‘Vergeef mij, mejuffer,’ zegde Franz, ‘doch ik heb reden er anders over te denken. De heer Castroni heeft u slechts als werktuig willen gebruiken tot het uitoefenen van zijnen stiel. Spioen van de geheime policie, hebt gij voor hem een geheim ontdekt, waarvoor hij, terwijl wij hem in de omstreken der stad bij eenen zijner vrienden geloofden, naar Napels gereisd was.’
‘God! zou het waar wezen?’
‘De policie wilde weten wie en wat Cesare was, en Castroni was belast geworden zulks te onderzoeken.’
‘De lafaard!’ riep Marietta.
‘Ik heb van hetgeen ik u zag,’ vervolgde Franz, ‘de onweder leggelijke proeven in handen gehad. En nu, luister, Marietta. Ik geloof aan de gevoelens, welke gij mij zegt voor Cesare gekoesterd te hebben en daarom wil ik u verhalen wat anders een geheim hadde moeten blijven, doch wat gij in alle geval in uwen boezem moet opsluiten...’
‘O, spreek, heer Franz, ik zal er u eeuwig dankbaar over wezen; want ik ben tot u gekomen opdat gij mij het raadselachtige, dat in dit alles besloten ligt, moget oplossen en de eer mijns geliefden, thans door de onverschilligheid en het kwaadspreken des publieks bezoedeld, voor mij herstellen.’
De jongeling deelde Marietta de gansche geschiedenis van Carlo Massimi mede. Hij eindige zijn verhaal met den moord van Felice Castroni en besloot met te zeggen, dat God dien lafaard rechtvaardig had doen straffen.
‘En ik,’ zegde Marietta met geestdrift, ‘ik zal mij zelve straffen; want nu ik alles weet is mijne liefde nog wanhopiger en mijn ongeluk nog meer onherstelbaar!...’
‘De tijd zal verlichting aan uwe smart brengen,’ zegde Franz, ‘gij hebt onwetend gehandeld, gij bemindet Cesare en kunt dus geenen plicht aan zijnen dood hebben... En nu, Signora, vergeef mij, dat ik u zoo kwalijk heb durven beoordeelen: het is mij eene smart te meer bij al het lijden, dat ik reeds in den boezem draag...’
Marietta reikte den jongeling de hand, terwijl zij nieuwe tranen afwischte, welke haar over de wangen rolden. Dan verliet zij, zonder nog verder iets te zeggen, het vertrek, en ging haar rijtuig opzoeken, dat in eene bijgelegene straat op haar wachtte.