‘Natuurlijk heb ik er alles voor over, maar wie ben jij dat je meent mij, Edward John Mesquita, te kunnen helpen schrijven?’
‘Ach, dat doet er niet toe. Je wil je beste verhaal schrijven, maar je weet zelf dat je daar niet toe in staat bent! Dat is waar het tenslotte om gaat.’
In het toilet laat hij het koude water over zijn hoofd lopen. Steeds duidelijker wordt het gesprek. Op zijn vraag welk percentage van het auteurshonorarium er van hem verlangd werd, had zijn bezoeker haast fluisterend gereageerd: ‘Ik verlang geen enkele beloning. Je moet er alleen mee instemmen dat dit verhaal je laatste is. Zoals een topsporter op het hoogtepunt van zijn roem afscheid weet te nemen, zo zal je met dit verhaal de kroon op het werk zetten en de pen voorgoed in je zak steken.’
‘Akkoord’, roept hij dan opeens luid, ‘kom maar op met je verhaal.’ De stem heeft gelijk. Het enige wat telt is het produceren van een verhaal dat zijn beste moet worden.
Voor hij aan het bureau gaat zitten haalt hij alle schakelaars over. Het huis baadt in het licht. Hij sluit de whiskyfles weg. Voor één keer sterk zijn, niet drinken, helder blijven en schrijven.
Het moment waarop hij de pen in zijn hand neemt, beginnen zijn vingers op de hem zo bekende wijze te tintelen. Hij weet wat dit betekent, zo zijn al zijn bestsellers geboren. Hij schrijft met een inzet als nooit tevoren, zo totaal met alle registers open. Zijn opgekropte zelfminachting als alcoholist, de teleurstelling van het niet halen van de bestsellerslijst van zijn laatste boeken, zijn vernedering door de uitgevers en het vooruitzicht op wraak geven hem een ongekende vitaliteit. Hij is weer jong en lanceert zijn eerste boek, dat al heel snel de Top Tienlijst haalt. Applaus, uitnodigingen, contracten, geld. Het applaus wordt luider en laat geen seconde af. Edward John Mesquita schrijft en blijft schrijven. Het tintelen van zijn vingers heeft zich over zijn hele lichaam verspreid, het is alsof zijn geest uitstroomt en verhaal wordt op het papier dat voor hem ligt.
Eerst laat in de morgen legt de schrijver zijn pen neer. Hoewel zonlicht in overvloed naar binnen valt, zijn alle lichten nog aan. Het verkeersrumoer dat tot de kamer doordringt gaat aan hem voorbij. Voor de zoveelste keer herleest hij zijn verhaal en streelt hij de dichtbeschreven vellen. Vóór hem ligt zijn levenswerk, het verhaal waarvoor de heren uitgevers in de rij zullen staan.
‘Pico bello’, fluistert een bekende stem hem in het oor. ‘Zo briljant hebben de uitgevers je nog nooit gekend. Maak de verrassing compleet voor die leeghoofden. Je beste verhaal verdient zeker een feestelijk tintje. Doen!’ Met moeite sleept hij zich van de stoel en slingerend bereikt hij de kast waar hij zijn kleurpotloden in weet staan. De poppetjes die in verschillende kleuren dwars over de beschreven vellen van het manuscript verschijnen stellen zijn uitgevers voor, kinderlijke figuurtjes met armen en handen als bladerharken en hoofden als voetballen.
De chauffeur, die voor de dagelijkse rit is komen voorrijden, treft een ver-