Opbergen
Eekhoorns, toch al sympathieke diertjes, vind ik nog leuker sinds ik las dat ze van alle noten en eikels die ze opbergen, slechts zo'n tien procent terugvinden. Dat geeft een gevoel van verwantschap. Al ligt mijn score bij het terugvinden van opgeborgen spullen wel iets hoger.
Opbergen, linke bezigheid. Vooral als je iets heel goed op wil bergen, wordt de kans dat je het ooit nog terugvindt minimaal. Je wijkt af van vertrouwde patronen, zoekt nieuwe plekjes, gaten en hoeken. En na een paar jaar weet je nergens meer van.
Maar ondanks zijn dementie hupt de eekhoorn in mijn tuin vrolijk van boom naar boom. Daar kan een mens nog wat van leren. Negentig procent van wat hij doet is nutteloos, maar zijn dansende en sierlijke bewegingen verraden een grote mate van opgewektheid.
De natuur is een rare vogel. Palingen weten blindelings de duizenden kilometers naar de Sargassozee te overbruggen om daar te paaien. Ze schijnen dat nergens anders te kunnen. De eekhoorn hoeft voor zijn gerief de boom niet uit, maar de walnoten die hij zorgvuldig onder bij de stam verstopt heeft, vindt hij nooit meer terug. In het voorjaar schoffel ik ze met massa's naar de oppervlakte.
Ik zou de eekhoorn onrecht doen als ik beweerde dat hij vaak omvalt van de honger, alleen omdat hij 's winters zijn vrieskistjes niet meer kan vinden. Veel ook van wat hij opbergt, wordt door andere dieren verorberd. Zo heeft al zijn gezwoeg slechts een zeer beperkt rendement. Eigenlijk kloot hij maar wat aan.