De dag dat ik mij schaamde
Ik mopper vaak op Nederland en een deel van mijn hart klopt in Italië, maar dit is geen slecht land om in te wonen. Er zijn onaangenamere plekken voor het verlaten van de moederschoot. Slechts een enkele keer heb ik mij geschaamd Nederlander te zijn. Maar op 11 juli 1995 was ik liever Est of Let geweest.
Gisteren kwam het allemaal terug toen ik hoorde dat de slager van Srebrenica, Mladic, was gearresteerd. Die elfde juli droegen Nederlandse militairen die de heilige VN-opdracht hadden Bosnische vluchtelingen te beschermen, zonder slag of stoot achtduizend mannen aan Mladic over. De Servische generaal kreeg een massamoord in de schoot geworpen. Dat de Nederlanders Srebrenica niet konden houden tegen de overmacht van Mladic, valt ze niet aan te rekenen. Ze waren licht bewapend en het plaatsje ligt in een dal.
Maar met een daad van persoonlijke moed waren de vluchtelingen te redden geweest. Als Mladic over de lijken van VN-militairen had moeten stappen om bij de vluchtelingen te komen, zou hij het gelaten hebben. Mladic was een beest, maar een calculerend beest.
Ik hoor Defensieminister Voorhoeve nog toeteren op de radio: ‘We hebben garanties voor een veilige aftocht van de vluchtelingen. In elke bus gaat een Nederlandse Dutchbatter mee’. Niets van dat alles. Alleen de dood reisde mee. Na Srebrenica bouwde Dutchbat een feestje in Zagreb. Willem-Alexander fuifde mee. Maar het ergste moest nog komen. Voorhoeve, Van Mierlo, Kok, de hele handel bleef gewoon zitten.