De Bredasche heldinne
(1988)–Franciscus Lievens Kersteman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
De Bredasche heldinne,
| |
[pagina 28]
| |
Ga naar margenoot+ Ick had naauwlyks de seeven en een half jaer bereykt of ik verloor⋆ myn waarde Moeder, die ruym twaalf maanden daar na door myn Vader gevolgd wierdt, waarlyk swaare slagenGa naar voetnoot+ en een onherstelbaar verlies voor sulke onnooseleGa naar voetnoot+ jonge Kinderen als eenige van ons ter dier tyd waren. Ga naar margenoot+ Myn Vaders SusterGa naar voetnoot+ had de medoogentheid my by haar inteneemen, alwaar ik dan ook tot myn 13 jaar bleef, als wanneer ik my tot haar ontlasting aan het dienen begaf. Monsieur van W....Ga naar voetnoot+ was de eerste by wien ik als Meyd kwam te dienen, ik had circa anderhalf jaar in die huurGa naar voetnoot+ doorgebragd, doen ik by Mevrouw T....Ga naar voetnoot+ ging woonen, en schoon ik aldaar maar een groote drie maanden heb geweest, kan ik niet naalaten in 't voorbygaan een koddig en sonderling voorval, die my in dat huys als een voorteeken van myn aangenomen Krygsleeven is ontmoetGa naar voetnoot+ te verhalen. Ga naar margenoot+ De aangeboorne Lugthartigheid en vrymoedigheid van Geest waar meede my de natuur begaaft had, en die my over al deede bemint maken, veroorsaakte dat de jonge Juffrouw my voorsloeg, my op het Huwelyksfeest van haar Broeder (dat inwylen mynen dienst in dat huys voorviel) in Koks Gewaad te verkleeden, ick sloeg de koop wel haast toe (want ik was doen gelyk nu van alle Ambagten t'huys) ick bediende dan in die Equipage gedurende de Bruyloft de Tafel, en niemand van de genodigde wisten beeter of ik was inderdaet die geen, als ik onder die verkleeding vertoonde. Ga naar margenoot+ Vervolgens kwam ik te wonen by den Coopman N......Ga naar voetnoot+, niettemin de weynige maanden, die ik aldaer meede gedient heb, is het egter verwonderlyk dat dat Huysgesin, naar een ses jaarige tyd, als een bestierend middel tot myn ontdecking moest werden gebruykt.Ga naar voetnoot+ Ga naar margenoot+ Seedert die tyd heb ik nog twee Diensten in myn Geboorte Plaats gehad, te weeten by den Heer B....Ga naar voetnoot+, en Juffrouw de Weduwe A.....Ga naar voetnoot+; den eerstgemelden Heer heeft my (wegens myne dragonderagtige maniere) verschey- | |
[pagina 29]
| |
denmaale al boertende gesegt, dat myn een Soldate kleed beter als dat van myn kunne souden voegen, en 't vervolg heeft doen sien, dat ik van dien Heer syn raedgevinge met 'er daet een goet gebruyk heb gemaakt. Myn laetste Huur als Meid en van 't welke tot het Krygs-Leeven benGa naar margenoot+overgegaen, was by Mevrouw K.....Ga naar voetnoot+ wiens man Luytenant onder het Regimend Carabiniers ter dier tyd in Breda Garnisoen hield. Myn Heer en Mevrouw kort daer na met haer geheele Huyshouden naer Wageningen in Gelderland synde getrokken, was ik⋆ (als daer onder gehoorende) meede van die togtGa naar voetnoot+; in een der wintermaanden versogd ik Mevrouw my eenige dagen te vergunnen, ten eynde myne VrindenGa naar voetnoot+ eens te gaen besoeken, 't geen my wierd toegestaen, mits op een seekere bepaelde tyd te rug moest syn, dat ik aannam, als weynig voorsiende dat my de vorstGa naar voetnoot+ (schoon het wel in 't hertje van de winter was) soo schielyk souden verasschen. In myn Geboorte Stad Breda komende, vont ik weynig troost by die geene,Ga naar margenoot+die inderdaat myn Vrinden dog de naam daar van onwaerdig syn; hoewel ik sterk in die Stad Vermaagtschap ben, wierd my naauwlyks by een derselver een stoel aangebooden, 't scheen selfs te veel dat men my een maaltyd eeten of een kopje thee gaf, soo dat hoe jong ik my ook doen bevond, egter het oude spreekwoord in my bewaerheyd sag, dat men gemeenlyk meer Vrindschap van Wilde Vreemden, als van Vrienden of Bloedverwanten heeft. Deese onvrindelyke behandelingen soude my wel haast weder naar WageningenGa naar margenoot+hebbe doen keeren, by aldienGa naar voetnoot+ het toewaterGa naar voetnoot+ of de sterke aanhoudende vorst my sulx niet belet hadde, ik was wel geneegen de weg te voeteerenGa naar voetnoot+, maar de Veeren waren⋆ onbruykbaar om overtevaren, en nog niet bequaam om overtegaenGa naar voetnoot+, eyndelyk naer ruym twee weeken vertoevens in een Plaets, die my door het slegt onthael myner Naastbestaande begon te wallegen, wierd het weer gematiger en veranderde binnen eenigen dagen sodanig dat ik in seer korten tyd op deselfde wys te Wageningen aankwam, als ik van daar vertrocken was, dog by lang soo blymoedig niet, vermits ik Mevrouw (door dat ik over myn tyd had gebleeven) van een andere Dienstmaagd voorsien vondt. Wat wilde ick arme Sloof doen, het beste was gedult te hebben en (sooGa naar margenoot+men segt) van de nood een deugt te maken. Dog dewyl het my onmogelyk | |
[pagina 30]
| |
was daar van te kunnen bestaan, wierd ick hopeloos my in 't guurste van 't Winter Saisoen, in een onbekende Plaets te vinden, voorsien van weynig of geen Geld, nergens geen Huur, om dat het buytentydsGa naar voetnoot+ was, te konnen aantreffen; dit alles maakte my als ontsintGa naar voetnoot+, my tot een oneerbaar Leeven te begeeven, wilden ik absoluut niet doen, veel min naar myn Vrinden in myn Geboorteplaets (die ik als de eerste en voornaamste oorspronk van myn begaane dolingen moet aanmerken) te gaan, tot het eerste had ik te eerlyk gemoed, en tot het laetste had my het onwaardig onthaal te veel afgeschrikt, ick voorsag wel dat ik in een ellendige staat stond gebragd te werden, ook wil ik geerne bekenne dat ik met al myn mannelyke Inborst tot de uytterste wanhoop souden syn vervallen, indien het den Heemel niet behaagd hadde my een spoedige uytkomst te verleenen. Ga naar margenoot+ Op een nagd dat ik overstelpt van droefheyd, myne rampzalige toestand overwoog, en naer lang gepeynst te hebben, hoe ongeluckig het is Ouderloos te syn, en ontblood van de ondersteunig van raad en daet te wesen, insonderheid voor een Dogter van die teedere jonkheid, waar in ik my bevond, dewyl ik nog tot die rypheid van jaaren niet gekomen was, om met overleg een bestendig besluyd tot myn welweesen te neemen; naar dat ik dan dien nagt verscheyde uuren met die swaermoedige en ongeruste bedenkingen heel wakende had doorgebragd, wierd myn Gemoed eensklaps geruster; ik beken dat ik selfs over sulke schielyke verandering van gesteltheid verbaast was. Den Heemel sal my wel behulpsaam syn, seyden ick in myn selven, syne goedertierentheit is te groot een Mensch tot verderfte brengen, daar syn immers uytkomsten genoeg, en alderuyterste genomenGa naar voetnoot+ kan ik het Mans gewaed en de wapenen aanneemen, ik heb 'er moets genoeg toe, en God sal my de kragten wel geeven, daar syn meer diergelyke Heldhaftige voorbeeldenGa naar voetnoot+ dat Vrouwen sig in den Krygs-Dienst met Lof en Eer gequeeten hebben, en naderhand daer om niet min aansienelyk geweest, maar in teegendeel daer voor beloont geworden syn, op die manier kan ikGa naar margenoot+ook bestGa naar voetnoot+ een ryne en suyvere Maagd blyven; Deese ingevingen begonnen hoe langs hoe meer op myn Ziel te werken, t' is waar dat ik van tyd tot tyd deselve weegens de swarigheeden en gevaren, waar aan my dagt te sullen bloodgesteld syn, wel voor een oogenblik verwierp, dog dit voorneemen had sig reets te diep ingeworteld en behield de overhand. Ga naar margenoot+ Een tweede opmerking, die my daar toe deede overgaan, was dat het Land sig in een omstandigheidGa naar voetnoot+ bevont van krygsvolk nodig te hebben, | |
[pagina 31]
| |
soo dat my voorkwam nu een regte geleegentheid aentetreffen om myn liefde voor 't Vaderland te betoonen, en ik kan onberoemtGa naar voetnoot+ met waerheyd betuygen, myn mannelyke moet my altoos hadde doen hakenGa naar voetnoot+ den vyand eens onder de oogen te sien, ick bad God dan seer iverig dat hy my in myn voorneemen, en in 't beroep t' geen ik stond te aanvaarden, de noodige Sterkte, Kragd, en Zeegen wilden geeven, gelyk het dan ook gebleeken is, die smekingen genadiglyk syn verhoort. S'Morgens veel geruster als naar gewoonte ontwaekt synde, bleefik onversettelykGa naar margenoot+by het besluyd t' geen ik dien nagd genomen had: want men kan sig beswaerlyk van de eerste hertstogten meester maken, ick hervatte myne ernstige Gebeeden, stond op, ging my in de Stad van al het onnodige en meeste Vrouwelyk Gewaed ontdoen, kopende weder by een ander voor een gedeelte van dat Geld (onder seeker voorgeeven) een ouwe Burger RokGa naar voetnoot+ en verder toebehooren tot Mans kleeding dienende, met een kloekmoedige Resolutie, de volgende nagt myn voorneemen werkstellig te makenGa naar voetnoot+. Ick was soo onverduldig my in die nieuwe Equipage te sien, dat ik welGa naar margenoot+tienmaal op 't punt stond die aantetrecken, maar de vrees dat de Luyden, waar ik gelogeert was, sulks mogten gewaar werden, wederhield my. Eyndelyk wierd myn wensch vervult, den dag ging om, en my in myn vertreckje tot een heel ander eynde als slapen geretireerd, en de deuren sorgvuldig geslooten hebbende, veranderden ik van gewaad. Ick bespeurde doen dat ik geen lelyke Jongen was, hoewel myn plunje my al soo vry wat lantloperagtig deede voorkomen, naar dat ik dan een weyl tyds gewagd had, tot dat my dagt de oude Luyden van den huyse in een diepe slaap souden gewentelt syn, nam ik al het Vrouwe goet dat my nog overig was gebleeven, en seekerlyk meer als myn verteering waerdigGa naar voetnoot+ was, pakte het tot een bondeltje, en liet het op myn slaepkamertje op de tafel tot betaling daar voor leggen, vervolgens de venster, die op den Hof uytsag, stilletjes geopent hebbende, begafik my met het openen der Poort de Stad uyt, sonder dat imand te Wageningen wist waar Mie gestooven of gevloogen was. Op weg synde, was ik in een gedurige overdenking van het stout bestaanGa naar margenoot+dier onderneeming, de vrees van agterhaald te worden, eeven of ikGa naar voetnoot+ een der snoodste daaden had begaan, deet my de treeden verdubbelen, en den weg met alle mogelyke spoet voortsetten, ondertusschen viel my in den sin, dat ik vergeeten had my een naam, overeenkomende met myn nieuw aangenomen gedaente, toetevoegen; ick nam dan die van myn Vader | |
[pagina 32]
| |
aan, en liet het Werpen van myn VanGa naar voetnoot+ af, soo dat ik my Johannes van Ant Doopte, ik had ook bevoorens bedagt, dat ik my by een ider soude opgeven van Aarnhem gebooren te syn, en door twee Almagtige groote naaldensGa naar voetnoot+, die ik den nagd van myn vlugd op de mouw van myn Rok had gestoken, nam ik voor, my voor een Kleermaker van myn Ambagdt te doen doorgaan. Ga naar margenoot+ Hoe onverschillig het my ook was, wat coursGa naar voetnoot+ ik neemen soude, was ik egter verleegenGa naar voetnoot+ (alsoo my de wegen in die Quartieren geheel onbekent waren) op welke Plaats ik des avonds belanden soude, t' geval deet my de route over Aarnhem naar Nimweegen, en soo vervolgens op de GraafGa naar voetnoot+ nemen, dog tusschen die twee eerste Steeden verviel ik in een gevaar, waar door men bynaa van de sogenaamde Johannes van Ant niets meer souden hebben gehoort, een ygelyk weet dat die weg door de wandeling de Aarnhemsche Dyk genaamt, in de Wintertyd gantsch niet fraay te begaan is, het dooy weder had niet weynig tot syn verslimmeringGa naar voetnoot+ geholpen, my dagt het beneeden deselve beeter souden weesen, maar de ondervinding bedroog my, ik viel onvoorsiens en plotselyk tot de Borst toe in een modderagtige holte, waar in sonder behulp van twee ouden Soldaten (die by geval daar voor by kwamen passeeren) souden moeten versmoort hebben; naar meer dan een half uur naar myn Schoenen gesogt, en die eyndelyk met groote moeite gevonden te hebben, nam ik onder een meenigte betuigingen van dankbaarheid afscheyd van myn getrouwe Hulpers, en vervolgde myn pelgrimatie, tot dat ik s'avonds naar een tien uurige Marsch te hebben afgelegd, bemorst en vermoeit voor de Graaf aankwam. Ga naar margenoot+ Een quartier uurs van die Stad op de Heyde, sag ik met verwondering uyt een Herberg een Man in een Burger gewaad, gewapent met een bloote Sabel, met groote Schreeden naar my toekomen, soo draa hy my genadert was, vroeg hy op een inpertinente wyse van waar ik kwam, en waar ik naar toe ging, met bedreyging soo ik hem niet prompt antwoorde hy my de kop wilden doorklooven? Omtrent het eerste seyde ik dat hem sulx niet raakte, en dat belangendeGa naar voetnoot+ syn dreygement, hy souden bevinden dat ik myn Armen meede niet kruysgewys over malkanderen souden leggen, ick geloof evenwel dat dien plompert⋆ sulks werkstellig souden hebben gemaakt, by aldien nietGa naar voetnoot+ een Corporaal en twee a drie Soldaten uyt de gemelde Herberg waren toegeschoten, waar uyt ik verstond die knaap een nieuw aangenomen Recrut te zyn, die de hoogte redelyk weg hadGa naar voetnoot+, naar dat sy hem | |
[pagina 33]
| |
den Sabel ontweldigt, en my wegens syn oncourageux voorneemen geguarandeert haddeGa naar voetnoot+, herhaelde den Corporaal my de selfde vragen, welke dien buffelGa naar voetnoot+ my had gedaen, dog eenigsints beleefder, ik voldeet hem op dat stuk volgens myn verdigtsel, gelyk op alle andere ondervragingen, die hy my naderhand kwam te doen, met byvoeging dat ik by de Boeren tragten werk te bekomen, ja zeyde een dier Soldaten, men kan wel sien van wat Ambagd gy hoort, de Wapens, die gy 'er van op uw mouw draegt, geven daar van een gewisbaarGa naar voetnoot+ bewys; maar Vrintje hervatte den Corporaal, was het niet beeter dat gy Dienst nam, t' is by de boeren in de Winter soo slegdt werk te krygen, daar en tegen is 'er onder een Regiment dat altoos in overvloet te vinden; dat is in alles wel de waarheid antwoorden ik, maar ik heb tot nog toe geen groote lust om te dienen, aldus om haar happiger te maken my eenigsints weygeragtig houdende, hoewel ik om de waarheid te seggen ruym soo een groten genegentheid daar toe had, als die Wervers smoel hadden my te knappenGa naar voetnoot+, dat meede niet gering moet geweest syn, dewyl ik geloof door myne klyne ervaerentheid, die ik in den Krygs-Dienst verkregen heb, nu met eenige gront te konnen verdenken, dat deese loose aanrandingGa naar voetnoot+ mogelyk een voorbedagte Werfstreek is geweest om de Vogels des te beeter in het Net te lokken; sonder nogtans tot op deesen huydigen dag met seekerheid in dat vermoeden bevestigd te syn. Al discoureerende voeren wy het Veer over, en arriveerde in de Graaf,Ga naar margenoot+aan de Hoofdwagd aangebragt werdende vroeg den Capitein wien ik was, de Corporaal voerde seer behendig te gemoet, dat ik onder syne aangeworvene Recruten hoorde, wyl de Werving ter dier tyd in die Plaats door het nieuw opregtende Regimend van TotlebenGa naar voetnoot+ met groot Handgeld sterk wierd voortgeset, en dat ik⋆ boven dien naar myn jaaren buyten gemeen kloek wasGa naar voetnoot+, bemerkte ik aldaar⋆ ook wel haast te regt souden geraakt hebbenGa naar voetnoot+, dog myn Heer den Corporaal bedugt van syn prooy te verliesen, had sig te pasGa naar voetnoot+ van die uytvindingGa naar voetnoot+ weeten te bedienen. De Werfgasten my gevraagd hebbende of ik niet eens met haar wildeGa naar margenoot+drinken, wierd fulx door my (als het geen dat ik sogt) hupselykGa naar voetnoot+ geaccep- | |
[pagina 34]
| |
teerd, waar na sy my in een Herberg, dat haar gewoonelyk Logement was geleyde, duysentderley fraaye praatjes wierden door haar op het stuk van den Dienst op het tapyt gebragd, gelyk gemeenlyk door Luyden, die op diergelyke Commissien uytgaan, ter bereyking van haar oogmerk, gedaan word, onder anderen dat het Regiment van VeltmanGa naar voetnoot+, waar onder sy gehoorde als doen in het beste Garnizoen van 't Staate GebiedGa naar voetnoot+ in bezetting lag, het geen ik (onder ReverentieGa naar voetnoot+) eevenwel by vervolg bevond gantsch niet conform de waarheid te syn. Inmiddels bragte die Messieurs my het eene Glaasje Schiedamsche Liquer voor, en het andere na, tot dat ik op het laaste door het overmatig inswelgen van die drank, dien ik doen by lang soo veel als nu niet verdragen kon, sodanig bevangen wiert, dat sy my naar het Stro moesten sleepen, sonder te weeten wat 'er dien avond verder voorgevallen en met my aangeregt is. Ga naar margenoot+ Schoon ik soo door vermoeitheid van den voorigen dag, als door den overvloet van drank, mogelyk wel tot het middag uur souden geslapen hebben, wiert ik niettemin al heel vroeg door de Heeren Wervers in myn rust gestoort, my beveelende optestaan en reysvaardig te maken, ik vroeg tot wat eynde, wyl ik niet vermeende onder haar Complot te hooren, en my maar alleenlyk als genodigde by haar geselschap hadde vervoegt; Kom, kom, riep een dier Knaapen, gy bent immers Soldaat, houd uw soo onnosel niet, de bewysen syn 'er van in uw sak; Ick ondersogt alle deselve, en bevond inderdaat een Schriftelyk AccoordGa naar voetnoot+ in die van myn Rok, woordelyk houdende, Dat ik my voor ses agtereenvolgende jaren als Soldaat in het Regiment van den Luytenant Generaal Veltman had verbonden, mits⋆ op de aankomst in het Garnisoen vyf en veertig Caroli GuldensGa naar voetnoot+ als Handgeld, en alle MonteeringGa naar voetnoot+ vry genietendeGa naar voetnoot+; mitsgaders Cost- en SchadeloosGa naar voetnoot+ by het Regimend te werden gebragd; ick beken dat ick 'er over verstelt stont, gemerktGa naar voetnoot+ ik my niets het minste daar van kon herrinneren, wie soude het in myn plaats ook niet geweest zyn, dierhalven protesteerden ik Proforma met haar niet te sullen medegaan, dog sy seyde daar wel middel toe teweeten, gelatende sig eenGa naar voetnoot+ naar de Commandant van 't Garnisoen te willen begeeven, om aan den selven te versoeken my aan Handen en Voeten gesloten Scheep te doen transporteerenGa naar voetnoot+, | |
[pagina 35]
| |
het scheelde veel dat ik in myn gedagten hadGa naar voetnoot+ tot het ondergaan van die formaliteyt eenige aanleyding te willen geeven. Ick kleede my dan, en ging welstaanshalveGa naar voetnoot+ myn noot aan de Hospita klagen, dog 't werkje was te vast bestemd, en ik had weynig lust om het te verbreeken. Ick vont by deese gedienstige Vrouw, (die het aparentGa naar voetnoot+ met de Wervers eens was) geen troost, my integendeel vermanende goedwillig meede te gaan soo ik my aan 't geweld niet wilden onderwerpen. Een Jongman van uw jaaren, vervolgde sy, moest sulx met vermaak doen, om dat gy 'er ondervinding door verkrygen en de Wereld daar door sult leeren kennen. In welk opsigd de goede Sloof als ik nu bevonden heb niet geloogen heeft, evenwel liet ik my op het laast daar toe overhalen, soo dat het onnodig was den Commandant met myn weygering lastig te vallen, begevende my sonder verder tegenstand met myn deugtsame Confraters, en den anderen Snaak van Recruut op reys, niet sonder alvorens by my selven overdagt te hebben dat die gebruykte listen, schoon niet voor my, die naar den Dienst haakte, dog ontrent Personen welke 'er geen behagen in hadde, teegen de Grondwetten en de Vryheid eener Republicq, die daar door openbaarlyk geschonden wierden, streeden, deese overwegingen lieten daar om niet na, dat ik de Werver Heertjes, in haar aangenaame inbeelding van my soo fraay bedot te hebben, deed blyven, sy koesterde sig onder haar met alderly grimassen over de pots die sy my dagten gespeeld te hebben; ondertusschen dat ik in myn vuyst hertelyk lagten, dat den bedrieger in dit geval soo mooy bedrogen was. Naar vyf a ses dagen rysens, kwamen wy op den 12 February van 't jaarGa naar margenoot+1746 te Sluys in Vlaanderen aan, sonder eenige aanmerkelyke ontmoetinge gedurende de route te hebbe gehad, als dat wy tusschen Dort en Vlissingen door de sware storm alle ogenblikke dagten te vergaan, waar door ik haast berouw van myn Onderneeming soude gekreegen hebbe, op myn komst in 't sogenaamde beste Garnisoen van het Staate Gebied, wierd my het toegelegde of onbedonge Handgeld contant betaald, naar dat ik bevorens in de Compagnie van den Overste Trip geplaast was; by den aanvang van dit Krygsleeven dus oud synde sestien jaar en eenige daagenGa naar voetnoot+. InwylenGa naar voetnoot+ dat men bezig was Monteering voor de gewaande Recruut JohannisGa naar margenoot+van Ant te vervaardigen, diverteerden ik myGa naar voetnoot+ dagelyks buyten gemeen, en ik wist my seedert die korte tyd al soo wel naar het Soldaten leeven te schicken, als een der oudste Krygsluyden doen kon; ick ontken niet dat my de toegevoegde Slaepmakker eenigsints ontruste, dog door seekere | |
[pagina 36]
| |
precautieGa naar voetnoot+, die de kuysheid my niet kan doen seggen, had ik my teegens alle drygende gevaeren soo veel mogelyk gedekt, dit belette egter niet dat ik verscheyde nagten met open oogen heb doorgebragd, dewyl de vrees van onteert te worden, altoos veel schrikkelyker indruckselen op myn gemoet als de doot heeft gemaakt, en door de wulpsigheid en speelagtigen aart van verscheyde jonge Slaapcameraats heb ik inderdaat dikwyls aan dat gevaar blootgesteld geweest. Ga naar margenoot+ Ick heb soo eeven gesegd dat ik my alle dag wonderlykGa naar voetnoot+ vermaakte, welk Recruut, soo lang het Handgeld duurt, doet sulx niet? Altoos ik had 'er aansoekersGa naar voetnoot+ genoeg toe van de sulke, die daar op loerende in die geleegentheid een nieuw aangenomen selden of nooyt ontbreeken, ik was van my selfs ook soo eergierig en genereusGa naar voetnoot+ dat het my toedagt schande te syn, dat een ander als ik van 't Geselschap in een Herberg het Gelag betaalde, hoewel die belaggelyke verwaantheid by vervolgGa naar voetnoot+ voor het grootste gedeelte in my gesleeten is, kan men nogtans wel denken, dat met de voorseyde hoedanigheden voorsienGa naar voetnoot+, myn aanlydersGa naar voetnoot+ vermeerderde, en wyl ik veronderstelde dat Geltje eeuwig duuren soude, en die SchuymlopersGa naar voetnoot+ alle myn Boezem Vrinden waren, had ik 'er geen verdriet in; maar hoe ik my in die Calculatiens vergist heb kan men sonder het Cyffer-Boek van BartiusGa naar voetnoot+ genoegsaam opmaken! Geluckig had ik my nog geagt, soo ik met de verkwisting van de vyf en veertigh Guldens Handgeld was vry geraaktGa naar voetnoot+, sommige dier Messieurs loerden ook op een groote Silvere Snuyfdoos, die ik my eertyds voor veertien Guldens had gekogt, en dat het eenigste stuk van waarde was, 't geen ik met myn dienen als Meyd had overgegaart, ick bespeurde sulks niet eerder als doen de nood aan de man kwam; de twee gevallen, die ik 'er van in myn Recruutschap heb gehad syn van sulk een grappige en aardige natuur, dat sy wel plaats in dit myn Levens loop verdienen;Ga naar margenoot+op een dag dat 't naar de tyd redelyk fraay weer was, vervoegde sig twee Soldaten van myn Buurgesellen in myn Quartier, my nodigende een pintje naar buyten te gaan drinken, ik tragte my voor die keer van haar versoek te ontslaan, om dat ik het woord aan myn Sergeant had gegeven, met hem dien namiddag een wandeling te doen, maar te vergeefs; Die verschooning mogt niet gelden, sy seyden dat sy dan meede van die party souden zyn, ondertusschen kwam de Sergeant volgens afspraak my afhalen, | |
[pagina 37]
| |
en wy gingen met ons vieren naar een klyn omweg tourtjeGa naar voetnoot+ in een Herberg buyten de StadtGa naar voetnoot+, alwaar onse algemeene Samenkomst dagelyks was, naar wy daar met het inslaan van eenige Kannen oud Bier ons tot het Poortsluyten onthouden hadden, betaalde ik na ordinare gewoonte de verteering, by onse te rugkomst in de Stad nam de Sergeant van my afscheyd, en ik was insgelyks gereed naar myn Quartier te gaan, alsoo het uur van den avond dus naderde, dog de twee Knaapen, die al een tamelyke rous weg haddenGa naar voetnoot+, dwongen my met haar (tegen myn gewoonte) naar de kroeg te gaan, seggende dat terwyl ik dien middag getracteerd had, sy sulks nu des avonds wilden doen, ik versogd haar dat tot een bequamer tyd of een anderen dag uyttestellen, dog alles wat ik dienaangaande bybragd kon eeven soo veel helpen, als de wieken van een snel lopende wind Moolen met de handen te willen teegen houden, sy scheurden my bynaa de Kleeren van 't Lyf om my meede te sleepen, invoegen dat ik om myn Plunje te sparen, en syn vernieling te vermyden, tegen wil en dank genoodsaakt en volstrekt gedwongen wierd haar begeerteGa naar voetnoot+ optevolgen. Sy geleyde my in een Herberg daar ik wel meermaalen had geweest, dienGa naar margenoot+avond was 'er tot myn ongeluk geen groote overloop van VolkGa naar voetnoot+, buyten een Burger, die wy 'er by den aankomst vonden, trofik 'er by geval een dier soldaten aan, welke my soo wonderlyk uyt den modderpoel op den Aarnhemse Dyk met behulp van syn meedemacker den dag van myne vlugd gered hadt. De dankbaarheid vereyschte dat ik hem meede in ons Gelag deet nemen, ondertusschen dat ik my met denselven aan een syde van de Kamer in gesprek over dat gevaar, en de wyse van haare onvoorsiene redderingGa naar voetnoot+ onthield, bemerkte ik dat myn gewaande tractantenGa naar voetnoot+ sig van tyd tot tyd in 't oor luysterdeGa naar voetnoot+, by welke geheyme onderhoudinge den voorgemelden Burger, die van haar kennis was, sig kort daar naa ook voegde, schoon de nieuwsgierigheid my nooyt tot het doorgronden van een anders saken of sulke, die my niet belangdeGa naar voetnoot+, vervoert heeft, en ook geen de minste argwaan wegens haare diefagtige toeleg opvatte, kon ik egter met myn vier en twintig Sinnen niet begrypen over wat gewigtige Stoffe, die drie Snaaken soo afzonderlyk handelde, dog de bommel braak wel haast uytGa naar voetnoot+, en ik wierd die Secreete CorrespondentieGa naar voetnoot+ tot myn kosten eerder ontwaar dan ik gewenscht had, gelyk men uyt het vervolg sal verneemen. | |
[pagina 38]
| |
Ga naar margenoot+ Een wyl tyds in dusdaanige discoursenGa naar voetnoot+ met myn getrouwe behouder gesleeten hebbende, vervoegden wy ons weeder tot het afgesonderde Geselschap, die sig lustig met den Beeker bezig hielden, wat Lantsman benje Cameraat, vroeg my dien schelmsche Burger, een Geldersman van Aarnhem Geboortig antwoorden ik hem, wel dan syn wy Landsluyden vervolgden hy, en sullen malkanderen mogelyk niet onbekent syn wanneer wy ons aan den anderen ontdeckenGa naar voetnoot+, N B: Waar toe ik op myn Eer kan verklaren dat ik geen de minste treck had, ick ben van Nimweegen seyde hy verder, 't geen gelyk gy weet maar een groote drie uuren van uw Geboorteplaats geleegen te syn, dat 's waar hernam ik (hoewel het geloogen was) dog dewyl myn Ouders vroegtyds syn Overleeden, en ik seedert op het Land ben groot gebragd, geloof ik niet uw bekent te sullen weesen; vervolgens liet hy sig breetvoerig uyt over de aangenaamheid van den weg tusschen die twee genoemde Plaatschen, en de fraayheid van den Aarnhemsche Dyk, die hy ons wys wilden maken altoos soo gelyk te begaen was als een Vloer, ick kon my niet onthouden het teegendeel te beweeren, seggende dat ik het laaste in de winter tyd heel anders bevonden had, wyl ik naauwlyxs twee maanden geleden niet sonder gevaar van myn Leeven, aldaar byna een paar nieuwe Schoenen had laten steeken, en buyten dien Edelmoedige Verlosser (wysende op den ouden Soldaat,) die my met behulp van een ander hadden behouden, in de slik souden moeten versmoort hebben. Dat kan niet syn hervatten hy, 't is eevenwel de waarheid vervolgden ik; daar op bekragtigde dien Burger Leugenaar met een yselyke vloek, dat de voorseyde weg in vergelyking van de beste en sindelykste Hollandsche weegen kon gebragd werden, ick hield daaromGa naar voetnoot+ myn gesegde staande, 't geen hem soo vergramd maakte, of liever ter bereyk van syn oogmerk aldus deede syn, dat hy my dorst toevoeren soo ik my aan die stelling bleef houden, sulks als een schelm geloogen had; hoewel ik nooyt de eerste aansoeker nog oorsaak van rusie heb willen syn, heb ik my egter sedert de omhelsing van dat teedere Ambagt, eenige hoon of smaat tot krenking van myn Reputatie, sonder vergelding ook niet willen laten aandoen, insonderheid van Burger Gasten van dat soort, weshalven ik hem repliceerde, soo hy syn Leugens niet herriep, dat ik hem voor een dubbeldeGa naar voetnoot+ hieldt, wy souden malkander daar op in de Kamer by de kop gevat hebben maar sulx wierd belet, ook seyde ik dat men een Eerlyk Mans huys geen schandaal moest aandoen, maar soo hy soo braafGa naar voetnoot+ was als hy tragten te gelyken, buyten moest komen; den oude Zoldaat had wel syn uytterste vermogen aangewend, ten eynde de questie voortekomen, betuygende een dier geene te syn, welke | |
[pagina 39]
| |
by myn uytgestaan gevaar op de Aarnhemse Dyk present was geweest, dog alles was vrugteloos. Doen wy gereed stonden buyten het Huys te gaan, versogte de HeerenGa naar margenoot+tractanten my geheel vrindelyk, dat ik het Gelag eerst geliefde te betalen, ik seyde dat my die vraag verwonderde, gemerkt sy my op haar kosten aldaar hadde genodigt, en selfs toe gedwongen, om dat ik gedurende dien namiddag de verteering in de buyten Herberg had voldaan, maar dat ik op een bagatel van eenige Kanne Bier soo naauw niet sag, schoon my sulx by vervolg souden leeren, ooyt weder met haar uyttegaan, daar op betaalden ik den Waard die syn Huys sloot, naar dat wy 'er ons uyt begeven hadden. Alzoo ik die tyd nog myn Burger Equipage, en geen SydgeweerGa naar voetnoot+ aanGa naar margenoot+had, raakte wy aan 't worstelen, hy deed syn best en ik niet minder, dog ik had eyndelyk het geluk hem onder te krygen, 't is wel te denken, dat ik doen niet naliet hem eenige douzynen Muylpeeren te vereeren, en nooit heb ik sulx met meerder gulhartigheid en plaisier gedaan, ick had welbespeurd dat hy my in de linker Camisool SakGa naar voetnoot+ (daar gemeenlyk myn Snuyfdoos in stak) tragten te komen, dog vermits syn voornemen my nog onbekent was, sloeg ik 'er juyst geen groote agt op, en vervolgde met hem braaf toe te deckenGa naar voetnoot+; siende dan dat hy syn loos voorneemen op die manier niet kon ter uytvoer brengen, en dat ik hem volkomen meester was, bad hy my te mogen opstaan, en het verschil met den anderen te gaan afdrinkenGa naar voetnoot+, hoe seer ik ook op hem gebeeten was, en de kans nog wel wat langer had willen doen duuren, was ik nogtans soo Edelmoedig van in alles te bewilligen, hem seggende dat ik geen aansoeker van de twist geweest synde, deselve dan geerne wilde byleggen, maar de vos was my te slim, soo drae ik naar myn hoed taste om weder volgens syn voorslag in de Herberg te keeren, pakte hy my onvoorsiens van agteren aan, my met soo een vreeselyk geweld ter aarden werpende, dat ik half bezwymt neederviel, op de selfde tyd taste hy my in 't Camisool Sak om syn roof magtig te worden, maar dewyl ik my met alle kragt op die kant leunde, geraakte syn hand in de klem, hoe Booswigd, seyde ik, was dat uw verraderlyk voorneemen, en het doelwit van die oorluysteringGa naar voetnoot+, gy sult het niet, ik verseker uw, als door het verlies van myn Leeven bereyken; Hy dreygde my daar op met een mes de keel aftesnyden, soo ik eenige de minste teegenstand of gerugd maakte, ick begon Moord te schreeuwen, in een oogenblik kwam een ider uyt syn deur vliegen, voorsien met GeweerGa naar voetnoot+ tot myn ontsetting, maar het was onnodig, | |
[pagina 40]
| |
den quant sig een laaste geweld aandoende, trok met soo een schrikkelyke magt dat hy de linkerpant van 't Camisool afscheurde en met den buyt wegliep. Ga naar margenoot+ Ick liet my het Gras meede niet onder de voeten wasschenGa naar voetnoot+, en alhoewel ik redelyk ter been en gaauw benGa naar voetnoot+, waren myne pogingen onnut, 't was my onmogelyk hem te agterhalen; een Officier van ons Regimend die my te gemoet kwam, en meede op het gerugt van houd den dief was toegeschooten, vroeg my wat 'er te doen was, ick verhaalde kortelyk het geval met alle de omstandigheeden, hoe het sig toegedragen had, kent gy den schurk, vroeg my die Luytenand; niet als van aansien myn Heer seyde ik, en men segt dat hy in soo een straat (die ik noemde) woonagtig is. Dan is 'er geen swarigheid by, vervolgden dien Heer, weest maar gerust Vryer, wy sullen maken dat gy uw Doos weer bekomt, en een voldoeningGa naar voetnoot+ daar by, gaat maar stil naar uw Quartier! Met die woorden wierd my weer een Hart in 't Lyf gesproken, schoon ik nog niet geheel bedaart was. Ga naar margenoot+ Ondertusschen hadden sig de twee andere snaken, die my voor myn duyten soo helderGa naar voetnoot+ getracteerd hadden, sig by myne slaap- of cost Vrouw vervoegd, en haar gesegd niet ongerust te syn, nog naar my te wagten, vermits ik met imand groot verschil had gekregen, en dat sy geloofden dat ons beyder hartnekkigheid den een of ander het Leeven 'er by souden inschieten, die goetaerdige Vrouw, welke my als haar Kind beminde, laakte haar seer dat sy als mackers, die op haar versoek met haarlieden was uytgegaan, geen meer sorg voor my droegen, dog sy verontschuldigde sig, voorgevende alles tot onse scheyding te hebben aangewend, dog weegens onse hoofdig-Ga naar voetnoot+ en quaataerdigheid ondoenlyk geweest zynde, zy daar van hadden moeten afsien, op dit seggen trad ik in Huys, sy verbleekte op myn aankomst, wagt Schoeljens, seyde ik, men sal uw voor die liefdadige dienst vergelden; met een naar de vuurtang vattende (want ik op dat stuk, als van myn passie minder meester synde, nog vrouw was) daar ik haar door de groote verwoetheid sekerlyk de harssens meede souden hebben geklooft soo sy dien dans door een schielyke vlugGa naar voetnoot+ niet ontsprongen waren. Dat geval maalde my sodanig in den Geest, dat ik den geheelen nagt geen oog kon toedoen, ick had nog soo geerne Monsieur den Diefeens onder myn kluyve willenGa naar voetnoot+ hebben, als wanneer ik geloofde hy 'er misschien soo heel huyds niet afgekomen souden zyn, hy heeft my sedert die tyd ook altoos voorsigtiglyk gemeyd, tot soo verre van selfs op de Straaten, om my niet te ontmoeten, een andere weg inteslaan. Syn Hoed, dien ik nevens de | |
[pagina 41]
| |
myne den nagt van onse stryd te gelyk had opgeraapt, heb ik ook tot een triomp teken onder my behouden; en een week voor dat wy met het Regiment uyt Sluys trocken, over syn woning in syn gesigdGa naar voetnoot+ verkogd, deese overwinninge ware genoeg, ik begeerde niets meer, gelyk ik 'er trots genoeg op geweest ben. By het aanbreeken van den dageraad kwam een van die twee tractanten,Ga naar margenoot+waar voor ik den vorigen dag had moeten betalen, en die ik des avonds uyt myn Quartier had gejaagt, my op een ootmoedige wyse goeden morgen wenschen, ick sprong ten bedde uyt, om hem sulks insgelyks, dog op een gantsch onvrindelyke manier te doen, de Silvere Doos die hy my sien liet, en daar ik aanstonds na greep, herstelde my een weynig, soo draa hy sag dat hy door dat middel het gedreygde Orcaan was ontkomen, smeekte hy my om Gods wil, daar over niet verder te klagen, alsoo het om haar aller leeven te doen was; de ontroofde buyt weder hebbende, en daar en boven niet bloetgierighGa naar voetnoot+ synde, beloofde ik 't geen men van my versogdt, mits sy beyde, nog den Burger Dief, in een Herberg onder myn Oogen moeste komen; welker onderlinge Capitulatie naderhand accuraat is geobserveertGa naar voetnoot+. De tweede Historie, die my deese drommelsche Snuyfdoos kort daar na heeft veroorsaakt, was niet min wonderlyk, hoewel ik daar om soo een felle bataille niet heb uytgestaan, moest ik langer als de eerste keer gedult hebbe, eer ik die weder bequam. En 't geene op een sonderlinge wyse is geschiedt. Het was eenige daagen naar deszelfs wederkryging, dat ik voornam myGa naar margenoot+op een namiddag eens met eenige Onder-Officiers en GemeenenGa naar voetnoot+ van ons Regimend te verlustigen, ick had meer als in veertien dagen de voeten niet buytens Huys gehad, boven't besluyd daar ik in was van daar dagelyks geen gewoonte meer van te maken, had my sulks ook een klyne onpasselykheid belet. Naar myn onthouding, waren wy in getal vyf of ses sterk, by onse aankomst in de gewoone buyten HerbergGa naar voetnoot+ wierd 'er helder opgetaptGa naar voetnoot+, en ik wierd dien dag, ik weet niet op wat wys, soo smoor dronken, dat sy my te bed moesten leggen, en in dat Huys laten; het overnagten buyten de Stad, wegens de Desertie, op swaare strafve verboden synde, stelde⋆ ik my ongetwyfelt daar door ten minsten aan een warme rug blootGa naar voetnoot+, dog om dat ik een Lands KindGa naar voetnoot+ was, en als Recruut het Militaire gebruyk niet regt wist, had men eenige inschikkelykheid voor my, en ik kwam 'er die keer sonder eenige straf af. | |
[pagina 42]
| |
Ga naar margenoot+ Om agt uuren des morgens wierd ik door den Hospes gewekt, die my met hem de Koffy deet drinken, waar door ik gevoegt by den slaap, geheel ontnugtert was, ik betaalde hem drie Guldens en twaalf Stuyvers voor het Gelag, dat de Spitsbroeders met my den voorigen dag hadden verteert, den Hospes versogt my inwylen naar syn oude gewoonte eens te snuyven, dog hoe ik ook sogt ik vont geen de minste schynsel van myn Doos, die ik egter wel wist daags te voren by my gehad te hebben; in 't eerst dagt ik sulx een uytgevoerde klugt van syn uytvinding was, maar wanneer hy my ernstig uit die verbeelding holp, verbleekte ik van ontsteltenis, de goede Man die het merkte had medelyde met my, om dat ik een goede KalantGa naar voetnoot+ van hem was, hy seyde my, dat niemand anders als myn mackers, 't sy met goede of quaade intentie, dat konde gedaan hebben, wyl sy my te Bedde hadde geleyd, en dat 'er niets in syn Huys verloren wierd, ofhet moest te regt komen, byzonder sulke stucken van waarde, my verder radende, haar daar over te ondervragen, en soo sy voorgaven daar niets van te weeten, nog dien zelfden dag by alle de Silversmits van de Stad om te gaan, ten eynde die Doos soo sy ter koop aangebooden wierd, te doen aanhouden, op dat syn neeringrykeGa naar voetnoot+ Huys daar door geen quaade naam souden komen te krygen. Alsoo ik van de opregtigheid en eerlyken inborst van dien Hospes verseekert was, maakte ik gebruyk van syne raatgevingen, ick ging by een ider van myn mackers, met wien ik daags te vooren had vrolyk geweest, ondersoeken, of d'een of d'ander van haar uyt voorsorg, dat my de Doos in soo een beschonken en onbewegelyke staat niet mogten ontnomen worden, deselve niet onder sig hadden gehouden, dog de man was op 't KerkhofGa naar voetnoot+ en het was daar meede, gelyk het spreekwoord segd, of sy het te Keulen hoorden donderen, vervolgens spoeideGa naar voetnoot+ ik my de ronde by alle de Silversmits te doen, niet een van haar had deselve nog vernomenGa naar voetnoot+, beloovende my alle (naar haar die uytgeduyt te hebben) soo het te koop mogt werden geveylt, sulx te sullen aanhouden; ick was verwoed, dog 't mogt niet helpen, de Doos was en bleef vermist, sonder dat ik 'er in meer dan twee maanden iets van hoorde. Ga naar margenoot+ Ick overwoog doen, (dog te laat) wat dwaasheid het is dat een Soldaat Goud of Silver by sig draagt, om dat soo men het met⋆ den een niet wil verlapideerenGa naar voetnoot+, een ander het tragt te ontrooven, ick besloot ook soo het geluk wilde, dat ik die nog eens weder bekwam, niet meer by my te sullen steeken, maar sodanig op te sluyten, dat het 't ligt niet meer souw sien, | |
[pagina 43]
| |
gelyk ik naar de laatste wederkryging ook gedaan heb. Op Paasch-Tyd hadden wy met ons drie paar Jongmans en Dogters (mynGa naar margenoot+Persoon in't Mannelyke daar onder begreepen) party gemaakt by Claas, in de meergemelden buyten Herberg, eenige uurtjes op het aangenaamste te gaan doorbrengen, wy wandelden paar en paar ider met onse Vrysters onder den arm naar dat Krygslusthuys, ick was naauwelyks in de Kamer getreeden, ofik merkte dat den Waard my wenkte, nieuwsgierig om te weeten wat hy my soo geheym te seggen had, en altoos bevreest dat ik ontdekt was, volgde ik hem met klyne schreeden en niet sonder eenige ontsteltenisse te gevoelen, maar die ongerustheid wierd haast in een overmatige blydschap verandert; soo draa wy ons genoeg van 't verdere Geselschap verwydert hadde, om niet gehoort te worden, vroeg hy my al laggende of ik seedert niets van myn vermiste Doos had gehoort, neen! Antwoorde ik, alles wat ik tot derselver wederkryging, volgens uw raad aangewend heb, is vrugteloos geweest, wel nu hernam hy, ik ben daar in dan voor u geluckiger geweest, daar is ze wederom, (my deselve overhandigende) weest op een andermaal voorsigtiger met wien gy omgaat, en pronkt 'er soo veel niet meede, want door sulke GasconnadesGa naar voetnoot+ ben ik die magtig geworden, gy sult 'er uw wel by bevinden, en naderhand die verdrietigheden daar door vermyden, wanneer gy mogelyk ook nooit diergelyk geluk meer aantreffen soude, ick betuygde myn gevoelens van dankbaarheid met hem teederlyk te omhelsen, en verseekerde hem, dat ik dat besluyd reets lange genomen had, maar vervolgden ik, gy hebt my die groote vrindschap bewesen, hebt de goetheit van my nu ook eens te verhalen, hoe myn Snuyfdoos in uwe handen gekomen is, over eenige dagenGa naar voetnoot+ seyde hy, kwam hier een bejaartGa naar margenoot+en versoopen Karel in Burgers gewaatGa naar voetnoot+, die aan syn spraak my toescheen, een Vreemdeling te syn, hy snoefde soo op syn Doos, en de laage prys waar voor hy die gekogt had, dat my sulks uw geval in geheugen bragd, ik eyste een Snuyfje, en prees de Doos, den Pronkert die 'er groots op was gaf ze my in handen, nademaal dat ik, gelyk gy weet, dikwyls daar uyt gesnuyft had, kende ik die aanstonds voor de uwe te syn, ik stak ze in myn Zak, en seyde hem dat doen ik die Doos de laastemaal gesien had, die aan myn behoorde, hy swoer kris en krasGa naar voetnoot+, dat hy deselve van een Miletair voor agt Guldens had gekogt, dat kan syn hernam ik, dog gy kont sien, dat gy van die Miletair uw Geld weer krygt, dewyl de koop onder de waarde selfs van oud Silver is, heb gy daar uyt genoegsaam konnen verdenken, sulks gestoolen goed was, ondertusschen sal ik deselve onder my blyven behouden. | |
[pagina 44]
| |
Ick was verrukt van vreugde over dit onverwagd geval, en ik had reede van het te syn, men was by myn gehoorent GeselschapGa naar voetnoot+ verwondert over de buyten gewoone lustigheidGa naar voetnoot+, waar meede ik dien geheelen namiddag was vervult, te meer, daar ik over dat verlies lang swaarmoedig was geweest, ik liet ook helder op tappenGa naar voetnoot+, edog uyt vrees van een nieuw ongeval, wagte ik my haar de oorsaak te openbaren: want met schade en schande had ik al geleert, dat men niemand meer betrouwen kon, soo seer als my de droefheid den nagt van de eerste ontroofing den slaap had belet, was het nu met de blydschap geschapen, so dat die hertstogten op ons gemoet deselfde werking moeten hebben, dat is altoos seeker, dat ik voor een half mirakel en wonderlyk geluk aanmerkte, dat ik met soo een eerlyk man van een Hospes had te doen gehad, sonder het welke de wederkryging wel weeder op nieuw een haggelyk spel⋆ had kunnen geevenGa naar voetnoot+. Ga naar margenoot+ Midlerwyl die eerste en tweede ontmoetinge was ik GemonteertGa naar voetnoot+, en de Wapen OeffeningGa naar voetnoot+ door een dagelykse omgang, en myn byzondere oplettentheid, bereyds soo magtig geworden, dat myn progresseGa naar voetnoot+ my haast een VleugelmanGa naar voetnoot+ souden hebben gemaakt, wanneer wy circa in 't midden der Somertyd, op het onverwagst PatentGa naar voetnoot+ bequamenGa naar voetnoot+, naar 's Hertogenbosch te marcheeren, om aldaar tot nader bevel Garnisoen te houden; doen ik met de Recruut, myn gewesene rys gesel, voor de eerstemaal ten byweesen van een Officier, het Geweer moest afschieten, om ons daar door tot het vuuren in de Exercitie by het Bataillon te gewennen, viel dien stoutmoedige kwant met Geweer en al voor myne voeten neer, wel Jan sult gy het beeter maken, vroeg my den Officier, ik denk van ja myn Heer voerde ik te gemoet, ter selver tyd myn Geweer vigilantGa naar voetnoot+ lossende sonder eenigsints te aarselen, hoewel het heftig stoote; dien Officier scheen 'er over verwondert te syn, gaf my een Drinkpenning, en verklaarde sulks als een goet teeken van myn couragie aantemerken. Ga naar margenoot+ Eer ik van Sluys, dat voorgegeven beste Garnisoen afstap, dient men te weeten, dat ik met al die voorvalletjes en vermakelykheeden, gestaedig mynen Dienst, in alles wat een Soldaat betreft, gedaan had, geen Wagten of TogtenGa naar voetnoot+ die ik versuymde, of waar omtrent ik den Malenger speelde, | |
[pagina 45]
| |
daar was niets in den WapenhandelGa naar voetnoot+ of het bekoorde my, en dat leeven had my volmaakt gescheenen, indien de natuurlyke sedigheid aan onseGa naar margenoot+kunne eygen, bywylen door eenige lelyke propoostenGa naar voetnoot+ niet was gekwest geworden, ik wierd 'er meenigmaal door, inzonderheid in myn eerste Wagten, van myn stuk afgebragd, het was in 't eerst onmogelyk voor my te begrypen, hoe een Onder Officier dat kon gedoogen, naderhand heb ik 'er de onbetwistbaare oorsaak van ontdekt, namentlyk dat de meeste van die Heertjes met het selfde sop overgoten syn, ick had maar eens gewenst in haar plaats te weesen, om die Godslasteraars en schaamteloose Praters door rotting oli teGa naar voetnoot+ doen swygen, in 't vervolg heb ik 'er my hoe langs hoe meer, gelyk een ander naar geschikt, de gewoonte is een tweede natuur, en door de tyd gewent men sig naar alle dingen, ik moest het voor al doen, en meer als imant, om dat myne inzigten op meer gronden steunden, buyten dat, souw ik my verdagt hebben gemaakt of ten minsten my voor een fyneGa naar voetnoot+ hebben doen doorgaan; hoedanigheid die gantsch niet met myn gesteltheid overeenkwam, en geen groot voorregt nog Eertitul in het Adelyk Militairendom geven, om kort te gaan wat souw ik dog gedaan hebben, ick was met den Drommel ScheepGa naar voetnoot+, en moest 'er meede overvaren. In 's Hertogenbosch komende, leefden ik in dat tweede Garnisoen op deselfdeGa naar margenoot+trant, als ik in 't eerste gedaan had, dat is te seggen, dat ik met het waarnemen van myn dienst en pligd, eeven lustig, vrolyk en vermakelyk was, ik had daar om myne bezigheeden, en ik bevleytigde my met het weynige dat ik van de naalde verstond, Mans- of Vrouwenwerk 't was my onverschillig, die benaarstigingGa naar voetnoot+, en den yver waar meede men my sag arbeyden, verschaften my veel werk, ik nam dagelyks in dat Ambagt toeGa naar voetnoot+, en won veel Geld, want van myn Leening kon ik op verre naa soo veel kromme sprongen niet maken, ik kwam altyd net en proper voor den dag, waar door ik al myn mackers de loef afstak, en dat veroorsaakte dat ter eerste instantie eenige van die geene, die men onder syn vrinden kan tellen,Ga naar margenoot+als men van agteren opreekentGa naar voetnoot+, seyde, dat Jan nog maar een blaauwe maandag in Dienst was geweest, maar dat wanneer het Handgelt eens verteert was, men het armen leven gaande soude hebben; en dat ik dan soo fraay gekrult en gepoejert niet voor den dag souden komen, en eeven als een ander Soldaat wesen: want men dient te weten, dat sulks ter dier tyd nog gcen algemeene wet was, doen sy naar verloop van tyd sagen, dat ik daar in vervolgde, was het, waar kan Jan van Ant dog al die figuren van | |
[pagina 46]
| |
makenGa naar voetnoot+, soo hy dat niet van de Vrouwluyde kreeg, hy moet ons niet wys maken, dat hy dat van syn vyf SesthalvenGa naar voetnoot+ kan doen? En voegden 'er weer een andere by, hy is immers nooit aan de Compagnie schuldig, syn werk kan soo veel niet syn, want hy is veeltyds in de Herberg, daar hy meer wyn suypt als wy bier, de Duyvel mag syn rekeningh verstaan &c. Deese welsprekende vertoogen, deede my by andere van nog minder begrip, voor een liefhebber van de sulke, die men Meysjens van vermaak noemt, doorgaan; om alle kwade agterdenkingenGa naar voetnoot+ te beneemenGa naar voetnoot+, liet ik haar in dat gevoelen, en om haar daar in meerder te bevestigen, gehield ik my van een heele amoureuse aart te syn, tot dien eynde was het, dat ik meenigmaal voor de Venus DiertjesGa naar voetnoot+ in de bres heb gesprongen, en een kansje met de puntGa naar voetnoot+ gewaagt, het geen ik met de linker- soo wel als de regterhand doen kon. De twee lidteekens, die ik tot deser uur nog op een derselver daar van heb behouden, geeven te kennen, dat ik geen swarigheid maakte voor sulke peuseltjes, met de kling te slaanGa naar voetnoot+, en waar van ten voorbeeld, op syn tyd gewag sal werden gemaakt. Ga naar margenoot+ Myn goet en gereegeld gedrag, gevoegt by dat ik altoos soo wel uytgedost voor den dag kwam, deet een goet denkbeeld van my opvatten, en boezemde myne OpperhoofdenGa naar voetnoot+, seer voordeelige gevoelensGa naar voetnoot+ ten mynen opsigten in, men vleyde my, soo ik dus voortging, binnen weynige tyd Sergeant te sullen maken, om dat ik redelyk met de pen was. De Corporaals plaats was my aangeboden, dog ik had geen smaak, om so men segt, een Soldaaten knegt te worden; het was te groote stap, om het eensklaps te beryken, ook regeert de wangunstGa naar voetnoot+ soo wel onder de laage als hooge van soo een groot lighaamGa naar voetnoot+, ider heeft syn CreaturenGa naar voetnoot+, ik heb wel op het kantje gestaan, van het in, en buyten het Regiment te worden, maar door de een of andere onverwagte verandering, is my het steygen tot die fortuyn trapGa naar voetnoot+ telkens belet. Ga naar margenoot+ Ick geloof dat wy twaalf weeken, of daar omtrent te 's Hertogenbosch in bezetting hadden geleegen, doen wy order ontfingen, ons naar GroningenGa naar voetnoot+ te begeeven, vermits het meeste gedeelte van die geene, welke het Regiment van den Luytenant Generaal Veltman uytmaakte, Groningers van geboorte waren, ontstont 'er op die tyding een algemeene blydschap onder | |
[pagina 47]
| |
het volk, ik had ook geen reede daar over bedroeft te syn, die groote verwydering van myn geboorte plaats, was my aangenamer, dan 'er naby geleegen te syn, ik was gedurig bang, dat den eenen lompert of den anderen, de kans souden doen verkeeren, die vrees was niet ongegrond, ten anderen was ik verheugd, als men van Garnisoen veranderde, op de eerste Trommelslag was ik altyd klaar te Marcheeren, hoe meer dat geschieden, hoe liever dat ik het had, ik was voor de verandering, en daar en boven nieuwsgierig andere plaetsen te bezigtigen, dat oogmerk gelukte my in den Krygsdienst; nooit heeft men een Soldaat met meerder lust syn Bagagie en Wapentuyg op de PoggelGa naar voetnoot+ sien dragen, en ik was op al de Marsen, die ik met het Regiment gedaan heb, soo vrolyk en blymoedig, dat ik als een kriekje songGa naar voetnoot+, en nooit van die geene was die agter bleef. Eenige dagen na dat wy te Groningen aengekomen waren, nam denGa naar margenoot+Oversten T....Ga naar voetnoot+, onder wiens Compagnie ik was, my by sig als Lyfknegt, ik had voor deezen soo lang als meyd gedient, ik moest het ook eens als knegt beproeven, men deet my de levrey rok aentrekken, schoon ik daerom als Soldaet in de Compagnie bleef, en myn leening trok; in de weynige maenden die wy in die Stad Garnisoen gehouden hebben, kan ik seggen, dat ik my met roem van die nieuwe bediening heb gekweten, sodanig, dat toen ons Regiment het volgende jaer benoemt wierd te Velde te gaen, Mevrouw my voorsloeg, wanneer ik als knegt liever wilde blyven continueeren, by myn Heer haer Gemael, bewerken soude, dat ik van het bywonen dier Veldtogt souden ontheeven syn, maer op myn ernstig en aenhoudent versoek, dat ik verkoos de CampagneGa naar voetnoot+ te doen, wierd ik van die qualiteyt tot myn blydschap ontslagen, voorgeevende dat men een jong Karel als ik was, tot een ander eynde voor den Vyant moest gebruyken. Ick heb daerom naderhand nog by drie Officiers van ons Regiment als oppasserGa naar voetnoot+ geweest. Ik kon dat doen sonder myn dienst te verwaerloosen, het waren de Heeren Lieutenants L..., B..., en V..., waer van de eerste werkelyk Granadier Kapiteyn is, de tweede heb ik dikwils moeten verschoonenGa naar voetnoot+, daer viel niet veel tegen te praten, ik moest gehoorsamen, en dewyl ik het als myn beroep aenmerkte, dagt my sulks sonder myn kuysheyd te bezwalkenGa naar voetnoot+, te hebben konnen doen. Het was in 't vroegjaer 1747. dat wy uyt Groningen naer het Veld togen,Ga naar margenoot+in Bergen-op-ZoomGa naar voetnoot+ komende, moeste wy aldaer seven dagen tot nader bevelen blyven vertoeven, ick wierd alleen in een quartier gebiljetteerdGa naar voetnoot+, | |
[pagina 48]
| |
Ga naar margenoot+maer daegs daer aen, wierd het getal in dat huys met twee Byersche Soldaten vermeenigvuldigt, haer gestaltenis ontstelde my, ik was genootsaekt tusschen die twee knapen tegen wil en dank te slapen, de bedsteede was kleyn, men versogt my in 't midden te gaen leggen, ik voorsag my altoos van myn entje staelGa naar voetnoot+, om my daer van des noods te kunnen bedienen, die voorsorg was onnodig, want ik moet tot haer lof bekennen, dat ik nooitGa naar margenoot+geen stilder nog ordentelyker slaepmackers gehad heb; niettemin gevoelde ik altyd een schrik als de nagt of tyd van rust naderde, en hoewel ik myn broekje aenhield, beefde ik sodanig van angst, dat ik naeuwlyks een oog kon toedoen; met dit alles soude ik haer evenwel de minste vermeeteltheyd, die sy hadden derven onderneemen, duur genoeg hebben doen staen, nademael ik voor de duytsche knevels, hoe groot die ook waren, nooit bevreest ben geweest. Ga naar margenoot+ Nae verloop van de seeven dagen onthouding teGa naar voetnoot+ Bergen op Zoom, wierde wy naar het Land van AxselGa naar voetnoot+ getransporteert, voor de roemrugtige Actie aan denGa naar voetnoot+ Sandberg, daar ik wel bywesigGa naar voetnoot+ hadde willen syn, en voor de overgaave van HulstGa naar voetnoot+, die kort op het selve volgde, hebben wy daar taamelyk gerust gecampeert, soo men een seeker belaggelyk geval wil uytsonderen, die ons op die veltplaats is ontmoet. Het was op een nagd, dat door een Corporaal van een voorwagt, of van een patrouille (dat ik nu niet regd van beyde weet) een driemast Schip, soo hem dagt van verre langs den Dyk ontdekt wierd, daar op geraakte welGa naar margenoot+haast alles in allarm, met alle man op de been, en in weynige minuten verscheen een ygelyk onder de Wapenen, ik had my naar gewoonte, schoon ik niet van 't piquet was, gekleed op het stroo nedergelegd, gelyk dat een regtschapen Krygsheld, in sulke omstandigheden past te doen, ik nam dan myn SnaphaantjeGa naar voetnoot+, en dronk een slok, en daar meede was Jan van Ant klaar; doen den dag begon aantebreeken, bespeurde men onderscheydentlykGa naar voetnoot+, dat het gewaande driemastig Schip in een oude en dikke driekantige boom was verandert; een ider moest ongetroostGa naar voetnoot+ heene gaan, en weeder naar syn tent keeren. Ga naar margenoot+ Soo draa Hulst aan de Vyanden over was, tragten sy ons op dat Eyland, en aan de kant van Ter Neuse de pas aftesnyden, en ons gevolglyk Krygsgevangenen te maken, dog dat was vrugteloos, en mislukte hun; wy waaren alle te wel gemoet, om sonder het waagen van een beslissend hoofdtreffen, | |
[pagina 49]
| |
tot die lafhartigheid overtegaan, en besloote, op het voorbeelt onser dappere Hoofd- en andere Officieren, veel eer tot de laatste man te sneuvelen, dan ons op die voet overtegeven, ik kan betuygen, dat in 't algemeen gesprooken, de Troepen eenpariglyk nooit soo kloekmoedig heb gesien, 't is waar dat ik onder ons Regiment, so als ik geloof dat het onder alle anderen is, eenige van die snoef- of poghansen heb beschouwt, die in de kroeg Lyf en Ziel verswoeren, dat sy drie Franschen voor haar hooftGa naar voetnoot+ met eene hant naar de andere wereld konden senden, en die ter regter tyd met traage schreeden haar naar de allarm plaats vervoegde, en als arme Sondaars van verslagentheid geen woord konde spreeken; dat gaat gemeenlyk soo, met de geenen die het kruyt niet konnen ruyken; Het spreekwoord is dus in allen deelen waar, dat de beste Stuurluyde sig op 't Lant, en de beste Krygshelden sig in den hoek van den Haart bevinden. Het Land van Axsel ging, so als men bewust isGa naar voetnoot+, met een voordeeligeGa naar margenoot+Capitulatie voor ons aan den Vyant over; wy moesten binnen drie dagen het selve ontruymen, de Troepen die daar in ten getalle van omtrent twee duysent man hadde gelegen, sakte by gedeeltens naar het Lant van Ter Goes af; daar was op onse aftogt geen levensmiddelen voor Geld te bekomen, de schelmsche Boeren gaven voor, dat het haar meest alles ontsikkeltGa naar voetnoot+ was, en dat sy niets meer als tot haar onderhoud overig hielden, maar de guyten hadden 't verstoken, men weet dat sy seedert den Oorlog over al Menschen als andere geworden zyn, dus had niemant wat te bikken, Jan was evenwel nog van een goede quantiteyt Broot, Spek, en een gevulde BorrelGa naar voetnoot+ in de sak voorsien, dat ik sorg droeg my nooit te ontbreeken, 't is een Boer segt men niet wys te maken, hoe een Soldaat aan de kost komt, maar sy weten dat by ondervinding nu al te wel, den dag van onse afmars waren wy verscheyde uuren agter malkander onder de wapens, het volk was half flaauw van vermoeitheid, honger en dorst, die twee laaste dingen syn de verschrikkelykste vyanden voor de Krygsluyden, so sulk gebrek van duur is, verliese sy wel haast al haar dapper- en gehoorsaamheid, ik deelde aan eenige myner beste mackers van myn Broot meede, so ver het strecken kon, myn Luytenant vroeg my om den Borrel, ik gafhem een teug daar uyt, maar behield deselve in myn handen. Ik voorsag wel dat men andersints door een generaale meededeelsaamheidGa naar voetnoot+, my weinig van dat costelyk nat soude overgelaten hebben, en ik kon het op die tyd nergens voor Geld bekomen, ik geloof ook soo ik voor dat flessie, dat een groot | |
[pagina 50]
| |
halfpint maatGa naar voetnoot+ hiel, een Ducaat en meer had geeyst, het heel gewillig van verscheyde onser Bevelhebbers daar voor, wegens de schaarsheid van dien, soude gekregen hebben. Ga naar margenoot+ Ick wierd schier half siek van hertseer, dat wy niet eens hantgemeen met den Vyant waaren geweest; sal ik myn moet dan nooit eens koelen kunnen, en altoos myn vierige wenschen te leur gesteld, en gedwarsboomt sien, dagt ik in myn selven, door de hoop die ik my voorstelde, dat sulks voor het eynde van dien veldtogd my daar toe nog gelegentheid souden verschaffen, beurde ik die lustloosheid allengskens in de gewoonlyke vrolykheid op; ick heb nogtans die byzondere neyging, en wonderlyke begeerte, soo tegenstrydig met het vrouwelyk geslagt, niet vervult gesien, dit speet my geweldig, en ik kan sonder op myn couragie te poggen, ofhooveerdig te syn, met opregtheid verklaren, dat het eenigste 't geen my in den Krygsdienst neerslagtig heeft gemaakt, alleen geweest is, dat ik geen Veldslag, of Beleegering heb bygewoont. Ga naar margenoot+ Wanneer wy in het Lant van Ter GoesGa naar voetnoot+ aankwamen, wiert ons eerste Legerplaats aldaar, in de sogenaemde Boonepolder neergeslagen, kort naar onse aankomst, wiert de heugelyke tyding van de aanstelling van Syne Hoogheid den Heere Prince van OranjeGa naar voetnoot+, als Stadhouder van die, en eenige andere Provintien, onder de Troupen verspreyd; een algemeene vreugde en blydschap ontstont 'er onder deselve wegens die verheffing, het scheen dat iders dapperheid en moet, tot de minste Soldaat incluys, daar door aangroeide, ik kan wel seggen dat de myne daar door nieuwe kragt bekwam; de Patriotsche liefde en sugt, om ten diensten van die Vorst, blyken van myne aanwassende kloekmoedigheid te geeven, was natuurlyker en grondiger, behalven dat ze ook meer op gesonde reede steunde, om dat ik de Eer heb, onder de Domeynen van dien Prins gebooren te syn; en die Baronnie van dat Doorluchtig Huys desselfs naam ontleent; Enfin daar was niemant onder ons, of hy was gewillig, en met het uyterste vermaak gesint, Lyf en Leeven voor dien dierbaren Vorst op te offeren. Ga naar margenoot+ De tweede Veltplaats, die wy naar verlating van het eerste, in dat Eyland betrocken, was op den DuvelshoekGa naar voetnoot+ by het Dorp CrabbendykGa naar voetnoot+, het was op dien selfden tyd, dat het Beleg van Bergen op Zoom, door den Vyand ondernomen wiert, wy konden de Bombardeering dier Plaats door de nabygelentheidGa naar voetnoot+, en aangrensing gestadig hooren, hoe seer ik ook aangedaan was over het gevaar, waar meede ons Land gedreygt wierd, moet ik beken- | |
[pagina 51]
| |
nen, dat elke schootGa naar voetnoot+ myn hart in 't Lyf deede huppelen, soo vieriglyk wenschte ik in die Belegering geweest te syn, ook hadden wy nog gedagt, dat ons Regiment met de anderen, die uyt Zeeland toogen, in dat Beleg soude rukken, dog dat geluk was voor my niet beschooren, ondertusschen bleeven wy in dat waterige gewest by continuatie leggen, sonder 'er iets van belang uyttevoeren, gelyk wy daar toe ook geen genoegsaame geleegentheid hebben aangetroffen, dewyl wy maar enkel en alleen, tot decking der Deyken op die kusten, of ter beveyliging voor een Invasie, in dat Lant diende. Alvorens naar de Winter quartieren te keeren, moet ik eerst een seer merkwaardig, en vermakelyk geval verhalen, dat ik met den overleedene Luytenant Generaal S.......Ga naar voetnoot+, welke aldaar het Opperbevelschap, over de Troupen heeft gevoert, gehad heb! En dat ik geloof, nevens de andere Historietjes wel eenige opmerking sal verdienen. Op een tyd, dat ik van die geene was, welke de generale wagtGa naar voetnoot+, by dienGa naar margenoot+Commanderende Chef in deszelfs Hoofdquartier te Crabbendyk uytmaakte, en die gemeenlyk van vier daagen, of anders ten minsten van agt en veertigh uuren zyn, deese waar ik my bevont, was op den eersten voet geschiktGa naar voetnoot+; den derden dag dat ik ter seyden het huys van de genoemde Generaal, als Schildwagd geposteert stont, en dat ik geen de minste onheyl gewaar wiert, dat my souden hebben kunnen overrompelen, stopte ik myn kort pypje, om daar door de vaakGa naar voetnoot+ uyt de oogen te verdryven, want door de swaare dienst in dat Eyland, gevoegt by de continueeleGa naar voetnoot+ beweeging en alertheid, waar in men op Generaals wagten moet syn, hadde ons heel slaapagtig gemaakt; Ick had naauwlyks aangestoken, en ten hoogsten een treck of tien gedaan; wanneer het syn Excellentie geheel onpasGa naar voetnoot+ behaagde, een visite op myn post afteleggen, soo draa ik dat besoek ontwaar wiert, smeet ik de pyp agter een hegge in 't sant, en presenteerde het Geweer, sonder my eenigsins te onthusselenGa naar voetnoot+, schoon het als een stout bestaanGa naar voetnoot+, dat verboden is, my mogelyk niet vrindelyk soude afgenomen syn, indien ik met een man van minder rang, en goedaardigheid had te doen gehad, wel Cameraat begon die braave Opperbevelhebber my te seggen, benje een Liefhebber van een pypje te knappen, voorseker syn Excellentie was myn ant | |
[pagina 52]
| |
woord, wanneer het my de tyd toelaat, en dat ik van toebak en pypen voorsien ben, kan ik dat smakelyk doen, wel laat ik dat eens sien, vervolgde dien Heer, ick heb liever dat een Schildwagt rookt als slaapt, de tyd werd u gegeven, en de pyp met toebak syn geheel by de hand en gaauw te vinden, ik sag doen, dat met al myn behendigheid in het wegwerpen, men het in de neus hadGa naar voetnoot+: want syn Excellentie het kort pypje opgeraapt hebbende, gaf het my over, met versoek daar meede te vervolgen, ik tragte my wel in het eerst daar van te ontschuldigen, om dat ik dagt, dat het op een andere boog gewent wasGa naar voetnoot+; maar te vergeefs, syn Excellentie hield soo lang, met syn aangeboorne welsprekentheid, met syn versoek aan, dat ik voor onwelleevent soude doorgegaan hebbe, soo ik daar in niet had bewilligt, of dat verder geweigert had te doen, derhalven begaf ik my weer aan 't roken, veel geruster als te vooren, en na dat dien Generaal, dat een wyl tyds blyven beschouwen had, verliet hy my, en keerde weder in syn Logement te rug. Ick was nog bezig te overwegen, wat ik van al die Complimenten denken soude, wanneer een der knegts, my een tinne tafel bort opgehoopt met beste CanasserGa naar voetnoot+, en twee schoone lange Pypen, kwam brengen, my te gelyk, uyt naam van syn Excellentie gelastende, nu eens op myn gemak te roken, ik liet dien Generaal verseekeren, dat ik syn beveelen, als een wet soude gehoorsaamen, gelyk ik ook niet nalatig was te doen, en het was inderdaat een aangenaame vertoning, my met een lange pyp in de eene, en het Geweer by de voet in de andere hant te sien; dat den Sergeant van de wagt meende dol te maken, dog ik stoorde my daar niet veel aan, en vervolgde te roken, als of ik een geboren Houssaar was geweest. Doen ik bynaa een quartier uurs, met dat soet tydverdryf doorgebragt, en myn pyp omtrent uytgerookt had, sag ik dezelfde knegt andermaal naar my toekomen, voorsien met een bottel oud bier, en een glas, latende syn Excellentie my seggen, dat ik sekerlyk, door het rooken wel dorst souden gekreegen hebben, en daar meede de toebak smaak eens kon afspoelen, dat ik op myn woord van Eer beloofde te doen. Een weynig voor dat ik afgelost wierd, kwam de knegt voor de derdemaal, my een koude gebraade hamelen boutGa naar voetnoot+, benevens een groot wittebroot brengen, dewyl syn Excellentie dagt, vermits ik nu gerook en gedronken had, ook wel honger soude gekreegen hebben, en voegde de knegd daar by, dat 'er overschiet kunt gy behouden, en in u knapsak steeken, dat meenik ook te doen vrind seyde ik: want gy weet wel, dat een Soldaat nooit iets wederom geeft, vervolgens liet ik syn Excellentie voor al die weldaden | |
[pagina 53]
| |
en giften, waar meede ik overstelpt wierd, myn dank betuyging doen, met byvoeging dat een vles wyn daar op smaken soude; en onder verseekering, soo ik die bekwam, hy sig in 't geheel van myn Protectie konde gepersuadeert houdenGa naar voetnoot+, dat versogte wierd my aanstonds gezonden, en naar dat ik my in myn SchilderhuysGa naar voetnoot+ braaf met eeten en drinken gemest had, stak ik het overschot by my, en wierd afgelost. Dien selfden avond deet de gemelde Generaal my nog de Eer aan, op deGa naar margenoot+wagd een besoek te geven, vragende of alles my wel gesmaakt had, ik herhaalde myn betuyging van dankbaarheid, en seyde dat sulke Edelmoedige handelwyse, alle Soldaten wonderlyk soude lykenenGa naar voetnoot+, en my in 't bysonder soo was bevallen, dat ik op die manier gedurende de Campagne, wel de wagt by syn Excellentie soude willen blyven behouden, hy lachte over dit myn seggen, en vroeg my verders, of ik lesen en schryven kon, waar op van ja geantwoord hebbende, dien Heer my voorsloeg, dat wyl hy in myn vrymoedige rontborstige aart, en fraaye gestalte behagen had geschept, en soo ik in syn onderhorend RegimendGa naar voetnoot+ geneegen was te dienen, my als Onderofficier te sullen aanstellen, en verder met syn gunst en vermogen souden vereeren, ik hernam, dat voor soo verre ik steeds syne Hoogheid, en het Vaderland bleef dienen, het my onverschillig was, in wat Regiment ik my bevont, dat het my egter een groote Eer soude syn, in die van syne Excellentie te komen, en dat ik myn verheffing, altoos door getrouwe diensten, souden tragten waardig te maken, maar dat de toestemming van myn Captein, daar toe nootwendig vereyst wierd, sonder het welke die aangebodene gunst niet konden aanvaarden, ik besloot met te seggen, dat ik geensints twyfelde, ofmyn Overste soude my geerne op het versoek van syn Excellentie ontslaan, schoon ik een der meest beminde, en de favoriet van syn Compagnie was; dit wierdt my alles, naar dat ik myn aangenomen naam had opgegeven, met de hand belooft van werkstellig gemaaktGa naar voetnoot+ te worden, dog door het onverwagt, en schielyk sterfval, van dit myn voorstanderGa naar voetnoot+, den Luytenant Generaal S...., (dat kort na dat Comedietje voorviel), sag ik myn hoop in rook verdwynen. Inmiddels had ik, gedurende ons verblyf in 't Land van Ter Goes, metGa naar margenoot+een fraay Meysje kennis gemaakt, men verspreyde het gerugt, dat ik met dat Zeeuws Boerinnetje soude trouwen, hoewel het te dier tyd myn minste gedagten waren, my in den huwelyken staat te begeeven, ik vertrouw nogtans wel, dat soo ik van het noodige was voorsien geweest, om dat doelwit | |
[pagina 54]
| |
te beryken, geen seven jaar had behoeven te vryen, ick soude 'er ook geen kwaade party aangedaan hebbe, daar waren duyten; sy was Lieftalig, poeselagtig en seer blank van vel, en het soude een volmaakte schoonheid gegeven hebben, indien de kleur van haar tanden, niet een weynig veel naar die van Chocolade gehelt hadden. Ga naar margenoot+ In Zeeland en Noortholland, volgt men een en dezelfde gewoontens in de Amourettes, ten opsigte van Militaire Personen, soo men syn Hof, aldaar aan een jonge dogter maken wil, dient men des avonds als het duyster is, daar op uyt te snuyvenGa naar voetnoot+, wanneer men ze met heele troepen op de straten, of stoepen kan aantreffen, maar den dag is daar te heylig toe, en hoe beleeft men dan ook groet, wert een Soldaat naauwlyks aangesien, uyt vrees dat die jonge maagden, daar door haar goede naam en reputatie souden kunnen krenken, swaarighedens die heel gegront schynen, ik voegde my wel haast naar die Lants moode, ik begon alle avonden, wanneer ik buyten dienst was, in het Dorp daar wy agtergeleegert stonden, ook te kruysschenGa naar voetnoot+, meer tot vermaak en tydverdryf, en om myn beurs, die 'er toen heel schraaltjes uytsag, wat in staat te stellen, als wel om andere inzigtenGa naar voetnoot+, daar meerder als ik bezit toe vereyst wierden, gelyk dat van selfs spreekt, sonder dat het nodig sal zyn, dat ik daar van een wytlopiger uytsluytsel behoef te geven. Ga naar margenoot+ By geval had ik met dat Engeltje, dat een Bakkers meid was, kennis gekreegen, ik had de Eer van haar te behaagen, in soo verre, dat het maar aan my stont, het jawoord te krygen, indien ik die formaliter versoeken wilde, al die Ceremonien kwamen byzonder in myn kraam te pas, ick wist daar door honderde uytvlugjes te vinden, ondertusschen dat sy niet naliet, dagelyks myn sakken te vullen, om kort te gaan, hoewel ik my beroemen kan, overal waar ik de verliefde heb gespeelt, over myne medeminnaars gezegenpraald te hebben, was het evelGa naar voetnoot+ in dit geval, dat heel anders uytviel, soo niet gesteld. Ik bespeurde aan dat liefkind, dat sy hoe langer hoe koelder 't mywaarts wierd, sy dagt mogelyk reede te hebben, om over my misnoegt te kunnen wesen; so sy die wesentlyk met gront heeft opgevat, is het ten minsten myn schuld niet geweest, het heeft my selver dikmaals verbolgen gemaakt, dat Mevrouw de Natuur soo onmededoogent, tegens myn neyging en gemoets driften, met my gehandelt heeft, mogelyk dat die socte meyd, ook door een al te amoureuse ComplexieGa naar voetnoot+ (dat men segt aan de meeste Bakkers Dogters, en haar Meydens, weegens de hitte van den oven, seer eygen te syn) haar reekening beeter by een ander vontGa naar voetnoot+, hoe het ook | |
[pagina 55]
| |
zy; doen ik merkte dat 'er niets meer te halen was, besloot ik het coste wat het wilde, de hinderpaal te ontdecken, die my uyt haar gunst had gestooten, ik zoude egter nooit gedagt hebbe, dat sy haar liefde op soo een voorwerp gevestigd had, het was een Corporaal van syn Ambagt, die myn plaats bekleede, en die soo mismaakt als sy schoon was; want ik kan betuygen, nooit een man gesien te hebben, die in allen deelen soo volmaakt leelyk was. Verscheyde nagten aan den anderen, had ik al geloert wien dog dien ontsaggelykeGa naar margenoot+medevryer wesen mogt, eyndelyk de laatstemaal, dat ik bereyd stont naar myn tent te keeren, sag ik een Heer of die het scheen te syn, met een Alongi PruykGa naar voetnoot+, en in een roode mantel gewentelt, met groote stappen in een gangetje treden, dat op het agterhuys van de Backery uytkwam, die plaats was my voor deese ook bekent geweest, sonder my eens te beraden in wat gevaar ik my souden gestoken hebben, soo het inderdaat sulk een personagie geweest was, als waar onder hy sig vermomde, volgde ik hem sagjes na, en soude regelregt in het vertrek getreeden hebben, soo ik de deur voor myn neus niet geslooten gevonden had, de gelegentheid van dat kamer of keukentje, soo als men het noemen wil, was my door dagelykse omgang genoeg bekent, om het slot met een list te doen open springen, het lemGa naar voetnoot+ van een mes, dat ik 'er stilletjes tusschen sette, deet de gewenste uytwerking, door de groote haast hadden sy aparentGa naar voetnoot+ vergeten de grendel van binnen op de deur te doen, invoegen dat ik my eensklaps in 't vertrek bevont, oordeelt van myne verbaastheid, en die der twee gelieven, ik van in dien gewaanden Heer, een bekende Corporaal te vinden, en sy van sig soo onvoorsiens, door myn presentie overvallen te sien, ik had op het eerste gesigd van die snaak wel gedagt, dat 'er onder die verkleeding eenig geheym moest schuylen, dewyl ik wel denken kon, een man met sulke groote veerenGa naar voetnoot+, in de nagt niet by Agnietje (aldus was myn minnares genaamt) soude komen, sonder tot de een of andere snoepige expeditie aldaar bestemt te syn, te meer, om dat ik ook wel van deselfde uytvinding, in de tyd van myn nagt besoeken, met myn monteering verkeert aantetreckenGa naar voetnoot+, had gebruyk gemaakt, alzoo men onder geen voorwendzel, hoedanig die syn mogt, sig naar de tap toeGa naar voetnoot+, uyt het Camp op Lyfstraffe mogt begeven! Maar hoe hy eigentlyk aan die Equipage gekomen is, en of sy hem sulks besorgt heeft, is iets dat ik niet heb kunnen ontdecken. Agnietje van de eerste ontsteltenisse, een weynig tot bedaren geraakt syn-Ga naar margenoot+ | |
[pagina 56]
| |
de, vroeg my op een vergramde toon, hoe ik soo stout derfde syn, op sulk een ongeleegen uur by haar te komen, en wat ik kwam doen, niets anders voerden ik haar heel koeltjes te gemoet, als waar toe ik wel meer, op sulke ontydige uuren by u gekomen ben, gy bent immers aan my verlooft, en derhalven kom ik hier u schandelyke trouwloosheid verwyten, ik begeer u niet te behouden, maar ik wil beletten, een ander van syn onbesonnentheid geen vrugt trekt, dat is iets dat uw niet raakt, viel die onsienlykeGa naar voetnoot+ Corporaal in de reeden, soo gy u niet voort weg pakt, sullen uw het begroeten van eenige rottingslagen, daar toe noodsaken, ick was juyst voor geen klyn gerugje vervaart, en nooit de minste als het op dat stuk van saken aankwam, de stok die aan een spykertje hong, had ik reeds in 't oog, waar van ik my op die dreygementen, aanstonds de possessie matigdeGa naar voetnoot+, en sonder my te vervaardigen, daar op te antwoorden, smeerde ik 'er hem lustig meede afGa naar voetnoot+, eer hy 'er byna op verdagt was, naar ik hem dus met syn eyge rotting gekwispelt, en verscheyde slagen had toegebragd, dat syn hoet en alongi pruyk een heel ent op het slagveld vloog; trok ik van Leer, dat hy op een verwoede wyse insgelyks deet, wel te verstaan, na dat hy met geswintheid de hoed en pruyk by een gegrabbelt, en opgeset had, ik soude in een heel andere omstandigheid over dat spectakel, dat door syn gedifigureerde PhisonomieGa naar voetnoot+ heel aardig was, hertelyk moeten gelaggen hebben, maar ik had doen om wat anders te denken; syn aanval was soo heftig, dat ik tot op de straat deynsen moest, en by ongeluk aan het struykelen raakte, waar door hy my een houw in de regterhand toebragd, het bloet dat ik voelde lopen vertoornde my, ik greep de Sabel in de linkervuyst, en bleefhem niets schuldig, dewyl ik 'er hem een in de arm boorde, die al soo wel doorging; door de stilte van de nagd, en het gerugt van de klingen, wierden wy naar meer dan een quartier uurs geschermusselt te hebben, en soo moede waren, dat ons de tong uyt den bek hong, door eenige boeren,Ga naar margenoot+die de wagt in het Dorp hadden, gescheyden, en om dat men hem voor een man van aansien en groot fatsoen aansag, tragten men my te verstoppen, waar door dit geval niet rugtbaar wierd. Ick was ontsint van gramschap, dat ik my niet beeter gewroken had, ick verbeelde my, dat boven de ontrouwigheid van myn minnaresse, dat my soo veel niet scheelen kon, haar bezitting my daar door ontroofd was, men sal ten minsten in dat denkbeeld zyn, seyde ik; en myn tegenparty sal sig vleye, my door die geringe quetsuur overwonnen te hebben, myn verstoornis ging soo ver, dat ik my dien geheelen nagt onmanierlyk, en op een | |
[pagina 57]
| |
beestagtige wyse vol soop, ick leyde my des morgens in de tent van de Luytenant L......, dien ik te dier tyd oppaste te slapen, den overvloed van drank had my sodanig bedwelmt dat ik ontnugtert synde, eerst gewaar wierd, dat ik verscheyde papieren en goet van dien Heer heel onsmakelyk bespouwd had, ik agte my geluckig, dat ik sulks aan soo een deugtsaam Officier, die van een uytnemende goeden aart was, had gebakken, dewyl 'er buyten dien, ongetwyffelyk tot een toegift boven myn kwetsuur, wel een goet gedeelte ransel had kunnen swajen. Men sal nieuwsgierig syn te weeten hoe het met de ontstantvastige AgnietjeGa naar margenoot+afgelopen is, ik heb vergeeten op syn plaats te seggen, dat sy op ons verschil, en het sien van de bloote Sabels, in flaauwte was gevallen, en schoon ik haar sedert niet meer gesien heb, is my gesegt, dat door de opspraak, die dat voorval haar had veroorsaakt, en het slegt denkbeelt, dat men daar door wegens haar gedrag had opgevat, sy naderhand van dat Dorp naar elders is verhuyst, soo als het met ons Regiment eenige dagen daar na ook ging. Op blydschap volgt gemeenlyk droefheid, men kan het in de wereldscheGa naar margenoot+saken niet volmaakt hebben. Ik had my eenige weken, met die klugtige avontuurtjes gediverteerdGa naar voetnoot+, doen ons de onaangename tyding van het overgaan der sterke Vesting Bergen op ZoomGa naar voetnoot+ kennelyk wierdGa naar voetnoot+, ik behoef niet te seggen, wat groote verslagentheid sulks by alle welmeenende Patriotten, en inzonderheid onder de Troupen veroorsaakte, schoon den Vyand kort na het selve, 't Conquest van de Forten aan de Schelde ondernam, keerde wy naar het Groninger Vaderland, tot betrecking van de winterquartieren te rug, het Regiment wierd verdeelt, en ik kwam in de Schans BretangGa naar voetnoot+, vyftien of sestien uuren van de Hooftstad dier Provintie geleegen, in Garnisoen te leggen. Ick begon hier met oppassen uyttescheyden, en my weeder tot het arbeyden,Ga naar margenoot+beyden, en myn voorige stille trant van leeven te begeeven, ik sag wel dat ik buyten dat, altoos kaal en berooit was. De Vrouwluyde, of het werken doen den Soldaat front slaanGa naar voetnoot+, en boven zyn mackers uytmunten, ik verkoos het laatste als het sekerste, men kan wel denken waarom; het was gewisselyk tyd, dat ik my soo wat afsonderde, men begon my te kennen voor imant, die wat ligt voor syn geld wasGa naar voetnoot+, en ik soude wel haast voor een volkomen ligtemis (soo als men het in goet Nederduytsch noemt) hebben doorgegaan. Nogtans vallen de beste voorneemens gemeenlyk het slegste | |
[pagina 58]
| |
uyt, gelyk ik daar van tot voorbeeld een geval zal verhalen, die aanleyding heeft gegeven, dat ik om een bloote naam, waar meede men my valselyk betigt had, in de Soldatery gepromoveert wierd, daar ik in teegendeel voor iets, daar ik wesentlyk de daat van had niet ben gestraft gewordenGa naar voetnoot+, dusdanig is de loop van 's wereldsch fortuyn, en dewyl het sig tot in den Krygsdienst uytstrekte was het billik dat ik dat meede ondergong. Ga naar margenoot+ Een dag dat ik van de wagd gekomen was, en een middag slaapje van een paar uuren gehouden had, begaf ik my om de verloorne tyd intehalen, weder aan het werk, ick was 'er nog geen half uur meede bezig geweest, of ik sag een seeker buurmeysje Catootje genaamt, met de uyterste verbaastheid, onder het gestaadig roepen van hulp in myn quartier vliegen, die dogter wiens woning ik dagelyks voorby moest gaan, had ik wel meer gesien, en myn beleefde SaluadesGa naar voetnoot+ wierden altoos vrindelyk beantwoord, sy scheen my niet onbeweegelyk te syn, ook had sy de beste reputatie niet; ick was verwondert over dat croestilieusGa naar voetnoot+ bezoek, dat my weer een nieuwe Batailje voorspelde, ik had de tyd niet daar de oorsaak van te vragen: want twee kloeke karels volgde haar op de hielen, die grovenarissenGa naar voetnoot+ wilden haar ten eersten meede sleepen, maar ik versogd bevorens te mogen weten wat 'er van de saken was, sy wilden alle drie te gelyk spreeken, dog ik vergenoegde my sulks uyt den mont van myn buurtje te verstaan, sy verhaalde my dan kortelyk, dat sy met een van die snaken party had gemaaktGa naar voetnoot+, sig dien namiddag in een seeker huys te gaan verlustigen, dat den tweede kwant met hem verschilGa naar voetnoot+ had gesogt, om haar van den eerste te ontneemen, dat sy eenige tyd samen gevogten, maar het eyndelyk eens geworden waaren, dog dat de preliminaire voorwaardensGa naar voetnoot+ met den anderen voor het sluyten dier vreede getroffen, schoon sy een meysje van vermaak was, haar niet hadde behaagd, en sig dus op de vlugdt had begeeven, om sig onder myn bekende dapperheid te stellen, en myn bescherming te versoeken. Ick vond dit alles redelyk, en verseekerde haar, dat soo lang sy in myn quartierGa naar voetnoot+ was, geen geweld te vreesen had, om dat ik het regt der volkeren in myn Hootel niet schenden liet, dog wanneer sy mogten goetvinden daar uyttegaan, dat ik 'er als dan niet meer voor verantwoorde; dit maakte haar minnaars dol van verwoetheid, sy stelden sig in postuur, om haar ider by een arm uyt myn Casteel te voeren, ten eynde haar onbeschoft voornemenGa naar voetnoot+ te voldoen, | |
[pagina 59]
| |
maar ik kreeg tydelyk myn klyn Jantje van de muurGa naar voetnoot+, waar door sy die Vryster moesten los laten, en buyten staat wierden gesteld om met haar Roof doortegaan; sy vielen beyde met de grootste ontsintheidGa naar voetnoot+ van de wereld op my aan, en een derselver bragt een kleyn schampstootje in deGa naar margenoot+eyge handGa naar voetnoot+ toe, daar ik de eerstemaal de kwetsuur had bekomen, hoewel ik my met alle dapper-, en manmoedigheid verweerde, wil ik wel bekenne, dat ik het te kwaad soude gekregen hebben, by aldien niet een myner waare boezem vrinden, dat een Schermmeester in formaGa naar voetnoot+ was, in de baan was gesprongenGa naar voetnoot+, waar door sy moesten afdeynsen, het haase pad kiesen, en ons den buyt laten. Ick geloof niet dat myn vrind naderhant reeden had, over de ondankbaarheid van Catootje te klagen, wat my belangt, ik soude daar omtrent als ik gewild of liever als ik gekonnen had, meede niet onvoldaan syn geweest, dewyl die dogter met drommels geweld, iets van my hebben wilde, dat my onmogelyk was haar te geeven, ik verontschuldigde my onder voorwendzel, dat ik haar misschien een vereering souden kunnen doenGa naar voetnoot+, dat haar gantsch niet aangenaam souden zyn, die loose vontGa naar voetnoot+ was genoeg om haar driften te stremmen, en my de buy van de kop te doen wayen. Tot vergelding van die kleyne dienst, versogd ik haar ons eens te verhalen,Ga naar margenoot+hoedanig sy haar tot soo een oneerbaar leven hadde kunnen begeven, daar my dagt sulke goede gevoelens ter seyde in haar te sien uytschitterenGa naar voetnoot+, en inderdaat buyten de deftige opvoeding, die in haar uytblonk, was sy van een schrandere geest, gelyk dat genoegsaam, dit haar beknopt verhaal uytwyst, die sy ons in dese bewoordingen aldus heeft gedaan. | |
Verhaal van Catootje.‘DE ouderloosheid en het voorbeeld van ontugt en ongereegeltheeden,Ga naar margenoot+syn den oorspronk der rampspoeden, waar onder ik nu versonken leg; wanneer de stralen van deugt van kintsbeen in ons hert geprent werden, sullen wy selden daar van afwycken, maar wanneer wy indrukselen van het teegendeel bekomen; moet een jonge dogter ongetwyfelt tot dat geene vervalle, dat op het laast het schandelykste Leeven, en de uyterste el- | |
[pagina 60]
| |
lende met sig naarsleept, een kind dient in syne teederste jonkheid tot het goede gekneet te worden als wasch, soo dat tot syn jaaren van onderscheyd versuymd word is het te laat en geen tijd meer. Ick heb nooit het geluk gehad myn Ouders te kennen, soo dat ik seekerlyk uyt geen egt huwelyk gesprooten ben; het eenigste dat ik van myn geboorte weet, is dat ik te vondeling was gelegd, ick ben tot myn sestiende jaar by een boerin op het Land groot gebragd; Mevrouw⋆⋆⋆, die een buyten goet bij onse Erf had, kreeg behagen in my, en nam my by haar als kamenierster; myn opvoester was blyde sig van my te kunnen ontlasten; wy vertrocken teegen de wintertyd naar G⋆⋆⋆⋆⋆; het was een huys daar niet als overvloet, wulpsigheid, wellust en vermakelykheeden regeerde, in de drie jaar dat ik daar gewoont heb, geloof ik 'er meer onbetamelykheeden gesien te hebben, als in de infaamste Bordeelen kunnen omgaan, de sogenaamde galanteryGa naar voetnoot+, hedendaags soo in swang, en naar de moode was in dat Huys op syn troon, en in syn volle luyster, een ider van de hoogste tot de laagste van dat huysgesin, had een swerm minnaars, het was 'er altyd open Hof, men kan denken wat men wil, maar het was seeker onmogelyk, in soo een Venus Paleys, lang maagd te blyven, myne bekoorlykheden dien ik derf seggen doen niet gering te syn geweest, hadde een Officier van het Garnisoen, die alle weeken bij ons op de AssambléGa naar voetnoot+ kwam, liefde voor my ingeboezemt, hy wist het my wel haast te verklaren, sonder dat souden syn oogen, getrouwe vertolkers van syn hart, my sulks wel hebben doen raaden; want ik was in dat stuk van saken, door een driejarige onderwysing, volleert geworden, eyndelyk verleyt door syne beloften, overwonne door syn eeden, wierd ik Swanger, ick begaf my naar deese Schans, daar ik twee maanden naar myn aankomst van een doot kind verloste, in den beginne heeft dien trouwloose my nog wel eenige onderstand gesonden, en brieven geschreeven, maar naderhand heb ik gehoort dat hy met een ryke Dame in Vriesland getrouwt is. Hoewel myn schoonheid merkelyk door dat ongeluckig toeval vermindert was, had ik nog aanloklykheeden genoeg, om een Sergeant in myn boejens te hegten: want buyten dat ongeluk, was ik nog soo eerlyk als een ander; hy lag ter dier tyd hier met eenige manschappen op Commande; hakende naar de gelegentheid om my te spreken, was sy hem gunstig, hy openbaarde my syn genegentheid, en verloofde sig aan my door schriftelyke trouwbelofteGa naar voetnoot+; syn spoedig vertreck was oorsaak, dat wy het huwelyk tot na de velttogd uytstelde, en dewyl hy voor een seer eerlyk en hups jongman bekent was, twyfelde ik niet of wy souden op de gestelde tyd ge- | |
[pagina 61]
| |
trouwt hebben, indien niet een fataale koogel, in 't Beleg van Bergen-op-Zoom hem van deese wereld, naar een andere hadde doen overgaan. Ick was in de uyterste wanhoop gedompelt, die twee schrikkelyke gevallen hadde my doen ondervinden, hoe weynig op de wereldsche saaken staat te maken is, en dat het verlies van onse Eer ordinaarGa naar voetnoot+ met de grootste ongelucken verseld gaan, buyten hoop van alle onderstandGa naar voetnoot+ en hulp, alsoo de boerin daar ik gewoont had overleeden, en haar dogters getrouwd waren, moest ik my wel tot dit oneerlyk leeven begeven, van de hooge verviel ik tot het middelslag, en vervolgens tot de gemeene, gelyk als dat altoos in die Neering gaat. De eerstemaal dat ik uw sag Jan, beslood sy, met my toetespreken, ben ik op u verslingert geweest, en iets meer voor u als nog voor eenig ander gevoelt, soo dat ik niet vrees te seggen, dat het maar aan u gestaan heeft om geluckig te wesen.’
Hoe seer die laaste woorden op soo een gulhartige wyse uytgesprooken, een ander als my souden hebbe doen laggen, was ik egter over de rampsalige toestand dier dogter, sodanig met medogentheid begaan; dat ik met al myn krygsagtigen aart, my beswaarlyk onthouden konde eenige traanen over myn wangen te doen biggelen, ik vergeleek haar beklagelyk lot, by die waar in ik my te Wageninge bevonden had, en ik kon daar uyt besluyten, dat ik sonder de hemelsche voorsiening van de wapens omgordt te hebben, mogelyk tot deselfde staat souden vervallen zyn. Wy geleyden haar in 't avond uur naar haar woning om haar voor alle geweldenaryen te decken, maar de Messieurs haar minnaars hadden door de neederlaag geen lust om een tweede schaakende stormGa naar voetnoot+ te ondernemen; dat Meysje heeft ondertusschen, met al haare goede sentimenten en groot verstand, in dat ergerlyk leeven tot haar doot vervolgt, en is kort voor dat wy uyt die Schans vertrocken, aldaar volgens haar voorseggende stellingGa naar voetnoot+, in een ellendige staat overleeden, het gemeene eynde van alle, welke van die Negotie professie maken. Dit sna kig gevalletje bleef soo bedekt niet, als het voorige van die natuur, ik had my voorgesteld in Arrest te komen, en een roffel te krygen, ik was bly dat ik myn rekening qualyk had gemaaktGa naar voetnoot+, het is my daarom niet kwytgescholden, hoewel men het op een veel geringer oorsaak toegepast heeftGa naar voetnoot+; dog het is meer dan tyd dat ik de afgebrooke draat van 't voornaamste myner leevensloop hervatte. | |
[pagina 62]
| |
Ga naar margenoot+ In 't Najaar 1748. veranderde wy van Garnisoen plaats, de Compagnie waar onder ik my bevond, kwam te Coeverden in bezetting, en het Regiment bleef by continuatie verdeeltGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+. Dit is de plaats daar ik de grootste buytenspoorigheidGa naar voetnoot+, en de meeste onbedagtsaamheid heb bedreven, die ik my wel wagten soude aan 't gemeen kundig te maken, soo sulks in geheel Neederland niet verspreyd was. Hier is het dat het wonderlykste schouwspel, dat ooit op het Wereldsch toneel gespeelt is, staat vertoont te worden, dog men sal sig eerst onder welnemen met een aardig klugje, dat voor my niet vermaakelyk geweest is, moeten vergenoegen tot de rest volgen sal. Ga naar margenoot+ Den dag van myn vertrek uyt de Bretang naar Coeverden, had ik door haast eenig linden en ander goed in myn quartier agtergelaten, myn hospita, die een week of drie daar naar voor haar eyge saaken, in de laastgenoemde plaats wesen moest, bragd het my meede, dewyl sy des avonds weder t' huys wilde syn, versogt sy my haar een end weegs uytgeleyde te doen, dat ik haar seer gewillig toestond, al pratende bragd ik haar ter halver weg, en naar genome afscheyd, keerde ik weder naar de Stad te rug, maar het was my onmogelyk met al myn hart loopen binnen te komen. Ik vond de Poorten bereyds geslooten, en was genootsaakt in een boere hut te overnagten, ik was geweldig bevreest voor de straf, die ik 'er voor heb moeten ondergaan, ick wist dat volgens gebruyk de rol alle avonden by de Compagnie afgelesen wierdGa naar voetnoot+, en dat de afweesige als Deserteurs wierden aangemerkt, dit was genoeg om my te benauwen, en de slaap uyt de oogen te houden, daar en boven had men door myn gedrag, ontrent die van myn kunne gehoude, in de Bretang al verspreyd, dat ik het met myn hospita wonderlyk eens wasGa naar voetnoot+, en dat als een groote liefhebber wy malkander byzonder hadden leeren kennen, in soo verre dat men selfs voorgaf, dat sy van my kramen moest, men behoeft nu geen Waarsegger te syn om te raaden, of die uytstroysels verdigt, dan de waarheid was, ook moest ik 'er op die tyd in myn selven hertelyk om laggen, want ik wist doen niet dat die vreugdens uytschaatering van die gevolgen souden zyn, en my soo suur soude opbreeken, ik wil niet ontkennen dat ik heel wel met die Weduwvrouw stond, en my buyten gemeen met haar heb konnen verdragen, om dat sy als ik van een vrolyk naturelGa naar voetnoot+ was, en nooit geen beeter quartier heb gehad, voor het overige kon men haar oud, jong, fraay, nog leelyk noemen, haar minnelyke omgang was haar voornaamste luysterGa naar voetnoot+, en dat was | |
[pagina 63]
| |
my genoeg: want schoon haar vriendelyke oogluykjensGa naar voetnoot+ my voor het uyterlyke wel deede aansien, dat ik geen groot werk souden gehad hebbe, in haare gunst te staan, vermeyde ik altoos behendiglyk met haar over die materie in gesprek te treeden. Met het openen der Poort begaf ik my de Stad in, de Heer Captein L......,Ga naar margenoot+een van de drie Officiers die ik opgepast had, en waar van ik meermaal heb gesproken, Commandeerde ter dier tyd aldaar het Garnisoen, of dien Heer nog een weynig op my gepikt was, dat ik hem niet langer had kunnen oppassen, dan of de voorgemelde verdigte discoursenGa naar voetnoot+ waarlyk ingang by hem gevonden hadde, kan ik niet wel seggen, altoosGa naar voetnoot+ hy liet my by sig ontbieden, en vroeg waar ik dien nagt geweest was, naa dat ik daar van de voor verhaalde reedens gegeeven had, met byvoeging dat ik myn uytterste best had aangewent voor het sluyten der Poort in de Stad te keeren, maar dat alles dien aangaande vrugteloos was geweest, en dat ik versogt my voor dit maal te willen pardonneeren, wyl door myn te rugkomst wel te sien was daar onder geen quaade voorneemens verborgen waren, ja, ja Vryer, hernam dien Officier (na my met gedult aangehoort te hebben,) Wy weten die loopjesGa naar voetnoot+ wel, begeeft u maar opstaande voet in de Hooftwagt in Arrest. Dat bevel kwam ik egter soo heel stipt niet na: want ik gong eerst in deGa naar margenoot+kroeg een soopje drinken, om daar door de schrik van 't hart te jaagen, naar dat ik daar en boven myn borrel gevult had, begaf ik my in de Hooftwagd, en melde my als Arrestant aan, een ider scheen over dat onverwagd voorval syn verwondering te betuygen, om dat sedert dat ik diende, nog in geen Arrest was geweest, dog het moest eens voor de eerstemaal geschiede, en ik soude my daar over ook niet veel bekommert hebben, indien ik daar toe op soo een onnosele wyse niet was aangeraakt, en dat was dagt my een saak die ik niet wel verkroppen kon. Ik hoorde dien avond onder eenige myner mackers al mompelen, dat ikGa naar margenoot+des anderendaags door de Cardons soude loopenGa naar voetnoot+, daar ik nog weynig geloof aansloeg, schoon het niet dan al te waar was, op de sekerheid, die ik 'er van ontfing, stont ik half in beraad, of ik my door een ontdecking, die gedreygde CardonnisatieGa naar voetnoot+ niet wilde afkeeren, maar dat lafhartig voorneemen wierd haast door my verworpen; het kwam my soo hatelyk voor, dat ik 'er naderhand in myn selven beschaemd over was; hoe seyde ik, daar ik reets aan soo veel gevaren en onheylen ben bloot gesteld geweest, en die met de uytterste kloekmoedigheyd heb uytgestaan, zal ik onder deese wisjewasje ook niet beswyken, en men sal dan niet kunnen seggen, dat | |
[pagina 64]
| |
Maria van Antwerpen om een warme rug de eyge oorsaak van haar ontdecking geweest is. Ga naar margenoot+ De onaangename tyding, dat ik met de gebruykelyke ceremonien soude gepromoveertGa naar voetnoot+ werden, confirmeerden in allen deelenGa naar voetnoot+, sekerlyk om dat men niet ten onregte dagt, dat een soldaat, door een soo lange studie volleert moesten zyn, ik wierd op de bestemde dag en uur door een lyfwagt naar de Vergaderplaats gevoerd, alwaar een ieder sig soo wel van syn pligt queet, dat ik geen beter Cardonslag in de Republicq heb sien geeven; ik moest sesmaal op en needer loopen, en sonder my met die malligheden van een koogel in de montGa naar voetnoot+ voorsien te hebben, hield ik my soo hart, dat men my niet sag kikken of mikkenGa naar voetnoot+, hoewel dit soort van kitteling my op het laatst soude verveelt hebben; en dat ik zeer blyde was doen ik 'er het eynde van sag. Ga naar margenoot+ Den avond van myn kwispeling, wierd ik, na krygsgewoonte uyt het arrest ontslagen; het was doen voor de eerste maal dat ik myn gedagten ernstig over het huwelyk liet gaan, om daar door in vervolg diergelyke onplaisirige liefkoosingen te vermyden, want ik had al bespeurt, dat soo vrouwluyden van dat soort, daar ik tot nog toe by verkeert had, een Soldaat somtyds voordeel toebrengen. Het aan de andere kant meerder gebeurde, dat sy daar door de grootste verdrietelykheeden moeste ondergaan. En ik heb dikmaals gesien, dat sulks meenig jong Karel van de fraayste manschappen ten verderfheeft gesleept! Hoe belaggelyk my ook dat ontwerp in den eersten opslagGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+ is voorgekomen, streelde ik my met een hoop, die naderhand nog al niet qualyk is uytgevallen. Ga naar margenoot+ Ik liet het oog vallen, op een seekere Johanna KramerGa naar voetnoot+; wiens vader Sergeant onder het Regimend Oranje Drenthe was, haar naar het overlyden van haar moeder met de meubelen, waar van sy rykelyk voorsien was, so lang te Coeverden had gelaten, om dat het reysen en trecken in die tyd onder de Troepen te veel in swang ging, om haar altoos by sig in 't Garnisoen te hebben, sy was niet ver van myn Quartier gehuysvest, men had my van alle kanten met lof van haar gesprooken, en als een voordeelige party aan de hand gegeven, dog teffens verwittigd, dat het beswaarlyk soude zyn haar te spreken, wyl sy sig van alle wereldsche vermakelykheeden en geselschappen afzonderde, sulke pryswaardige onwaardeerlyke gevoelens geleeke my, maar ik betrouwdeGa naar voetnoot+ daar niet veel op; want de schynhylige syn | |
[pagina 65]
| |
gemeenlyk de ergste, wanneer ik haar seden nogtans door dagelykse omgang kennelyk geworden benGa naar voetnoot+, heb ik bevonden, dat sy inderdaat bezielt was met alle de hoedanigheeden, die men in een Deugtsaame en Eerlyke Dogter kan wenschen, en dat sy door haar gereegeld gedrag heel verre overtrof, het geen de goede faam van haar verbreyde. Dat ik verleegen was hoe ik dien minnehandel met vrugt souw aanleggenGa naar margenoot+is seker; en dat ik my lang beraden heb, eer ik tot soo een gevaarlyke stap kon overgaan, is nog gewisser, deese rol van verliefde was veel moeielyker als de voorige, die ik gespeelt had, ik moest my hier stemmig en sedig houden, het geluk wilden ook, dat door dat wy maar onlangs in dat Garnisoen waren aangekoomen, sy niet als naar verloop van een geruyme tyd na onse verkeering gewaar wierd, dat ik dat portretje was, aan wien die frissche Cardon slag was uytgedeelt, andersints hadde my sulke brieven van voorschryvens slegt gerecommandeertGa naar voetnoot+, naar een meenigte listen, practycquen, en omweegen in 't werk te hebben gesteld, quam ik eyndelyk daar in huys, en die beminnens waardige persoon te spreeken, dat was by provisie al genoeg, en soo veel als den bedekten weg gewonnenGa naar voetnoot+. Ik volherde gestadig in myne besoeken, en schoon men behaagdeGa naar voetnoot+Ga naar margenoot+schepten in myn ordentelyke en stille levenswyze, wierd my egter versogd, die ter vermeyding van alle opspraak, te verminderen, maar aan die kant had Jan geen ooren, ik wagte my wel gedurende de eerste veertien dagen, haar het weesentlyk oogmerk van dien te openbaren, op een dag dat ik myne Johanna in een seer favorabele luym vond, verstoute ik my sulks te doen, dog het wierd my op soo een beleefde wyse glad van de hand geweesen, dat een ander van minder stoutmoedigheid als ik, daar door souden afgeschrikt syn geweest; ik hield daarom niet op de verliefde personagie te blyven speelen, en doen ik naar verloop van drie maanden eenige wederliefde bespeurde, dat my dagt haar Hart gewonnen te hebben, drong ik soo sterk aan, dat ik eyndelyk met groote moeite lang bidden en smeeken, het ja woord kreeg. Dit was niet genoeg, de toestemming van haar Vader wierd daar toeGa naar margenoot+noodwendig vereyst, sonder het welke sy in myn versoek niet hadde bewilligd, ik had niets teegen die voorwaarde intebrengen, men schreef den ouden man schier met alle afgaande postenGa naar voetnoot+ brieven, syn antwoord was telkens, dat hy sig niet kon begrypen, dat syn dogter sig nu in den Huwelyken Staat wilden begeven, daar sy altoos soo groote tegensin scheen gehad | |
[pagina 66]
| |
te hebben, (den ouden man was mogelyk onbekent, dat dit seggen alle meysjens gemeen is, soo lang haar geen bequaame gelegentheid voorkomt) dat voor het overige, sy nog jong genoeg was, daar meede te kunnen wagten, dat hy ook niet geerne souden sien dat syn eenigste kind hem in syn oude dagen kwam te verlaten, en hy sig verbeeld had, sy door de doot van syn huysvrouw hem t' eeniger tyd daar in tot steunsel soude verstrekt hebben, en dat boven dien van de gevolgenGa naar voetnoot+ van een Jongman van negentien jaar, niet wel te oordeelen was, dat het tractement van een Soldaat, wanneer men een huys met kinderen kreeg heel gering en sobertjes was om van te bestaan, dat hy voor al niet soude toelaten syn dogter met imant van een andere gesintheid als die van haare trouwde, om dat sy Gereformeerd, en ik Roomsch was, hy voegde daar by nog verscheyde andere spreukjes van die natuur, die door Ouders als een gesette regel op huwelyks voorslagen, op het tapyt werden gebragt, sonder te bedenken dat sy in haar tyd die respective swarigheedens niet hebben gemaakt. Ga naar margenoot+ Ik wil daar door niet ontkennen, dat al die haken en oogen gegront waren, maar dat belette niet dat wy eeven sterk om syn toestemming aanhielden, of Monsieur Kramer de brief portenGa naar voetnoot+ moede wierd, dan of hy wel sag, dat 'er niet aan te doen was, en syne serieuse vertoogen deselfde werking als oli in 't vuur hadde, schreef hy ons niet; maar gaf syn toestemming tot dat huwelijk, nogtans onder beding, dat ontrent de gesintheidGa naar voetnoot+ de soons die daar uyt voortsprooten met my, en de dogters met haar soude volgen, ik hadt daar geen jota teegen, al had hy selfs geconditioneert, dat al de kinderen, die wy by den anderen soude verweckenGa naar voetnoot+, in haar Religie wierden opgevoet, ik had het hem waarlyk toegestaan, soo seer was ik tot alles wat men van my begeerde en afhongGa naar voetnoot+ overtehalen, sonderling voorbeeld van lankmoedig- èn goedaardigheid! Myn Gemalin souw ook kunnen getuygen, dat wy op dat stuk in onse zamenleeving, nooit het minste verschil hebben gehad. Ga naar margenoot+ Na den ontfangst van deese laaste brief, beslooten wy ons des anderendaags te doen inschryven: want ik heb altijd in al myn ondernome expeditien spoedig geweest, men kan wel gissen, sonder dat ik het seggen, in wat angst ik dien nagt doorbragd, ik voorsag wel, dat ik op de kant van een yselyke steylte stont, maar ik was te ver gekomen om weder agter uyttegaan, ik verweet my dat ik oorsaak tot myn ontdecking soude geeven, ik wist soo veel wel dat ik aan de huwelykspligten niet voldoen kon, daar en boven seyde ik, hoe stil en gereegeld Johanna ook is, sal sy eevenwel sig met | |
[pagina 67]
| |
my niet vergenoegenGa naar voetnoot+, en hoe afgesondert sy ook van de wereldsche saken heeft geleeft, sal sy niet onbewust zyn dat het anders weesen moet, en wat sal ik haar tot het teegendeel kunnen wysmaken, een meysje van drie en twintig jaar is hedendaags soo onnoosel niet, ik weet dat by ondervinding aan myn selver, die nog veel jonger ben, schoon genoomen dat ik dat in myn Soldaate leeven, het meest ben kundig geworden, wat sal 'er van my worden soo het aan den dag komt, sal ik my daar door niet strafbaarder gemaakt hebben, en werd het niet ontdekt, dat my byna onmogelyk schynd, sal het immers een quaat huyshouden geven, en my wel haast voor een fameuse hoorndragerGa naar voetnoot+ doen doorgaan. Dit waren de opmerkingen, die my tegen het huwelyk grotelyks benaaude,Ga naar margenoot+dog ik had weer andere beweegreedens die my opbeurde, en daar toe deet overhellen, een mensch, seyde ik, van die gesteltenis als sy, sal haar door een ontdecking die schantvlek niet willen aandoen van voor een ligtekoy doortegaan, mogelyk dat ik door de een of ander uytvinding de saak sal weeten verhoolen te houden, al myn aanslagenGa naar voetnoot+ syn wel gelukt, deese sal misschien mede wel uytvallen, ick veronderstelde dat schoon die onderneeming tegen de natuur streed, dat 'er geen voorbeelden van in den krygsdienst waren, daar op dan geen wetten souden te vinden syn, die my strafwaardig maakte, en belangende de Kerksplegtigheeden, dat ik die niet soude schenden, om dat ik haar niet als voor myn suster souden aanneemen, en dat de beschuldiging van overspel te pleegen, hier in altoos geen de minste plaats kon grypenGa naar voetnoot+, dog de voornaamste reede, die my bewoog het selve te volvoeren, was, dat ik onder dien dekmantel, soo my dagt, alle verdenking en twyfeling ontrent myn geslagt aan bekende personen soude benemen; enfin ik besloot het te wagen, daar mogt dan van koomen wat het wilde. Coeverden is een gemakkelyke plaats, ten opsigte van de huwelyks formaliteyten,Ga naar margenoot+om aangetekent te worde, begeeft sig den aanstaande Bruydegom alleen, en sonder syn overgehaalde LiefsteGa naar voetnoot+, ter plaatse daar men ingeschreeven word. Na dat ik van de Compagnie een permissie Briefje om te trouwen versogd en verkreegen had, deet ik soo als het gebruyk was, myn naam en geboorte plaats wierd my afgevraagt, en sonder het te verdigten gaf ik het suyverGa naar voetnoot+ op, gelyk ik het in den aanvang van myn krygsdienst had gedaan; ick vertoonde te gelyk de schriftelyke toestemming van myn vrouwsvader, om kort te gaan, en sonder veel omweegen te maken, | |
[pagina 68]
| |
ik trouwdeGa naar voetnoot+ met Johanna Kramer, naar dat ik sestien weeken over haar verkeert had, dat al wat tamelyk lang voor een Soldaat is, het Huysraad en verdere goederen, dat ons haar Vader tot een huwelyks gift had geschonken, gevoegt by het geen sy van haar dagelykse arbeyd als Linde NaysterGa naar voetnoot+ had overgegaart, maakte dat ik voor een van myn Caliber een welgesteld man wierd, of liever een welgestelde vrouw soo als men wil, want ik ben in alles te vindenGa naar voetnoot+. Ga naar margenoot+ Dat een ieders nieuwsgierigheyd groot moet syn, om te weten hoe ik het dien eersten nagt gesteld heb, kan ik wel beseffen, om 'er kortelyk iets van te seggen, dat sulks beeter gong als ik gedagt had. Het schaemagtig gelaat van myn bruytje, deet my bespeuren dat sy verleegen en bevreest was, en dat diende my, ik beloofde geen geweld te sullen gebruyken, en ik ben myn woord naderhand, mogelyk meer als haer lief is geweest, daar in stipt nagekomen, dan was ik onpasselyk, dan was ik vermoetGa naar voetnoot+ van de wagt gekomen, ik had altoos uytvlugten; en het blykt nu dat sulks haar niet verdroten heeft, veel min opening van saken gevraagd, en ik vond het niet raadsaem dat uyt eyge beweging te doen, wanneer sy my streelen wilde, was ik knorrig, sy bekeef my somwylen wel met te seggen, dat ik op den dag kortswilligGa naar voetnoot+ genoeg, maar 's avonds in 't bed gramstorig en van een onverdragelyk humeur was. Ik moest haar in myn selven gelyk geeven, en haar ongelukkig lot uyt meedelyden beklagen, maar het was my onmogelyk daer aan te kunnen voorsien; wat gedagten sy 'er over in 't vervolg by haar selven heeft opgemaakt, heb ik niet als op den dag van myn ontdekking geweten. Namentlyk, dat sy my nooyt voor een Vrouwspersoon heeft verdagt gehouden, maar wel van eenig afzonderlyk gebrek dat ik niet wilde openbaren; en dat Sy, om alle huyshoudelyke verdrietigheden voor te koomen, niet goedgevonden had my daar van een naauwkeurig verslag te vragen. Dat Sy haar ook uyt seekere Eerbaare inzigten (in myn opmerkinge te vinden) hadden onthouden van sulks rugtbaar te maken; te meer om dat sy dog daar meede vergenoegt, en met my te vreden was. Dit moet sekerlyk niet onwaar geweest zyn, dewyl wy gedurende onze zamenleving eendragtelyk en sonder twist geleeft hebben. Ga naar margenoot+ Myn Huysvrouw (want aldus moet ik haar tot nader schikkingGa naar voetnoot+ nog noemen) wist keurlyk met de naelden om te gaan, en was seer werksaam, waar door sy altoos meer te arbeyden had als sy afkon. En vermits ik my ook met groten yver in het snyders-ambagt bevleytigde, kan ik getuygen dat wy meer geld wonnen als wy verteerde, hoe wel wy daarom so goet | |
[pagina 69]
| |
als ordentelyke burgers leefden, en dus moest dit een bestendige styl van huyshouden uytmaken. In 't jaer 1749, na dat ik in 't geheel seven en een halve maant teGa naar margenoot+had geleegen, en ruym veertien weken getrouwt was, moesten wy om dit voorval van daar verhuysen. By ieder Nationaal Regimend Infantery twee Compagnien Grenadiers ter dier tyd geformeert werdende, wierden tot het selve de beste en fraayste manschappen uytgesogd, ick ben seekerlyk onder dat getal gereekend geworden: want ik wierd daar toe meede verkoosen, en als Granadier onder de Compagnie van den Generaal Majoor J⋆⋆⋆⋆, (die in de Nieuwe Schans in bezetting lag) geplaatst. Ik moest dan met myn huyshouden, dat niet heel talryk was opbreeken, en vervoegde my terGa naar margenoot+plaatse daar de Compagnie sig bevont. Mevrouw van Ant liet my blyken dat sy geen groote smaak in al dat reysen en trekken had, en nog veel minder dat ik in den dienst bleef, schoon syGa naar margenoot+daar in gewonnen en geboren wasGa naar voetnoot+, derhalven versogt zy my de paspoortGa naar voetnoot+ te koopen, maar ik stelde haar voor ogen dat het grootste gedeelte van de ses jaren reets verschenen waren (want ik had myn tyd van dienst op het verlof van trouwen niet behoeve te verlengen,) dat het beter was die uytteblyven dienen, om dat geld in de sak te houden, het geen sy ook redelyk vond en goet keurde; hoewel het beter voor my was geweest, haar raad te hebben gevolgt. Wy begaven ons aldaar weder met deselfde yver aan het werken, wy besuynigdeGa naar margenoot+het geltje dat 'er van kwam, op een wyse, dat het in de langdurige Siektens die myn vrouw, en ik kort op malkanderen kreegen, redelyk wel strekte, ik ging weynig of selden meer in de Herberg, en als dat al geschiede was het des Sondags namiddags, wanneer ik een wandeling met myn beminde Ega had afgelegt, ick was doen een getrouwt man, soo dat het tyd wierd my tot een geschikt leeven te voegen, waar door wy ook bemint, en in de gunst van alle onse OpperhoofdenGa naar voetnoot+ geraakten. Met de generaale verandering van Garnisoen Plaatsen, waren wy vanGa naar margenoot+het getal der Regimenten, die de eerste tourGa naar voetnoot+ in Zeeland moesten doen, wy vertrocken in de maant Augustus 1750. uyt de Nieuwe SchansGa naar voetnoot+, het Regiment wierd onderweeg by een versamelt, en wy quamen naar een Mars van een groote twee weken te Sluys in Vlaanderen, soo dat het voor de tweede maal was, dat ik het geluk had in die beste Plaats van het Staate Gebied Garnisoen te houden. | |
[pagina 70]
| |
Ga naar margenoot+ Hoewel het meer dan vier jaaren was, dat wy uyt die Stad waren getrocken, vont ik evenwel by myn aankomst nog oude kennisse genoeg, ik liet niet na myn braave Claas in de buyten Herberg te gaan besoeken, ik trof hem par bricolGa naar voetnoot+ nog levendig, myn vrouw had ik dien dag meede genomen, hy scheen verwondert, dat ik alsoo gaauw getrouwt was, maar hy soude het nog veel meer geweest syn, indien hy geweeten had 't geen ik wist, wy spraken nog lang over het laaste geval van myn Snuyfdoos, en hy tracteerde ons den geheelen namiddag Prinselyk. Ga naar margenoot+ Door dat het Regimend doen weder in syn geheel versamelt was, en wy van alle kanten de voornaamste Luyden als de Burgers dier Stad gerecommandeert wierden, waren wy in'tkort soo overstelpt van werk, dat wy tot ons leetweesen een gedeelte van de hand moeste wysen; wy waaren altyd soo net en fraay gehuysvest als een welgestelt Burger kon syn, soo dat myn saaken sig voor het uyterlyke gants niet Granadieragtig deede aansien, wy kreegen ook midlerwyl twee Officiers Kinderen in de Kost, de goedgunstige genegentheid waar meede het geheele Regiment ons was toegedaan, verwekte veel nayver onder de vrouwen van myn meedemakkers, om dat sulks aan eenige merkelyk nadeel toebragd, sy seyde dat alles niet wel was gedaan, als het niet door de handen van vrouw van Ant was gedaan, dat het altyd soo ging met imand die de naem had van vroeg optestaan, andere voegden 'er by, dat Janne sig had weeten in de gunst der Officieren te wikkelen, en daar by op die manier haar rekening vondGa naar voetnoot+. En dat het dus niet te verwonderen was; dat sy, hoewel met een jong fris Kerel getrouwt, geen kinderen kreeg, ik kreunde my weynig aan dat wyven gekal, niettemin was myn vrouw over die laaste bewoordingen soo seer van droefheid geraakt, dat ik haar daar over dikmaals schryende bevond, ik praate haar die beuzelingen uyt het hooft, seggende dat sy sig voor een sottin soude doen doorgaan, soo sy haar aan de wereldsche quaatspreekentheid wilde stooren, en aan redenen die door wangunst en enkele jalousy in de mont waren gekomen, dat haare eyge belangen vereyste, dat sy doen moest of sy sulks niet merkte, en dat haar gedrag onlaakbaar genoeg was om sig met het aloude spreekwoord te vertroosten, Dat het beeter is benyd als beklaagt te syn; Sy heeft my gelooft, en heeft wel gedaan. Ga naar margenoot+ Wy waaren deese keer agt maanden te Sluys in Vlaanderen in Garnisoen, wanneer ons Regiment het patent bequam, dat het na Breda, myn Geboorte Plaats, moeste marcheeren; een ider, behalven ik, was met blydschap over deese voordeelige verandering vervult, om dat sy alle voor haar hooft, die Stad als een goed Garnisoen aanmerkte; schoon ik niet kan ontkennen, dat sulks als sodanig ten allen tyden bekent is geweest, moet ik nogtans myne | |
[pagina 71]
| |
bedenkingen, die heel anders waren, daar omtrent uytsonderen: want ik beefde op die tyding als een Juffrouws Hontje, het was of de geest van voorsegginge in my geprent wierd, en ik voorspelde het ongeluk dat my overgekomen is, myn vrouw tragten op haar beurt, die swaarmoedige gedagten en muysenesten, waar van sy den oorspronk onbewust was, te verdryven. Ik wierd langsamerhand geruster, om dat ik my met de ydele hoop vleyde, dat soo imant van myne vrinden of kennisse al aan my soude twyfelen, die gedagten geheel souden laaten vaaren, soo sy vernamen dat ik een getrouwt man was, die overwegingen, waar meede ik myn verslagen gemoet begon te kittelen, waren inderdaat gegrond genoeg om diergelyke verdenkingen uytteroeyen, maar Helaas veel te swak, om de loop der Hemelsche bestieringen tegentehouden. Eenige der voornaemste en deftigste Luyden van Sluys wilden myn vrouw daar houden, om dat sy haar hantwerk ongemeen verstont, sy beloofden dat het haar nooit aan Werk souden ontbreken, en dat men haar dat soo veel in overvloed souden verschaffen, dat sy daar van rykelyk konde bestaan, ik hield my een weynig jalours, met te seggen, dat ik daar in niet kon bewilligen, nademaal ik een vrouw genomen had om by my te houden, en niet van my afwesig te laten; op dat men haar daar toe niet overhalen mogt, sond ik haar met de twee Kostkinderen, en ons huysraad, een dag of agt voor ons vertreck na Breda, onder voorgeven van soo lang een kamertje te huuren, tot de inquartiering op een beraamde en geschikte voet was gesteld, sy gehoorsaamde en vertrok. In het laatst van de maand April van dit lopende jaar 1751. geschiede denGa naar margenoot+intogtGa naar voetnoot+ van ons Regiment in myn Geboorte Plaats, by myn aankomst sag ik 'er verscheyde myner vrinden onder de aanschouwers, niemant onder deselve kende my, dat my geen klyn vermaak was, doen ik eenige daagen daar na haar woningen uyt nieuwsgierigheid ben voorby gegaan, bespeurde ik dat sy sig meest alle nog in een bloejende staat bevonden, dat my lief was te sien, schoon de smadelyke handelwyze van eenige, die my op den doolweg geholpen hebben, dat niet verdiende. Den dag van onse intrecking, vroeg ik aan myn vrouw, waar sy gehuysvest was, sy antwoorde my in de Sint Jans Straat, ik versogt haar my aldaar te geleyden, om dat ik my hield nooit te Breda geweest, en 'er dus niet bekent te syn, het heeft egter in 't vervolg gebleeken, dat ik het meer als te veel wasGa naar voetnoot+; maar ik had reedens van staatGa naar voetnoot+, my van die fintGa naar voetnoot+ te bedienen. Wy betrokken kort op ons arrivementGa naar voetnoot+ in dit nieuw Garnisoen, een van | |
[pagina 72]
| |
de ontruymde Barakken, die onder de getroude krygslieden, naar gewoonte wierden verdeelt en aangewesen, de Exercitie tyd was reeds soo verre verlopen, dat men alle mogelyke vleyd aanwende, ons de verloorne dagen door een continueeleGa naar voetnoot+ gesonde beweging te doen inhalen, dat belette daarom niet, dat ik de overige uuren die aan my bleeven, nevens myn vrouw met arbeyden doorbragt, want wy hadden gestadig de klandisie van het Regiment blyven behouden, tot men buyten staat gesteld wierd, sulks langer te kunnen doen. Ga naar margenoot+ Ick ben drie weeken en eenige daagen met het Regiment in deese Stad in besetting geweest, eer myn hervormingGa naar voetnoot+ regt aan den dag gekomen en rugtbaar geworden is, maar ontrent veertien daagen te vooren, heb ik klaar kunnen bemerken dat ik verraden was, dog ik trooste my altoos dat die suspicieGa naar voetnoot+, door het denkbeeld daar ik van gesprooken hebGa naar voetnoot+, souden verdwynen, de omstandigheeden van myn ontdecking syn veel te merkwaardig, dat ik die met stilswygen souden voorbygaan. Het ongeluk wilde dat het quartier van myn Granadier Captein, daar de Compagnies verzamelplaats was, in deselfde Straat, en niet ver van het Huys van den Coopman N......Ga naar voetnoot+ was geleegen, men heeft uyt het begin van myn levens-gevallen verstaan, dat sulks myn derde huur, in het welke ik als meid heb gewoont, geweest is, ik beken dat ik het minste argwaan op dat huysgesin had, vermits myn eyge bloedverwanten my niet kende, en 'er boven dien maar heel weynig tyd gedient had, ik geloof dat een ider in myn plaats gesteld in de selfde gedagten souden syn geweest, maar tot myn ongenoegen en leetweesen ondervond ik, dat die Luyden de wesentlyke oorsaak van dat onheyl mogen genoemt worden, waar meede, naar ik gehoort heb, sy in deese Stad geen groote Eer hebben behaald; dit is seeker dat men om myn bederf voortekomenGa naar voetnoot+, in plaats van weddingschappen met meerder omsigtigheid had kunnen te werk gaan; Dog men siet gemeenlyk den Splinter in een anders Oogen, daar men den Balk in syn eygen niet wil sien. Ga naar margenoot+ Op een namiddag dat de Compagnie in 't afmarcheeren naar de Exercitie plaats, voor by dat Huys quam, en wy op strenge beveelen altoos regts moesten sien, kreeg een der Dogters van dat Huysgesin my in 't oog, en vlak in 't gesigd te sien, ik veranderde verscheyde male van couleur, 't geen haar sekerlyk te meer in het vermoede vestigde, dat ik Mie moest zyn, sy wees my met handen en voeten aan haar bystaande Geselschap, die nevens | |
[pagina 73]
| |
haar op de Stoep stonden, invoegen dat men blind had moeten syn, om niet te sien waar sy heen wilde, ik meende van ontsteltenisse te beswyken, en de schrik had my in alle de leeden sodanig bevangen, dat ik tot deser uur nog niet weet, hoe ik de Wapen-oeffening dien namiddag heb goet gemaakt. Ik kon de droefheid, die op dat onverwagt voorval in myn Ziel huysveste, soo niet verberge, dat myn vrouw op myn t' huys komst sulks niet gewaar wierd, myn bedrukt gelaat en verslagene gedaante gaf dat genoegsaam te kennen, daar waaren geen liefkoosingen, die sy niet in 't werk stelde om 'er de redens van te doorgronden; onder schyn van onpasselykheid, die ik waarlyk gevoelde, leyde ik my te bedde, dog de innerlyke benaauwtheedens hadde myn hert te veel overstelpt, om de genugten van een soete rust te konnen smaken. Uyt vrees van my meer verdagt te maken, en de twyfeling die men bereydsGa naar margenoot+over myn persoon had opgevat te versterken, dorst ik my niet lang siek houden, hoewel ik het nooit met meer oorsaak souden geweest zyn; ick bouwde myn stellingen op de hoop, dat die buy nog wel over souw wayen, 't was 'er egter verre van daan: want ik bespeurde sigtbaarlyk aan verscheyde onser Officieren, die my op de straaten en in de Wapen-Oeffening sterker als na gewoonte aankeeken, dat de argwaan dagelyks en van hant tot hant toenam; ten allen tyden als myn dienst vereyste, dat ik my voor het quartier van den Captein begeven moest, vont ik de Stoep van den Coopman N.......met syn Huysgesin, en een menigte Officiers van ons en andere Regimenten, bezet, dat gedurig met een uytschatering van laggen, op myn voorbygang verselt was, ik had al die Heeren en Damens geerne van die moeite en alle die Eerbewyzingen willen ontslaan, en ik vrees niet van teegenwoordig te bekennen, dat ik gedreygt en op het punt gestaan heb, om soo ik 'er geen Geselschap sag in dat Huys te treden, met voorneemen van op een Krygstoon, die alle de Citroenen in de Winkel hadde doen beeven, de reedens van die complimenten te vragen, dog dewyl ik die favorableGa naar voetnoot+ gelegentheid nooit heb kunnen aantreffen, is dat genome besluyd mislukt. Ick bleef in weerwil van al die verdrietelykheeden, die my kragdadig terGa naar margenoot+herten gongen, tot het laaste oogenblik toe in myne getrouwe diensten volherden, circa vier en twintig uuren, of's avonts voor den dag van myn ontdecking, dat ik met den hengel had wesen vissen, daar ik een groot liefhebber van was; by myn te rug komst, kookte myn vrouw een ketel rystenbry, dewyl het doen voor het Saisoen nog koud, en dat ik boven dien door al de alteratiesGa naar voetnoot+ huyverig was, sat ik by den haart een pypje te smoken, my | |
[pagina 74]
| |
dagt dat ik eenige buyten gewoone beweeging aan de keetel ontwaar wierd, myn vrouw bespeurde dat insgelyks, wy sagen onderschydentlyk dat ketting, keetel met al den santekraam telkens wel een voet hoog getrocken en weer neergelaten wierd, welke vertooning bynaa een quartier uurs duurde, wy doorsnuffelden de geheele schouw, maar vonden niets, dat die beweging konde veroorsaken; myn vrouw die 'er over verbaast was, sey my sulks iets wonderlyksGa naar voetnoot+ beduyde; sy had in waarheid gelyk: want ik heb het bevonden aldus te syn, en hoewel ik selden veel agt op die bagatellenGa naar voetnoot+ heb geslagen, en nooit de swakheid gehad aan sulk soort van voorteekens geloof te geven, was ik 'er egter soo over ontroerd en aangedaan, dat het my onmogelyk was van eenige diepe zugten te weederhouden, het geen door een onophoudelyke vloet van tranen gevolgd wierd, ik ontveynsde en wederhield my voor myn vrouw soo goet als ik konde, haar toevoerende dat ik my seer slegt en benaauwt bevond, dat de helft niet gelogen was. Ga naar margenoot+ Eyndelyk kwam die verschrikkelyke tyd, die my nooit uyt geheugen sal gaan, het was op den Hemelsvaardag, den twintigste van de maand Mey van dit lopende jaar 1751. de Compagnie was dien namiddag bestemt voor het quartier van den Captein te komen, om de nieuw afgemaakte Monteering te passen, ik had my altoos te veel van myn pligd gequeeten om daar in nalatig te syn; schoon ik wel weet my 'er nooit met trager schreeden te hebben vervoegd, men hield my de laaste, en men beval my, naar ik de nieuwe Montuur reeds aanhad, daar te blyven, ik gehoorsaamde: want ik kon aan myn hart wel voelen waar dat alles heen wilde, en om 'er dat swaare pak afgeligd te sien, verlangde ik selfs dat de uytkomst naby mogt zyn, weyl het dog anders niet wesen kon, men sal my mogelyk tegenwerpen, dat ik tyd genoeg gehad heb, dat onheyl te ontvlugten, dog men gelieft te weten dat ik soo lang eerlyk en trouw gedient hebbende, te eedel gemoet had, my nu aan een voorbedagte misdaat schuldig te maken, boven dien houde ik voor een zetregelGa naar voetnoot+, dat niemand het lot, dat over hem beschooren is ontvlieden kan. Ga naar margenoot+ Om kort te gaan ik wierd gevisiteerdGa naar voetnoot+, en bevonden voor het geen ik was, namentlyk van Maria van Antwerpen van onderen tot boven te syn, inwylen had men myn vrouw doen ontbieden, en haar gelast sig in 't oogenblik by de Capteyn te moeten begeeven; de goede sloof, die meende dat het de aanbesteedingen van nieuw werk betrof, sloeg haar faletjeGa naar voetnoot+ om, en liep al haar best daar sy tot een heel ander eynde geroepen was, sy was ver- | |
[pagina 75]
| |
wondert daar soo een trainGa naar voetnoot+ Officiers te vinden, waar van 'er eenige haar al spottende vroegen hoe veel Kinderen sy met Jan van Ant verwekt had; myn vrou wierd al in den beginnen schaamrood en gram over deese uytvorsing; na dat men haar het geval had bekent gemaakt, wilde sy sulks niet geloven, en protesteerde volgens de waarheid daar van nooit geen de minste verdenking, veel min sulks bespeurd te hebben gehad. Dit quam een ider niet sonder reede ongeloofelyk voor. Ik gaf ook aan den Captyn te kennen, dat my de eenigste schuld van die saak moest toegeschreeven worden, weyl myn vrouw voor en in haar huwelyk daar van onwetende was geweest, dog deese voorspraak mogt niet helpen, men versogt haar seer beleeft sig van selfs in de Hoofdwagd te begeeven, soo sy daar toe met geen Lyfwagd wilden vereert syn, te gelyk voerde men my aldaar ook in Arrest,Ga naar margenoot+de toeloop van volk was voor de Hooftwagd soo groot, dat de Schildwagten het gedrang niet konde beletten, een ider als verrukt en opgetoogen van verwondering over soo een Zeldsaam geval, deede my duysende vragen, daar ik werk had op te antwoorden, om iders nieuwsgierigheid te voldoen, het had my voordeel geweest daar nog een dag langer te mogen gebleeven hebbe: want de liefdadigheid van Militaire en Burger Persoonen was seer groot, en ik maakte my die edelmoedigheid te nut, men had my dien namiddag van myn ontdecking soo veel drank van alle kanten toegebragd, en soo raisonabelGa naar voetnoot+ beschonken, dat doen ik des avonds naar het huys van den Captein GeweldigerGa naar voetnoot+, myn toegeschikt LogemendGa naar voetnoot+ gebragd wierd, de hoogte redelyk weg had; den toevloed van Menschen was doen ook sooGa naar margenoot+menigvuldig, dat men genoodsaakt was ons ider afzonderlyk met twee aparte wagten daar heene te voeren. Siet hier nu myn leevens-gevallen; ik ben thans oud een en twintig jaar en vier maandenGa naar voetnoot+, ik heb vyf jaar en omtrent vier maanden in den Krygsdienst geweest, soo dat ik nog ruym agt maanden souden hebben moeten dienen, om myn tyd te voleyndigen. Ik ben over de twee en een half jaar Soldaat geweest eer ik getrouwtben, en het is nu ontrent drie jaar geleeden, dat ik met myn gewaande vrouw in den egt getreeden, en haar als myn SusterGa naar voetnoot+ aangenoomen heb, het eenigste dat my nog droefgeestig houd, is dat ik de volle ses jaaren niet heb uytgedient, dewyl ik beslooten had, by het nemen van den Paspoort, my aan myn Opperhoofden te ontdeckenGa naar voetnoot+, om dat men tot roem onser eeuw souden hebben kunnen seggen dat in 't Regi- | |
[pagina 76]
| |
ment van Den Luytenant Generaal Veltman, Een vrouw was geweest die ses jaaren Eerlyk en Trouw gedient had, en die sig aan alle de ongemakken en gevaren, waar aan men in den Krygs dienst is blootgesteld, onderworpen, en die met de grooste manmoedigheid had uytgestaan. Ick heb alles van de genade van een grootmoedig VorstGa naar voetnoot+, en de wysheid van myn Regters te hoopen, met al myn onbedreventheid stel ik geensints in twyfel, of hetgeen ik ter Liefde, genegentheid, en als eene loutere sugdGa naar voetnoot+ voor het Vaderland heb gedaan, tot myn verontschuldiging in aanmerking sal koomen, dog soo de buytenspoorigheeden en den misslag, waar in ik my onbedagtelykGa naar voetnoot+ gewikkeld hebbe, te veel teegen de wetten sondigen, dat men daar op geen gade kan slaanGa naar voetnoot+, en mitsdien myn Eer niet kan gedekt blyven, vertrouw ik nogtans dat myn leevenGa naar voetnoot+ uyt dien hoofdenGa naar voetnoot+ gereddet sal zyn.
EYNDE. |
|