algauw genoeg Fransch geleerd om meneer Beulemans ook in zijn eigen taaltje te woord te staan.
't Klonk wel niet te best; maar bij Beulemans stak het op zoo'n kleinigheid niet. Al kwam het Fransch er in, de wever of de metserdiender ging er niet heelemaal uit. Eer hij een redevoering begon voelde hij steeds de behoefte zijn broeksband wat op te trekken; als hij een tegenspreker te lijf wilde - figuurlijk gesproken - gevoelde hij steeds een aandrang om in zijn handen te spuwen.
Taal of ideaal, beschaving of kultuur, daar moet een praktische proleet natuurlijk niet van weten.
Wat vraagt het Vlaamsche volk.
- Het Vlaamsche volk vraagt biefstukken! heeft de groote man, Minister Anseele immers gezegd.
Biefstukken en kinema! De Romeinen hadden er ook zoo iets op uitgevonden: ‘panem et circenses’, biefstukken en cinema, beloof dat aan het volk en de menschen stemmen uitsluitend voor den kandidaat proleet.
Sedert deze dus een mondvol Fransch, een mondvol Beulemans kent, meent hij de latijnsche beschaving in pacht te hebben; hij is tegen de flaminganten, tegen de Vlaamsche volksontwikkeling, tegen de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool.
Van zijn vriend den riberaal heeft hij het argument overgenomen van den Chineeschen muur; voor een proleet is dat altijd nog wel goed genoeg om als nieuwigheid dienst te doen.
- Dat het Vlaamsche volk fransch leere, zooals ik gedaan heb, redeneert hij; dan kunnen ze heel de wereld rond reizen.
Zijn mondvol Beulemans; meer nog zijn neo-franskiljonisme, heeft hem de sympathie gewonnen van de riberale linkerzij. Hij wordt aangeprezen om zijn nieuwbakken intellektualisme; hij wordt tot voorbeeld gesteld aan de enkele stumperds van flaminganten, die het nog zouden wagen hun eigen taal in de doorluchtige Belgieksche volksvertegenwoordiging te spreken.
- Kijkt liever naar meneer de Proleet; die heeft Beulemans geleerd zoodat hij nu waardig wordt geacht met deftige menschen mee te spreken.
Met zijn neo-intellektualisme heeft hij er nu ook een neo-