| |
| |
| |
Vijfde hoofdstuk
Samba, de jonge neger.
PORT-SAID, de groote havenstad aan den mond van den alouden Nijl, werd niet zonder stoornis bereikt, want enkele uren voor de aankomst had een der matrozen het ongeluk, door een geopend luik in het ruim te vallen. Toen de dokter en de kapitein, die dadelijk gewaarschuwd waren, bij hem kwamen, vonden zij hem daar liggen met gespleten schedel, - dood. 't Was een nog jonge man. De kapitein noemde hem een van zijn beste matrozen en was zeer door het vreeselijk ongeval getroffen. Hij wist dat hij in Rotterdam een vrouw naliet met twee dochtertjes, die door zijn dood ongetwijfeld tot diepe armoede zouden vervallen.
Er heerschte groote verslagenheid op het schip, toen het gebeurde bekend werd. Ook Benito was diep onder den indruk, want hij kende den matroos zeer goed en had dikwijls een praatje met hem gemaakt. Toen het schip in de haven van Port-Said vastgemeerd lag, werden er twee personen van boord gehaald. De een was de dief, die door twee agenten naar een gevangenwagen werd gevoerd, om naar de gevangenis te worden overgebracht, de andere was de matroos, die zoo noodlottig om het leven was gekomen. In een ambulance werd hij naar het kerkhof gebracht, om daar den volgenden dag te worden begraven. Die plechtigheid werd door den heer Foestingh, den Kapitein en verscheidene officieren en passagiers bijgewoond.
De ‘Orion’ zou pas den volgenden dag, laat in den avond, de reis vervolgen, van welk oponthoud velen gebruik maakten om een bezoek te brengen aan de bekende pyramiden van Gizeh. Benito kreeg gemakkelijk verlof van zijn heer, om zich bij hen aan te sluiten. Hij stak zijn kleine piccolo bij zich, om zich onderweg wat op te vroolijken, want wat hij gezien had, was niet van opwekkenden aard geweest.
Eerst ging het tusschen de Arabische kooplieden door, die zich aan hen opdrongen, maar Benito had niet veel last van hen, want hij blies op zijn fluit en was er zoo in verdiept, dat hij oog noch oor
| |
| |
.... ‘jij mooi fluiten’, zei hij lachend
voor iets anders had. Maar dat veranderde plotseling, toen hij door een pikzwarten jongen bij zijn arm gegrepen werd. 't Was een negerjongen, ongeveer even oud als hijzelf, met een prachtigen krullekop. Kleeren had hij bijna niet aan.
‘Jij mooi fluiten,’ zei hij lachend, en hij trok zijn mond zoo wijd open, dat al zijn tanden en kiezen te zien kwamen. Hij zag er zoo grappig uit, dat Benito wel lachen moest, of hij wilde of niet.
‘Spreek jij Hollandsch?’ vroeg Benito.
‘Even goed dan jij,’ lachte de negerjongen. ‘Ik meester had, Ollanda, jager schiet op krokodil en leeuw, hij mij geleerd Ollanda, ik hem geleerd negertaal. Meester goed voor ik.’
‘Ben je nu nog bij hem?’
‘Meester weg naar Ollanda. Ik slaaf nu.’ Het gezicht van den jongen betrok.
‘Slaaf? Zijn er dan nog slaven?’ vroeg Benito verwonderd.
‘Samba!’ klonk plotseling een gebiedende stem.
De jongen haastte zich naar een Arabier, die op den steiger zat. De man had bloote armen en beenen. Dicht in zijn nabijheid stond een gesloten mand.
Toen Samba bij hem kwam, hief de man een karwats op en gaf den armen jongen een striem over den rug. Samba kroop ineen van de pijn, en Benito beefde van verontwaardiging. De Arabier sprak een paar woorden, en onmiddellijk begon Samba kunsten te maken. Hij liep op zijn handen, boog zich achterover tot zijn hoofd den grond raakte, en hep toen onder de passagiers rond, om geld in te zamelen.
| |
| |
Maar hij had weinig succes, evenals zijn meester, die de mand opende en op een fluit begon te blazen. Benito zag tot zijn verbazing, dat boven den rand een slangenkop te voorschijn kwam.
Doch de passagiers verlieten den steiger, want het werd tijd, om naar den trein te gaan. Ook Benito bedwong zijn nieuwsgierigheid en liep verder. Plotseling zag hij Samba weer naast zich, die hem weer bij den arm vasthield.
‘Jij mijn meester, ik worden jou slaaf,’ zei het negertje. ‘Ik niet blijven bij Hassan ben Abdullah, hij slaan, Samba jou slaaf worden. Ja?’
‘Wel neen, hoe krijg je het in je hoofd, Samba?’ riep Benito lachend uit ‘Hollanders houden geen slaven. Toe, ga naar Hassan, je meester, of hij zal je weer slaan.’
‘Samba toch worden slaaf van jou. Wanneer wegvaren die schip?’
‘Morgenavond laat, maar ga nu weg, Samba. Wat je vraagt is onmogelijk. Ga nu!’
‘Ja meester, Samba gaan. Toch worden slaaf van jou, niet blijven bij Hassan. Hassan slaan. Ik komen bij jou.’
‘Maar dat kan immers niet! Je wordt op het schip niet toegelaten.’
‘Toch komen bij meester,’ zei Samba.
Hij trok zijn mond weer tot een grijns en ging naar Hassan ben Abdullah terug.
‘Wat een vermakelijke nikker,’ lachte Benito. ‘Samba mijn slaaf. Hoe krijgt hij 't in zijn hoofd? Maar enfin, ik zou niet weten, hoe hij aan boord moest komen. Met zijn zwarte tronie zou hij dadelijk in 't oog vallen.’
Benito zette zijn fluit aan de lippen en volgde de anderen naar het station. De trein bracht hen naar Kaïro en vandaar ging het verder per tram naar Gizeh.
Daar zag hij ze, de geweldige bouwwerken uit de oudheid. Hoog verhieven zich de pyramiden in de lucht, en Benito hoorde vertellen, dat er in Egypte wel 70 à 80 van die koningsgraven waren, waarvan echter vele geheel of grootendeels bedolven onder het woestijnzand. Juist toen Benito, die met de andere reizigers een van de pyramiden beklommen had, weer op den beganen grond was teruggekeerd, zag hij tot zijn groote verrassing een karavaan voorbijtrekken. Dat vond
| |
| |
.... een bezoek gebracht aan de beroemde Sphinx
| |
| |
hij verbazend interessant, en velen van zijn reisgenooten namen er een of meer kiekjes van. Toen werd ook nog een bezoek gebracht aan de beroemde sfinx, dat reusachtige uit steen gehouwen beeld van een leeuw met een menschenhoofd. Het lag in een diepen kuil. Neus en baard waren geschonden en het lichaam was op verschillende plaatsen afgebrokkeld, maar het maakte toch nog een grootschen indruk.
't Was tegen dinertijd, toen zij aan boord terugkeerden. Groot was Benito's verbazing, toen hij werd uitgenoodigd in de hut van den Prins en de Prinses te komen, waar hij niet alleen de betuiging van hun dank in ontvangst moest nemen voor den hun bewezen dienst, maar hem ook een kostbare fluit in étui werd aangeboden, als stoffelijk blijk van hun dankbaarheid.
Hij begaf zich dadelijk naar zijn heer, om hem het mooie geschenk te laten zien, maar deze bleek er al alles van te weten.
.... daar zag Benito de zwarte snoet van Samba
Den volgenden avond werd de reis vervolgd. De duisternis was reeds gevallen, en 't was buitengewoon warm. De Europeesche kleeren waren opgeborgen en vervangen door de luchtige Indische gewaden. Iedereen liep in het wit gekleed. Benito ook. Hij stond bij de reeling om te zien, hoe de stad met haar duizenden lichtjes meer en meer vervaagde, en eindelijk begaf hij zich naar zijn hut, om op zijn nieuwe fluit te blazen. Pfff, wat was het daar warm. Hij wierp de patrijspoort open in de hoop, daardoor wat verkoeling te vinden. Het was voorschrift, als het schip hier of daar aan wal lag, de patrijspoorten te sluiten, omdat de
| |
| |
.... maar o wee, het deksel sprong open
ondervinding geleerd had, dat er wel eens dieven met bootjes het schip naderden en door de patrijspoorten naar binnen klommen, om weg te nemen wat van hun gading was.
Ja, de nachtlucht bracht inderdaad eenige verkoeling aan. Benito nam plaats op den rand van zijn bed, en blies op zijn nieuwe fluit. Wat een prachtigen toon bracht hij daaruit te voorschijn. Hij luisterde er zelf met het grootste genot naar.
Op eens schrok hij op door een menschelijk geluid, en toch was hij alleen. Zijn hut had hij zelfs op het nachtslot gedaan. Hij liet zij oogen dwalen door de kleine ruimte, maar kon niemand ontdekken. Er werd hardop gelachen. ‘Hahahaha!’ klonk het.
‘Spookt het hier?’ dacht Benito. ‘Ik ben toch alleen?’
‘Hahahaha!’ klonk het nogmaals. ‘Ik ben het, meester, ik jij slaaf worden.’
‘Samba? Ben jij het?’ riep Benito verwonderd uit. ‘Maar waar ben je dan?’
‘Samba hangen aan die schip. Kijken meester, voor die raam, hahaha!’ Inderdaad, daar zag Benito den zwarten snoet van Samba voor de patrijspoort, en het wit van zijn oogen en zijn witte tanden.
‘Hahahaha, dat meester niet gedenkt!’
Benito schrok ervan.
‘Hoe kom jij daar, Samba?’ vroeg hij.
‘Ik gewegloopt van Hassan ben Abdullah, ik geneemd een boot, ik gevaard naar die groote schip, ik touw met haak en langen stok met haak, langen stok hoog op gesteekt en haak met touw boven vast- | |
| |
gemaken aan stang, ik geklimd in die touw, want hier ik hooren die fluit, toen ik weten meester is hier, en ik kom bij meester, hahahaha! Samba is slim. Samba meegeneemd de mand van Hassan, hier, helpen, meester.’
.... de slang richtte zijn kop op
En meteen wrong hij een mand door de patrijspoort, die geweldig kraakte, omdat zij er maar ternauwernood door kon. Benito was wel genoodzaakt de mand met beide handen aan te grijpen om haar naar binnen te trekken. Maar o hemel, het deksel sprong open, en een groote slang glibberde langs zijn handen op den grond. Benito werd doodsbleek en kreeg er kippevel van. Hij liet de heele zaak met schrik op den grond vallen, en daar zag hij nog enkele van die gedierten te voorschijn komen.
‘Ga weg, Samba, ga weg!’ riep hij den nikker toe. ‘O, wat een monsters!’
‘Hahahaha,’ lachte Samba. ‘Samba niet weg kan, dan Samba verdrinken. Toen Samba in die touw klom, de boot wegschoppen. Drijft ver weg. Als Samba weg moet, hij vallen in die water en verdrinken. Samba komt bij meester. Samba slaaf van meester. Samba blij!’
Toen zag Benito, hoe de negerjongen een arm en zijn hoofd door de patrijspoort stak en glad als een aal of een slang, hu, Benito rilde, naar binnen gleed.
Samba kwam met een plof op den grond terecht, kroop tot voor Benito's voeten, bleef geknield liggen en stak zijn gevouwen handen naar hem op.
| |
| |
.... en weer wierp de negerjongen zich voor Benito op de knieën
‘Samba slaaf van Meester?’ vroeg hij, en zijn stem klonk smeekend.
Benito verkeerde in doodsangst vanwege de slangen, die over den grond kropen en hem elk oogenblik een doodelijken beet konden toebrengen. Om dus geen tijd te verliezen, zei hij met bevende stem:
‘'t Is goed, Samba, jij bent mijn slaaf. Pak nu eerst die slangen bij mekaar, stop ze in de mand en wring alles ten spoedigste door de patrijspoort naar buiten. Dan kunnen ze leeren zwemmen. Gauw, gauw, daar komt er een, - hu, hij kronkelt om mijn been...!’
Samba stond op, maar hij deed niet anders dan lachen, hahaha! ‘Meester op den grond moet zit!’ riep hij Benito toe, en hij drukte hem met zooveel kracht naar beneden, dat hij wel gehoorzamen moest. Die verschrikkelijke slang zat hem nog om zijn been.
Toen verwrong Samba de mand, tot zij haar ouden vorm weer gekregen had, en plaatste haar geopend midden op den vloer. Daarna gaf hij Benito de fluit in de hand en zei:
‘Meester spelen op fluit. Meester niet bangen, meester lachen hahahaha!’
Doodsbleek zat Benito met de fluit in zijn handen naar de slang te staren, die doodstil om zijn been gekronkeld lag.
‘Meester muzieken!’ lichte Samba, dat al zijn tanden en kiezen zichtbaar werden.
Opeens vermande Benito zich. Hij bracht bevende de fluit aan zijn lippen en blies een sleepende melodie.
De slang richtte zijn kop op, die zij op de maat van de muziek heen
| |
| |
en weer bewoog, 't leek wel of zij danste. Langzaam ontkronkelde zij zich, verhief zich al hooger en hooger, tot zij plotseling omhoog schoot en zich om Benito's hals kronkelde.
Benito slaakte een gil, maar Samba deed niet anders dan lachen. ‘Goed zoo, goed zoo,’ riep hij tusschen zijn lachbuien door, ‘slang denken meester is Hassan. Kijken, daar komt andere slangen ook. Zij ook denken meester is Hassan. Muzieken, meester, muzieken, anders bijten met vergiftige tanden, hahahaha!’
Wat Benito blies! Het eene stuk na het andere. Al wiegende met hun kop kwamen ook de andere slangen op Benito af. Twee kronkelden zich om zijn armen en twee om zijn beenen, steeds de koppen heen en weer wiegende. Samba zat op den grond te brullen van het lachen, maar den armen Benito brak het het angstzweet uit over zijn heele lichaam.
Eindelijk riep Samba hem toe:
‘Nu weinig muzieken, zacht muzieken, dan slangen kruipt in de mand, dan Samba deksel dicht.’
Benito begreep, wat hij bedoelde. Hij speelde eerst een korte, wilde melodie, en blies toen hoe langer hoe zachter en langzamer. Ha, hij herademde. De monsters begonnen zich te ontkronkelen, lieten hem eindelijk geheel los, en bewogen zich langzaam in de richting van de mand. Een voor een glipten zij er in en Samba deed er doodkalm het deksel op.
.... en verslond in minder dan geen tijd alles wat Benito
Benito had eenigen tijd noodig om tot zichzelf te komen.
‘Dat was verschrikkelijk, Samba,’ zei hij. ‘Waarom heb jij die beesten meegenomen?’
| |
| |
‘Zijn het giftige slangen?’
‘Ja, als zij bijt, meester doodgaan, maar zij nooit bijt. Hassan toovenaar.’
‘Jawel, maar ik niet. Gooi ze de patrijspoort uit, Samba.’
‘Neen, meester, Samba houden slangen lief. Samba weggeneemd van Hassan. Samba geven aan meester. Zij mooi danst, als meester op fluit blazen.’
‘En hoe kwam je aan de boot?’
‘Ook weggeneemd.’
‘Maar dat is stelen, Samba.’
‘Samba niet weten, wat stelen is. Samba maar een slaaf.’
‘Ja ja, 't is alles goed en wel, Samba. Maar hoe raak ik je weer kwijt? Hier kun je niet blijven.’
‘Samba niet kwijt willen. Samba blijven bij meester.’
En weer wierp de negerjongen zich voor Benito op de knieën en hief smeekend de beide handen naar hem op.
Toen kreeg Benito medelijden met den armen neger.
‘Nu, er zijn hier twee bedden. Blijf dan van nacht maar hier. Morgen zullen we wel verder zien, wat er gebeuren moet. Laten we nu gaan slapen, want het is al laat.’
De jongens begaven zich te bed, en Samba snorkte er weldra geducht op los, hij scheen zich van de dingen dezer wereld al bijzonder weinig aan te trekken, maar Benito was vol zorg en kon den slaap niet vatten. Uren lag hij wakker, tot hij eindelijk een goede oplossing meende gevonden te hebben. Hij werd al weer vroeg wakker door een overweldigende hitte, maar Samba scheen ook daar geen hinder van te hebben. Hij sliep nog als een roos, zij het dan ook een pikzwarte.
Benito waschte zich en kleedde zich zoo luchtig mogelijk. Toen ging hij naar de eetzaal om te ontbijten, en keerde met een goeden voorraad brood, vleesch en kaas naar zijn hut terug.
‘Hier roetmop! Wordt wakker en eet!’ riep hij Samba toe, die nog sliep. ‘En hier blijven, hoor, niet uit de hut gaan, of ze gooien je overboord in zee.’
‘Hahahaha!’ lachte Samba, die zich ook van deze bedreiging weinig aantrok. Hij stond op en verslond in minder dan geen tijd alles, wat
| |
| |
.... die bogen naar alle kanten
Benito voor hem medegebracht had. Benito spoedde zich naar zijn meester. Maar o, wat was het ontzettend heet op het dek. Hij zag, dat zij het Suez-kanaal, dat gegraven is op initiatief en onder leiding van den Franschen ingenieur De Lesseps, reeds doorgevaren waren en zich thans in de Roode Zee bevonden.
Geen wonder dat het zoo warm was, want het schip voer thans tusschen twee verstikkende zandwoestijnen door. Hij vond zijn heer in een ligstoel aan de schaduwzijde van het schip, en vertelde hem alles, van stukje tot beetje, wat er gebeurd was.
Zijn heer was zeer verbaasd.
‘Dus een tweede verstekeling,’ zei hij. ‘En jij hebt een slaaf gekregen, hè? 't Is vermakelijk. Maar wat moeten wij met dien nikker beginnen? Wij doen gedurende langen tijd geen plaatsen meer aan, niet voor we Singapore hebben bereikt. We kunnen hem toch niet overboord gooien? Dus 't is een soort kunstenmaker, zeg je?’
‘Ja mijnheer, net zooals ik geweest ben. Maar mijnheer, zouden wij samen geen voorstelling kunnen geven voor de passagiers? Hij kan mooie kunsten maken mijnheer, en ik ook, en dan hebben we bovendien die slangen nog. Op die manier zouden we misschien geld genoeg krijgen, om zijn passage te betalen, en als er meer inkomt zouden wij het kunnen bestemmen voor de weduwe van den matroos, die in het ruim gevallen en gestorven is.’
‘Drommels jongen, daar zeg je zoo wat. Die passage kost maar een beetje, daar zal ik wel met den Kapitein over spreken, maar een voorstelling ten bate van die arme vrouw vind ik een pracht-idee.
| |
| |
Houd je slaaf voorloopig maar bij je. Ik zal alles wel met den Kapitein regelen. Die voorstelling komt pas later, als wij in den Indischen Oceaan zijn. Studeeren jullie samen maar vast mooie toeren in.’
Dat deden de jongens, en zij kregen er tijd genoeg toe. De Roode Zee werd door de Straat Bab el Mandeb verlaten, waarbij de steden Aden en Perim gepasseerd werden. In den Indischen Oceaan was het weer veel koeler. Zonder eenige stoornis zette de ‘Orion’ koers naar de groote Engelsche koopstad Singapore. Toen zij Colombo achter zich hadden werd er per bulletin bekend gemaakt, dat er twee wereldberoemde acrobaten het schip met een bezoek zouden vereeren en dat zij een voorstelling zouden geven ten bate van de weduwe en de dochtertjes van den matroos, die bij Port-Said door een noodlottig ongeval om het leven was gekomen. De voorstelling zou beginnen om half tien 's avonds in de groote conversatiezaal van de eerste klasse. De wereldberoemde acrobaten hadden geweigerd hun namen te noemen. Er zou geen entrée worden geheven, maar tusschen de verschillende toeren in zou er worden gecollecteerd.
Met belangstelling werd de vertooning tegemoet gezien, en tegen den bestemden tijd werd het tjokvol in de zaal. De heeren verschenen zelfs in smoking en de dames in avondtoilet, en iedereen was nieuwsgierig om de twee beroemde artisten te zien. In het midden van de zaal was een open ruimte gelaten, waar de vertooningen zouden plaatsvinden. Er zou ongetwijfeld ook op het koord worden gedanst, want een staaldraad was gespannen van het eene einde der zaal naar het andere.
Precies om half tien ging de deur open en op hetzelfde oogenblik rolden twee zwarte ballen achter elkander naar het open gedeelte.
‘Daar zijn ze! Daar zijn ze!’ klonk het overal.
Plotseling stonden de ballen recht overeind en toen bleken het twee negerjongens te wezen, die bogen naar alle kanten. Zij hadden geen kleeren aan dan alleen een lendedoek. Daverend werd er geapplaudisseerd.
Toen gingen zij op hun handen loopen en Benito gaf Samba een schop en Samba gaf een schop terug. Ze werden allebei boos en begonnen te vechten met hun beenen. 't Was een dwaas gezicht.
| |
| |
.... met de uitgespreide waaiers hield hij zich in evenwicht
Zij schreeuwden het uit van boosheid. Eindelijk klom Samba zoo vlug als een eekhoorn tegen Benito op en ging hem boven op zijn beenen staan, en hij liet weer al zijn tanden en kiezen zien.
Daverend applaus!
Toen riep Benito naar boven: ‘Even wachten. Ik moet mijn schoenveters vastmaken!’
Hij glipte onder Samba weg, zoodat deze op den grond viel en als een knikker wegrolde. Maar Benito zat met een dwaas gezicht naar zijn veters te zoeken, die hij niet vinden kon, omdat hij geen schoenen aan had. De toeschouwers amuseerden zich kostelijk en het applaus was niet van de lucht. Ook de Prins en de Prinses hadden, evenals mijnheer Foestingh en de Kapitein, bijzonder veel genoegen in de voorstelling. Mijnheer Foestingh zat te schudden van het lachen.
De twee jonge negers bogen zich diep, om voor het applaus te bedanken. Heel langzaam richtten zij zich op, al verder en verder, eindelijk hadden zij hun rechten stand herkregen, maar langzaam ging de beweging verder, achterover, meer en meer, tot eindelijk hun
| |
| |
.... maakte tegelijkertijd een pracht van een salto
hoofden den vloer aanraakten. Dat was een sterke toer! Alle handen klapten.
Terwijl Samba daarna een wandeling maakte op zijn handen en eindelijk zelfs op één hand zijn evenwicht wist te bewaren, verzocht Benito aan de aanwezige dames, hem twee waaiers te leenen, die hem gaarne werden verstrekt. Hij liep naar het einde der zaal, waar een trapje gereed stond en beklom den staaldraad, waarop hij langzaam voortliep tot hij het andere einde had bereikt. Met de uitgespreide waaiers hield hij zich in evenwicht.
Intusschen liepen twee jonge dames bij de gasten rond, om hun vrijwillige bijdragen in ontvangst te nemen voor het goede doel. Het regende zilvergeld en bankpapier in de open schalen, want er waren vele rijke planters aan boord. Dat mijnheer Foestingh een goed voorbeeld gegeven had, spreekt wel vanzelf. En de Prins had dat goede voorbeeld gevolgd. Benito keerde op den staaldraad terug, maar thans in danspas, waarbij het strijkje onder leiding van mijnheer Tardo een vroolijke wals van Strauss ten gehoore bracht. O, wat had Benito een succes. Hij vouwde de waaiers dicht en gaf ze aan Samba, om ze weer aan de dames te overhandigen. Toen deed hij dezelfde toeren nogmaals en ging eindelijk op het midden van den draad zitten, greep hem met beide handen aan en verhief zijn beenen in de lucht. Hij bewaarde prachtig zijn evenwicht. Met een vluggen sprong kwam hij op den grond terecht en boog dankbaar voor het uitbundig applaus.
Opeens klom Samba hem tegen zijn rug op en ging hem op zijn schouders staan. Toen zette hij zijn eenen voet op den draad en
| |
| |
daarna zijn tweeden, waarbij Benito hem stevig bij de hand vasthield, opdat hij zijn evenwicht niet zou verliezen. En toen bleek het, dat Samba in de kunst van het koorddansen allerminst voor zijn makker behoefde onder te doen. Eindelijk liepen zij alle twee zoo gemakkelijk achter elkander over den draad, dat het was of zij gewoon een wandeling maakten over den beganen grond. De toeschouwers waren er niet weinig verbaasd over. Zulk koorddansen hadden zij nog nooit gezien. Maar opeens kregen de twee kunstenmakers ruzie met elkander en begonnen te vechten met het gevolg, dat zij beiden op den grond vielen en als twee pikzwarte ballen door de open deur uit de zaal rolden. Toen was het pauze.
Thans pas kwamen alle tongen los en bleek het, hoe de prestaties van de twee negerjongens allen hadden geamuseerd. Het strijkje hield de vroolijkheid er in en 't werd een gezellige pauze.
Intusschen werd er een tafel in het open gedeelte geplaatst. Ook werden er een paar stoelen aan den kant gereed gezet. De deur ging open en Benito, gevolgd door Samba, trad binnen. 't Werd stil in de zaal.
Op een draf liep Benito voorwaarts en sprong met het grootste gemak over de tafel. Samba volgde hem met veel vertoon, maar durfde den sprong niet wagen. Hij liet zich vlak voor de tafel op den grond vallen en kroop er onder door. Toen hij opstond was hij weer geheel tand en kies en boog hij verwaand naar alle kanten, of hij wonderwat gepresteerd had. De menschen schaterden van het lachen. Er werd een stoel voor de tafel geplaatst en weer sprong Benito er met het grootste gemak overheen, op de hielen gevolgd door Samba, die echter niet sprong, maar met stijve beenen op den stoel klauterde, daarna over de tafel kroop en aan den anderen kant met een smak op den grond terecht kwam. Men vond hem meer dan koddig. Toen werd ook aan den anderen kant een stoel naast de tafel gezet, en weer deed Benito den sprong met het grootste gemak. Samba holde achter hem aan en - ging blijkbaar doodvermoeid op den voorsten stoel zitten om uit te blazen. Eindelijk verrichtte Benito een toer, waarover iedereen verbaasd was, want hij sprong niet alleen over de tafel en de twee stoelen heen, maar maakte tegelijkertijd een pracht van een salto-mortale. En de
| |
| |
stuntelige Samba holde op een dwaze manier achter hem aan en deed precies hetzelfde. Het applaus daverde door de zaal. De twee negerjongens verdwenen en de tafel en stoelen werden verwijderd.
Toen verscheen Samba met een prachtig kussen, dat hij op den vloer legde. Daarna kwam hij te voorschijn met een mooie fluit, die een plaatsje kreeg op het kussen. En eindelijk verscheen hij met een mand, waarvan hij het deksel opensloeg en er mede bij het publiek rondging. Maar o, wat had die grap van hem een geweldige opschudding tengevolge. De dames sprongen, wit als krijt, verschrikt op.
‘Ai! Slangen! Levende slangen!’ gilden zij. ‘Ga weg met die monsters!’
Samba lachte weer niet anders dan tanden en kiezen. Eindelijk zette hij de mand met haar afschuwelijken inhoud midden in het open gedeelte.
Toen verscheen Benito. Hij nam met gekruiste beenen plaats op het kussen en zette zijn fluit aan de lippen. Zacht klonk de eenvoudige sleepende melodie door de zaal, waar een ademlooze stilte heerschte.
En zie, daar kwam een slangenkop uit de mand te voorschijn in zacht wiegende beweging. Hooger en hooger verhief het dier zich en eindelijk verliet zij schommelend en deinend de mand en bewoog zich in de richting van den fluitspeler.
Dichter en dichter naderde zij hem, en eindelijk kronkelde zij zich om het naakte lichaam van Benito en om zijn hals. Hij blies maar steeds door en thans kwamen ook de andere slangen uit de mand te voorschijn. Dansende bewogen zij zich naar Benito, waar zij zich weer kronkelden om zijn armen en beenen.
‘Hoe durft hij! Hoe durft hij!’ werd er gefluisterd, want natuurlijk hadden allen hem reeds lang herkend. ‘Hoe griezelig!’
De muziek werd levendiger en opwindender, en in steeds sneller tempo deinden de slangenkoppen heen en weer. Hun bekken gingen open en de gespleten tongen werden zichbaar.
Niemand durfde de stilte te verstoren uit vrees, dat de slangen uit hun betoovering zouden wakker schrikken en den dapperen Benito hun doodelijk gif in de aderen storten.
| |
| |
Hoe durft hij - hoe durft hij
| |
| |
Toen ging Benito weer over tot een sleepende melodie. Zacht klonken de tonen van zijn fluit door de ruimte. De slangen kwamen tot bedaren. Meer en meer ontkronkelden zij zich en in zacht deinende beweging keerden zij naar de mand terug, waarin zij verdwenen, toen de laatste klank van de fluit verstierf. Samba wandelde op zijn handen naar de mand en sloot het deksel.
Daverend en nog eens daverend was het applaus, dat Benito ten deel viel.
De voorstelling was afgeloopen en een groot succes geworden, niet alleen voor de twee ‘wereldberoemde’ acrobaten, maar ook voor de ongelukkige weduwe van den matroos, want de collecte bleek meer dan duizend gulden te hebben opgebracht.
|
|