‘Ik ook!’ riep Mina uit.
‘En ik - ik word geen zeeman!’ zei Wim.
Aan het strand gekomen, vonden zij daar al hunne makkertjes, en ook Engel. Wat was dat eene vreugde, nu zij, na zoovele gevaren doorgestaan te hebben, allen weer bij elkander waren. Zij hadden dien middag nog veel meer plezier dan de vorige dagen. En toen zij bij het scheiden elkander de hand drukten, - want den volgenden morgen zouden zij vroeg vertrekken, - riepen zij mekaar uit den grond van hun hart toe:
‘Tot weerziens, - in het volgende jaar!’
Daarna gingen Cor, Wim en Mina, in gezelschap van hunne ouders, afscheid nemen van den stuurman en van de matrozen, die van de gelukkige vaders veel meer dan het dubbele van het bedongen loon ontvingen. Bij den stuurman waren zij het laatst.
‘Dag Groote Bengel! Tot het volgende jaar!’ zei Cor.
‘Dag Vischboertje! Tot weerziens!’ lachte Engel.
Op den terugtocht naar het hôtel ging de oude heer Slung bij den dokter aan, en Cor begaf zich