Ik was Dottore
Spittend in een berg oude papieren uit mijn journalistentijd in Rome, vind ik een vergeelde uitnodiging. Een feestje van de hoogste baas van Italië. ‘De President van de Republiek heeft het genoegen Dottore Gerard Kessels uit te nodigen voor de ontvangst van het Corps Diplomatique in de tuinen van het Quirinaal Paleis op 1 juni 1987 om 18.00 uur, ter gelegenheid van het Nationale Feest van de Republiek.’
Dat is nog eens wat anders dan: ‘Ik heb een tent laten zetten en geef een borrel. Kom je ook?’
Wie zo'n presidentiële kaart in de bus krijgt, heeft even te kampen met een sterk zwellende borst en een gevoel van medelijden met de collega's thuis, die nu wellicht de uitslagen van de duivenvlucht vanuit Barcelona zitten in te tikken. Ach, allemaal ijdelheid, maar journalisten, zeker journalisten, zijn ook maar mensen.
Aan dat dottore zit nog een verhaal vast. Mijn geleerdheid heeft zich in Nederland nooit uitgestrekt tot academische sferen. Maar omdat in Italië elke journalist dottore is, werd ik ginds door iedereen zo aangesproken. Als ik zei dat ik géén dottore was, stuitte dat op algeheel onbegrip. Want een Italiaan zal zichzelf nooit kleiner maken dan zijn omgeving hem ziet.
Na een jaar maakte ik geen punt meer van dat dottore. Na twee jaar was ik er aan gewend en na drie jaar vond ik het prettig. Bij terugkeer naar Nederland heb ik mijn dottore ergens in de Alpen achtergelaten.