VI. Vertoog over het Caracter der Schryvers.
Standvastige Vriend!
HUurpaarden en Schryvers hebben veel overeenkomst met elkander, men
gebruikt ze over al toe. Wanneer ze beide afgewerkt en uitgeput van kragten
zyn, deugen de eerste nergens meer toe dan op den Dyk te jagen, en de laaste om
in den Hoek van den Haart Castannien te Braden. [126] Zelden ziet men
Loonschryvers van Beroep Ryk Sterven, de Heeren Boekhandelaaren hebben daar
veel Schuld aan, zy scheeren alle de Autheuren over eene kam, zonder op hunne
bekwaamheden te letten, en reegele de belooning niet evenredig na haare
verdiensten. Zedert dat 'er Gestudeerde Boekverkopers gekomen zyn, die zoo wat
Latyn en Grieks verstaan, isser voor de Schryvers geen Fortuin meer te maken
geweest. Ik ben in myn tyd een Jong Boekverkoper gekonnen, welke het nog geen
ses Maanden had geweest, en die om te betoonen dat hy Taalkundig was, het Werk
van een Oud, en voornaam Rechsgeleerde verworp, om dat 'er by vergissing enige
Latynse Taalfouten ingesloopen waren. De Drommel haal de Geleertheid, als de
Schoenlappers met de Hoog Leeraren van 's Lands Schoolen een Pennestryd
beginnen.
Wat meent gy Vrind dat algemeenlyk het Caracter der Schryvers van
professie is? Het grootste aantal van hen zonder imand te kort te doen,
Schryven om de kost te winnen, en [127] zyn verbleid van het Copie-Geld te
ontfangen, dat zy bedingen voor een party Beuzelingen die zy metter haast aan
een gelapt hebben. Men geeft hen een sober Prysje van twee of drie Gulden per
Blad, en dus vermeerderen de Prulschriften daar de Boekverkopers al veelmaal
Mosterd aan eten. Een goet Autheur die zoo wel roem als voordeel zoekt te
behalen, zal door steyl en vinding poogen uit te munten, maar men zal zyn
arbeid na waarde niet willen beloonen, schoon