De doosjesboekjes
(1923)–C.J. Kieviet–
[pagina 29]
| |
[pagina 30]
| |
't VERVEELDE mijnheer Slurf in den dierentuin. Daarom vermomde hij zich als schooljongen en wandelde het hek uit. Hij kwam op een cricketveld
![]() en vond er veel pleizier in een partijtje mede te spelen. | |
[pagina 31]
| |
![]() | |
[pagina 32]
| |
ALLE jongens vluchtten. Toen kwam hij aan een diep water, waar de kinderen scheepjes lieten waren. ‘Wacht,’ dacht hij ‘ik zal groote golven voor hen maken.’ Hij sprong pardoes in het water. ‘Nu stormt het!’ dacht mijnheer Slurf. Een oude dame zag hem en zeide: ‘Jij bent geen schooljongen!’ ![]() | |
[pagina 33]
| |
![]() | |
[pagina 34-35]
| |
![]() Om haar te bewijzen, dat hij wèl een schooljongen was, ging hij grapjes maken. | |
[pagina 36]
| |
MAAR mijnheer Slurf werd er draaierig en duizelig van. Hij ging op een bank zitten, om wat uit te rusten. En daar hij honger kreeg, kocht hij een kleine versnapering. ![]() | |
[pagina 37]
| |
![]() | |
[pagina 38]
| |
![]() Heerlijk verfrischt besloot hij een paar tuinlieden een handje te helpen. | |
[pagina 39]
| |
Maar zij waren er hem niet dankbaar voor! ![]() | |
[pagina 40]
| |
![]() De oppasser zag hem en toen was het uit met de pret. |
|