten voorafgegaan door de afkortingen ger., sax., ang(l)., gal., ital. en his(p). (een enkele keer nog andere, bijv. heluet., Zwitsers, en sued., vermoedelijk een drukfout voor sueu., Zwabisch, uit Sueuia) na de Latijnse synoniemen, waarbij soms ook een Grieks woord komt. Deze equivalenten vermeldt hij alleen om door vergelijking de verwantschap duidelijk te maken: ‘vt mutua linguarum collatione, illustriora fiant, quae alioqui obscura manerent’. In 1599 heeft Kiliaan veel minder ger.-equivalenten opgenomen dan in 1574: De Smet heeft in het Etymologicum voor de letters A tot G slechts 245 Duitse equivalenten geteld, terwijl het Dictionarium van 1574 er voor dezelfde letters niet minder dan 1142 gaf. Volgens De Smet bevat het Etymologicum daarentegen meer woorden met onmiddellijk na het trefwoord de vermelding ger., die hier echter een andere betekenis heeft dan in 1574Ga naar voetnoot58. Kiliaan verklaart verder de verwantschap van verscheidene Franse, Italiaanse en Spaanse woorden met Hoogduitse, Nederlandse, Saksische of Angelsaksische: de Franken die in Gallië | |
[pagina 30]
| |
en de Goten die in Italië, Spanje en Gallië geheerst hebben, waren Germanen en hebben in die landen vroeger een Germaanse, zelfs een ‘Nedergermaanse’ taal gesprokenGa naar voetnoot59. Verder dan een vergelijking met deze talen en met het Latijn en het Grieks wil hij niet gaan; het staat ieder echter vrij, de oorsprong en de verwantschap van de woorden nog verder te bestuderen ‘atque Babylonicum omne chaos perscrutando discutere’. Vaak geeft Kiliaan de equivalenten in de verschillende talen naast elkaar, zonder te zeggen in welke taal de oorsprong van het woord ligt; hij vond het blijkbaar al genoeg, op de overeenkomst en de (veronderstelde) verwantschap te wijzen:
Blaeuw, blauw. Caeruleus .... vulgò blauius Ga naar voetnoot60. germ. blavv: gal. bleu: ital. biauo: angl. blevve. Fel. Atrox .... gal. felon: ital. fello: angl. fell. gal. fel. i. iracundus. Galeye. Nauis longa .... vulgò galea .... gal. galee, gallere: ital. galea, galera: hisp. galera: ang. galye. Kruys. Crux .... germ. kreutz: gal. croix: ital. croce: hisp. cruz: ang. crosse. louen, lof geuen. Laudare .... germ. loben: gal. louer: ital. lodare: hisp. loar. Rijck. Regnum, imperium. germ. reich: sax. ryke: gal. regne, royaume: ital. regno, reame: his. reyno, reynado: ang. realme. Rijck. Diues .... vulgò richus. germ. reych: gal. riche: ital. ricco: hisp. rico: ang. riche. spien, spieden. Speculari .... vulgò spiare: vox gallis, hispanis, italis & anglis communis. gal. espier: ital. spiare: hisp. aspiar: ang. espie, spie. | |
[pagina 31]
| |
Soms echter geeft Kiliaan de taal van oorsprong aan, vaak met de verwijzing naar een auteur: Abd, abt. Abbas .... Abba Hebraicè vel potiùs Syriacè, pater dicitur. ger. abt: gal. abbé: ital. abate: hisp. abad: angl. abot. Gans, ganse. Anser: ganza vox veterum Gallorum siue Germanorum, apud Plinium. ger. ganss: hisp. ganso: ang. gose, geese. Karmesijn, karmesijnen kleed. Vestis purpurea ...: Arabicè kermez. vulgò Carmesinum dictum, quod fiat ex vermiculo qui Poenorum lingua carmen dicitur. gal. cramoisin: ital. chremesina: hisp. carmesi: ang. crymesin. Kercke (inquit P. Nannius in Miscel.) ex Graeco originationem habet, κυριακον. ger. kirch: heluet. kilch: sued. [lees: sueu.] kilch: ang. churche. kerck-misse, kerck-wijhinghe. Dies compitalitius ...: nempe ab initiatione templi: vulg festum siue solennitas dedicationis templi: plerumque kermisse dicitur. q.d. χαρμοσυνη, à gaudio nempe & laetitia. Schalonie. Ascalonia .... vulgò scalonia ..., ab Ascalone Iudeae opido dictum: Ascaloniensium enim regio, praecipuè fert caepas, teste Strabone. gal. escalotte: ital. scalogna: his. ascalonia: ang. scalion.
Soms ook vermeldt Kiliaan een overeenkomend Grieks equivalent zonder uitdrukkelijk te zeggen dat in deze taal de oorsprong van het woord ligt:
Adem, aessem. Anhelitus .... αθμος. i. vapor, exhalatio: αθμη. spiratio. Galle. Bilis, fel. χολη. quasi geale siue gheele. i. flauus. ita Becanus. germ. gall: ang. gall. Katte. Felis, aelurus. καττης. vulgò catus, & cattus: cata & catta. germ. katz: gal. chat: ital. gatto, gatta: hisp. gato, gata: ang. catte. | |
[pagina 32]
| |
klaghen, be-klaghen. Queri, ... κλαειν i. flere, plorare, eiulare. Raséren. Radere .... ang. rase: raser autem gal. i. tondere, attondere. ραιειν, abolere, delere .... Roncken. Rhonchissare ... & Crepare ..., ρογχαζειν, ρεγχειν. gal. ronfler: ital. ronsare. his. roncar.
Een enkele keer verwerpt Kiliaan de etymologie van zijn bron, bijv.:
Kandeel, suypen .... Vox kandeel, vt notat Adrian. Iunius, à κανδυλη Graecorum non abludit, olim in deliciis: cuiusmodi est Frisiis recepta warmeiaute, quod sonat calidum donum siue calidum scyphum, quasi θερμοδωρον. Posset tamen, salua Iunij opinione, dici kaudeel, quasi. dicas calidum: qua ratione Gallis chaudreau: & ang. caudel. cùm nos quoque vulgò huiusmodi sorbitiunculas warm, wat warms, hoc est, calidum siue calidi aliquid vocemus. vulgo caldellum. | |
b) Verklaring van de oorsprong in het Nederlands zelfVaak verklaart Kiliaan de oorsprong van een woord (niet altijd terecht!) uit een of meer andere Nederlandse woorden; soms vergelijkt hij ook nog met woorden in andere talen:
auend-ure. Euentus ..., vulgò auentura, dicitur autem auend-ure. dictionè merè teutonica, q.d. hora vespertina, auspicium vespertinum: vulgò auentura. germ. abentheur: gal. auanture: ital. auentura: hisp. auentura. Galerije. Pergula .... gal. gallerie: ital. galeria. dicitur gaelerije, q.d. gaenerije. n. in l. mutato, ab eundo, sicut Latinis ambulacrum, & Gallis pourmenoir, ab ambulando. Hoere, gheld-hoere. Meretrix .... dicitur Teutonicè hoere à hoeren, siue hueren, à conducendo, sicut | |
[pagina 33]
| |
Latinè meretrix, à merendo. quòd mercede suam exerceat militiam. Ouid. Stat meretrix certo cuiuis mercabilis aere. &c. germ. hur: angl. hoore, vvhore. Kermen, karmen. Lamentari .... q.d. ach-armen siue ke-armen. gal. guermenter. Koningh. Rex. dicitur koninck. q.d. konninck, à konnen, id est, scire: quòd Rex vera magica scientia imbutus esse debeat. Marc Tullius in diuinat. inquit .... Sic tres illi Reges qui Christo munera obtulerunt, magi. i. sapientes, philosophi, & teutonica lingua koninghen & wijse dicuntur. Aut à konnen, id est, posse, potentem esse, pollere: sicut Latini Potestates vocant Principes potentes. ger. koningh: ang. kingh. Konning autem ang. peritus, expertus dicitur. Pleyte. holland. Lis .... vulgò placitum. gal. plaid: ital. piato. his. pleyto. Placita autem in Constitutionibus siue Capitulari Caroli magni sunt vel iurisdictiones vel iudicia, vel conuentus ad disceptandas causas instituti: fortè à plaetse, id est, area, forum. waeter-not. j. minck-ijser. Tribulus aquaticus, q.d. nuces aquaticae. profert enim haec herba fructus auellanis nucibus maiores, & nigricantes.
Soms vermeldt hij ook voor de Nederlandse etymologieën zijn bron:
Lichaem. Corpus. Germani quidam superiores perfectiùs leychnam dicunt: à leych, quod nos vocamus lijck. i. cadauer, funus: qua etiam ratione Graecis σωμα, velut σημα, quasi animae sepulchrum, dicitur. Adrian. Iunius, Lud. Viues, ex Platone. Man. Vir, mas. germ. man: ang. man. Man (inquit Becan.) fit à men, id est. ago, duco: praecipuum enim viri est officium vt se & caetera omnia animalia ducat & gubernet. pis-bedde, pis-bloeme. Vrinaria .... gal. pissenlict: ital. pisso in à lecto: herba sic dicta, quod puerorum vesi- | |
[pagina 34]
| |
cas adeò repleat vrina, vt lectum dormientes commingant. Mat. Lobel. Rese, reuse. Gigas: .... à verbo rijsen, id est, in altum surgere. Ioan. Becan. schepenen. Duodecemuiri .... Schepen, inquit Adr. Iun. dicitur quasi dicas schaf-hin: quod huiusmodi Scabinis tradita fuerit à Carolo magno potestas interficiendi atque è medio tollendi, quod hin schaffen dicitur: erant autem iudices arcani, quibus ius ac potestas erat animaduertendi in periuros, aut temeratae fidei reos, aut facinoris compertos; inauditos atque indefensos. waerm-moes, waerm-moes-kruyd. Olus .... dicitur waerm-moes. q.d. calidum pulmentum: licet hac voce herbae non tantùm elixae aut coctae, sed frigidae & crudae etiam apud nos vocentur. Iodocus Badius Ascensius ... Olus, inquit, calidum sumi vult: inde Flandris pulmentarium calidum, etiam si frigidum sit, vocatur.
Een enkele keer geeft Kiliaan zonder kritiek twee tegenstrijdige verklaringen naast elkaar, bijv.:
Kallefaten, kalfateren, braeuwen de schepen .... kalefaten (inquit Adrianus Iunius, Animaduersorum lib. 5. cap. 6.) est consolidare & compingere hiulca, à καλαφατης, qua voce naupaegus vocatur, cuius munus est, nauis commissuras rimasque solidare stuppa aliáve materia. Kal-vaten Becano est nauem siue vas apparare ne aquam per rimas vllas admittat, eiq. vltimam manum imponere: dictione composita à kal & vat. gal. calfatrer, calfeutrer.
Dat Kiliaan soms een vetus-woord opnam, om er andere woorden door te verklaren, bewijst bijv.:
am. vetus. Nutritius; praefectus ...: qui pascit & regit: amo Hispanis dicitur: hinc conijcio etymologiam petendam harum dictionum, ambacht, am-man, ammaris: & | |
[pagina 35]
| |
harum similiter peregrinarum, ambassaet, ammirael, &c.
Merkwaardig genoeg geeft Kiliaan echter i.v. Amman twee andere verklaringen:
Amman, am-man. Praetor, praefectus .... vulgò -ammannus. Amman germ. Consul. Amman Petro Nannio altmannus, out-mannus & olt-mannus dicitur q.d. senex vir. Becano ampt-man. vide Am Ga naar voetnoot61.
Een ander voorbeeld van een vetus-woord als etymologische verklaring voor een ander woord, is het volgende:
Bof, boffe, pof. vetus. Bucca, buccarum inflatio, &c. boffen. Inflare buccas: & Iactare.
Blijkens de vermelding vetus kende Kiliaan bof niet in zijn eigen taalgebruik; hij nam het vermoedelijk enkel op om boffen te verklaren, dat hij wel kende. Over het algemeen zijn Kiliaans etymologieën dus compilatiewerk; hij nam vooral verklaringen over uit de hierboven vermelde auteurs die hij ook in zijn bronnenlijst heeft opgenomen: Iodocus Badius Ascensius, Ludouicus Vives, Mathias Lobelius, Petrus Nannius en vooral Adrianus Iunius en Ioannes Goropius Becanus. Volgens Storme zou Kiliaan door het Dictionaire francoislatin van J. Thierry op de gedachte gekomen zijn etymologie in zijn woordenboek op te nemen; Storme heeft in het Etymologicum verscheidene voorbeelden gevonden waaruit invloed van Thierry blijktGa naar voetnoot62. Zeker had Kiliaan het woordenboek van Thierry in 1574 al voor zijn eerste Dictionarium gebruikt, maar reeds vroeger kende hij andere woordenboeken die etymologieën gaven: het Dictionarium Latinogallicum van | |
[pagina 36]
| |
Estienne, dat hij in 1563-1564 voor Plantijn vertaalde, en het Dictionarium van Calepinus, dat een van de bronnen, zij het een secundaire, van het Dictionarium Tetraglotton (1562) wasGa naar voetnoot63. Verder verschenen bij Plantijn, Kiliaans werkgever, in 1569 de Origines Antwerpianae van Goropius Becanus. Het is dus moeilijk uit te maken welk werk de eerste etymologische belangstelling gewekt heeft bij Kiliaan. Uit zijn Leuvense studietijd aan het Collegium Trilinge had hij wellicht reeds zin voor taalvergelijking meegekregen. Bovendien stonden in de vergelijkende taalwetenschap, o.a. voor de studie van het Gotisch, de Nederlanden in de zestiende eeuw vooraanGa naar voetnoot64. |
|