Volledige werken. Deel 13(1873)–Pieter Frans van Kerckhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De ongelukkige. Ik heb mijn moeder nooit gekend; Zij stierf, de brave vrouw, Wanneer zij mij het leven schonk. Mijn vader, in den rouw Gedompeld, zag bij mijn geboort Mij, treurig weenend, aan; Het harte smolt hem in verdriet En de oogen in getraan. Twee jaren later stierf hij ook; Zijn moed en kracht was heen. Geen vriend, of maagschap trok mij aan Ik bleef op aarde alleen. Men nam mij in het weeshuis op; Ik at er 't zure brood; Mijn hart en geest bleef onbeschaafd, Mijn lichaam slechts werd groot. Ik trad de wijde wereld in En doolde er vreemd in rond, Ik vond er geene vriendenhand, Geen hart dat mij verstond. Ik slaafde zoo als 't lastdier slaaft, Het werk verdroot mij niet; Maar eenzaam op de wereld zijn, Dat baarde mij verdriet. De bloedwet sprak; ik werd soldaat - Een andre slavernij - 't Kazerneleven walgde mij, En 'k werd er zieklijk bij. 'k Werd blind, als velen mijner maats; De wanhoop beet me in 't hart: 'k Was levend dood, de toekomst bood Mij enkel ramp en smart! Nu strompelde ik in 't duister rond; Geen schepsel trok mij aan; Nu was ik gansch, o gansch alleen, Als met Gods vloek belaân: Neen, God vergat mij toch niet gansch, Hij had me een vrouw bewaard, Een engel uit zijn woon gedaald, Voor mijnen troost op aard. [pagina 175] [p. 175] Die joeg de wanhoop uit mijn ziel, Verzoende mij met God En met de menschen, en ik werd Gelaten in mijn lot. Zij leidt mijn stappen, ze is mijn steun, Al waar zij hulp kan biên. Dan... 't eenig wezen dat mij mint, Kan ik op aard niet zien! O, zijn er rampen als de mijn'? Heeft iemand meer verdriet In d'engen boezem ooit gevoeld!.. Mijn God, ik mor toch niet! Want, zie! de vrouw die gij mij schonkt Voor al mijn smart en loon, Blijft mij tot troost en 'k zie haar eens Na 't leven in uw woon. Vorige Volgende