Dieren, dieren, dieren
De Boekenweek staat in het teken van de dieren. Het aantal boeken over dieren dat in de winkel ligt, is bij de beesten af. Iedereen die een pen vast kan houden zingt de lof van zijn kanariepiet.
Voor mij had het niet zo gehoeven. Ook die 51 andere weken in Nederland staan in het teken van de dieren. Wil je in dit land een beetje meetellen dan moet je op vier poten lopen. Als moeders poes in een boom kruipt, rinkelen alle alarmbellen. Toen in december in Maasbracht een hond door het ijs zakte, stoof de brandweer met zo'n vaart naar de onheilsplek dat de wagen in een sloot belandde en vijf spuitgasten gewond raakten. Welke burger kan tegenwoordig nog op zo'n inzet rekenen?
Eeuwenlang waren dieren gewoon dieren, geen flauwekul. Maar tegenwoordig zijn dieren vooral troeteldieren, knuffelbeesten. Ik geef toe dat ze zekere voordelen hebben in de omgang. Een hond begrijpt je altijd. En met dieren kun je hele gesprekken voeren, zonder dat ze je steeds in de rede vallen. Daarom zijn schrijvers er ook zo dol op. Wat ook opvalt: hoe groter de schrijver, hoe wijzer zijn kat. Prettig is ook dat je alles over je hond kunt schrijven zonder dat hij meteen naar de rechter loopt.
Toch levert al die dierenschrijverij veel quasi diepzinnige prietpraat op, maar weinig grote literatuur. Prachtig vond ik wel het boek van de doodzieke columnist Martin Bril over zijn hond. Hij laat het dier vertellen hoe ellendig het baasje er aan toe is. Dat zal hem hebben opgelucht. Even vanuit je eigen zieke lijf in het gezonde gestel van je viervoeter kruipen.