Bloed in de sneeuw. Karelisch front, februari-juni 1943(1943)–George Kettmann jr.– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] De groote schnaps Zijn ravenzwarte haar stond overeind en door den walm zag hij met helle oogen zijn mannen tot het wank'le tafeleind, die gist'ren met hem door de sneeuwjacht togen. Ze hokten om de kaarsen en de flesch - hij lachte wild en sloeg de ruit aan scherven, daarna ontwrong hij een die bloed rook 't mes, dat dreigde heel de stemming te bederven. Er wàs toch stemming - jajem en tabak; door de kapotte ruit drong felle koude en 't was of daarmee de verwachting brak, dat ze nog ooit de heimat weerzien zouden... Ze konden niet meer zingen van den drank - het laatste lied was nog een hondsch verlangen naar vrouwen die ontbraken - een gejank, alsof ze d'andren morgen moesten hangen. Hij zag hoe elk van hen had liefgehad: een lag al op zijn armen zwaar te ronken, een ander viel met flesch en al in 't nat - ze hadden allen heimwee en ze stonken. En hij - een schaduw - voelde zich verdwaasd, een spookgeest warend om vergane schepen, totdat - totdat de storm was uitgeraasd en weer soldaten naar hun wapens grepen. Vorige Volgende