De toverdrank
‘Ssjjj!’ Hoe heb je dat gedáán, lieve Rani? vroeg Nagraj. ‘Kan jij óók toveren?’
‘Nee....’, zei Rani met grote ogen.
‘Ik heb Kaikai alleen maar met dit takje op zijn kop geslagen.’
‘Mag ik het takje even zien?’, vroeg Nagraj.
Rani liet Nagraj het takje zien. De slangenkoning bekeek het takje aandachtig en zei toen:
‘Ssjjj! Nu begrijp ik allesj! Dit takje isj van de nimboom. Ssjjj! Dáárom heb je de kaaiman kunnen versjlaan. De nimboom isj heilig en heeft veel geneesjkracht. Alsj je een takje van een andere boom had gebruikt om Kaikai te sjlaan, sjou het nietsj geholpen hebben. En dan wasj ik nu sjèker dood! Ssjjj!’
‘Zou..., zou dit takje ook tegen de heks kunnen helpen?’ vroeg Rani.
‘Nee, dit takje isj niet voldoende. We moeten ietsj sjterkersj hebben om de heksj te versjlaan. We moeten de bladeren van de nimboom koken en er een drankje van maken. Nimbladeren helpen tegen alle kwaad!’
‘Maar waar halen we een ketel vandaan om de bladeren te koken?’ vroeg Rani.
‘Wacht hier. Ik ben sjò terug’, zei Nagraj.