Weer geen lintje!
Koninginnedag. Ik heb dit jaar weer geen lintje gekregen. Mijn revers blijft maar een kale bedoening. Verder dan de Gouden Pin van de carnavalsvereniging uit mijn geboortedorp ben ik nooit gekomen. Gelukkig zijn er tal van voorbeelden dat ook voor een ongedecoreerde het leven de moeite waard kan zijn.
Niet dat ik niet ijdel ben. Wie mij complimenteert, geloof ik meteen. Bovendien is er de laatste jaren veel verbeterd bij de toekenning van lintjes. Vroeger mochten alleen hotemetoten met hun zwelborst naar de burgemeester. Nu krijgen ook gewone lieden de koninklijke versierselen. Mensen die zich stilletjes inzetten voor de voetbalclub, voor zieken, voor slachtoffers van geweld. De echte helden van de samenleving dus. Prima.
Maar journalisten? Die past geen lintje. Een journalist moet een luis in de pels zijn van de autoriteiten. En zo'n prikkende luis die probeer je dood te slaan, die koester je niet met een onderscheiding. Journalistiek en onderscheidingen, dat wringt.
Dan is er nog iets. De Amerikaanse komiek Groucho Marx zei ooit: ‘Ik zou nooit bij een vereniging willen zijn die bereid is mij als lid toe te laten’. Als gedecoreerde kom je terecht in een bont gezelschap van niet alleen maar heiligen. Als een boef als Frans Sevenstern die er bij NedCar een puinhoop van maakte en een hol vat als Paul de Leeuw zowat de hoogste onderscheiding krijgen die een land te vergeven heeft, moet je dan nog wel een lintje willen?