Volledige werken. Deel 13(1873)–Pieter Frans van Kerckhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Wie een man is. Wie een man is, slijt zijn tijd In geen vuige ledigheid; Maar verheugt zich in het werken: Hem behoort al wat hij eet, En een onverdiende beet Zou hem 't lichaam niet versterken. Wie een man is, vlucht het kwaad, Dat zich kleeft aan de overdaad. Laat hij somtijds 't glas eens klinken En verheugt het bier zijn geest, Hij verlaagt zich tot geen beest, Met zich overvol te drinken. [pagina 177] [p. 177] Wie een man is, stort zijn vrouw Noch zijn huisgezin in rouw, Doet als dwingland zich niet vreezen; Maar is voor de zwakken goed, Mint zijn kindren als zijn bloed En wil slechts hun vader wezen. Wie een man is, voelt het hart Lijden bij eens anders smart En reikt, helpend, beide handen Aan een vriend in bangen nood, Aan een broeder zonder brood: Weldoen doet zijn harte branden. Wie een man is, voelt zijne eer, En knielt voor geen lafaards neêr; Hij mag 't hoofd geheven hoûen, Hij wil slechts wat hem behoort En zijn ja, dat is een woord, Waar men huizen kan op bouwen! Wie een man is, houdt in druk Zich gelaten, en 't geluk Zal hem 't hoofd niet doen verliezen; Want hij weet, dat op onze aard' Zuur en zoet ons is bewaard: Heden klaver, morgen biezen. Wie een man is, voelt zijn jeugd, Vergezeld door zachte vreugd, En zijn rijpe mannenjaren Brengen hem ook vreugde bij, En ook tegen wind en tij Kan hij moedig, rustig varen. Vorige Volgende