zich langs de paden die naar de graanvelden leidden.
Koning Akbar glunderde en wendde zich tot Birbal: ‘Zie je hoeveel het volk van mij houdt? Iedereen wil getuige zijn van mijn moed en jachtkunst!’
Birbal keek bedenkelijk en zei: ‘U heeft gelijk. De boeren willen allemaal getuige zijn van uw jachtpartijen.’ De koning glom van trots.
‘Halt houden!’ riep de koning plotseling. De ruiters hielden hun paarden en olifanten in.
‘Hoe heet jij?’ vroeg koning Akbar aan een boer.
‘Abdul, Uwe Hoogheid’, antwoordde de boer.
‘Wel, beste Abdul, zie je deze graanvelden? Je bent een brave man. Ik schenk je al deze graanvelden!’
‘Dank u wel, Uwe Hoogheid. Maar deze graanvelden heeft u me bij een vorige jachtpartij reeds geschonken’, antwoordde de boer een beetje verlegen.
‘Hm! Is dat zo? Wel, dan zijn deze graanvelden dubbel gezegend want ze zijn tweemaal door een koning geschonken!’, zei koning Akbar en hij keek Birbal triomfantelijk aan.
‘Doorrijden!’ riep de koning.
Na enkele uren door de velden gereden te hebben, kreeg de koning het warm. De zon stond al hoog aan de hemel en ze hadden nog geen buffel, tijger of hert gezien.
‘We kunnen in de schaduw van de nimboom daar uitrusten’, zei Birbal. De koning stemde toe en hij gaf het bevel de jacht voorlopig te staken.