Het geheim van den Canadees
(1917)–C.J. Kieviet– Auteursrecht onbekend
[pagina 253]
| |
Groot was de vreugde van het wederzien, en Carl's oogen schitterden van blijdschap. ‘Hans! - Hans Richter!’ riep hij me toe, zoodra hij me zag. ‘Ben je daar - levend? Hoe - hoe is dat mogelijk! Waar kom jij vandaan?’ ‘Springlevend, Carl, gezond en wel, en ik kom regelrecht uit Canada. Ik ben met de “Deutschland” mede geweest.’ En ik kuste mevrouw Heymann en drukte ook Herbert de linkerhand. Helaas, - de rechterarm was hem immers weggeschoten! Met deernis keek ik hem aan, den ongelukkigen invalide. Mijn weemoedige blik moest hem opvallen, want hij zeide: ‘Voor het vaderland, Hans! Als duizenden en honderdduizenden hun leven geven voor het Duitsche vaderland, zou ik er dan mijn arm niet voor over hebben?’ Ik zag, dat het IJzeren Kruis zijn borst sierde. En ik rilde, want ik haatte den oorlog, die mij mijn lieve ouders ontnomen had en zooveel nameloos wee bracht over geheel de wereld. ‘Naar Canada?’ riep Carl mij toe. ‘Wij dachten allen, dat je verongelukt waart. Ook mijnheer Paul Waller twijfelde daar niet aan.’ ‘Ga zitten, Hans, en vertel ons alles, wat er gebeurd is. Ik zal even aan mijnheer Waller telefoneeren, of hij gelegenheid heeft om hier te komen. Hij heeft in groote ongerustheid over je verkeerd.’ Geen kwartier later kwam mijnheer Waller reeds bij ons binnen, recht verheugd over mijn terugkomst. En toen wij allen gezellig bij elkander zaten, vertelde ik alles, wat mij wedervaren was. En allen waren geheel oor, en ik kon de verbazing op hun | |
[pagina 254]
| |
gezichten lezen. Den ganschen avond raakten wij er niet uitgepraat over. ‘Dus je gaat nu toch voor ingenieur studeeren?’ vroeg Carl. ‘Dat is heerlijk voor je.’ ‘Ja,’ zei ik, ‘dank zij de goedheid van Mrs. Bradford ga ik mijn studiën weer voortzetten.’ ‘'t Is een wonderbaarlijke historie,’ zei mijnheer Waller. ‘Je zoudt er wel een boek over kunnen schrijven, Hans! 't Lijkt wel een roman!’ ‘Dat hoop ik ook te doen, mijnheer,’ zei ik. ‘Zoodra ik kamers gehuurd heb en geïnstalleerd ben, ga ik er ongetwijfeld een boek over schrijven. Alles wat ik dit laatste jaar ondervonden heb, lijkt wel een droom, en is wonderbaarlijk van het begin tot het
EINDE.’ |
|