pel, met de mooiste ogen.
Nachten heb je slapeloos en vol schuldgevoelens in bed gewoeld. Tien jaar later
mocht ik pas weer voor je koken. Dat vlekje in mijn oog was allang verdwenen;
mijn feeling voor de keuken ging nooit meer weg. Ken je dat zeurderig gevoel van
kiespijn op plaatsen waar je allang geen kiezen meer hebt? Net zo word ik
geplaagd door een pijnlijk verlangen naar ons vervlogen verleden. Denk je dat
het plantagehuis van Alikhan er nog staat, daar achter bij het huis waar we op
Kwatta woonden. En dat stenen bijgebouw met ingemetselde voetboeien uit de
slaventijd, dat toen we daar woonden een koeiestal was? Beroepsdeformatie van
een historica, deze vragen nô? Inderdaad!
Er komt dus weer een droge tijd straks. Ik zal misschien iets van Suriname op de
televisie zien, door een waas van tranen, met mijn hart meer dan ooit in dat
warme verleden dat hier zo zwaar en lastig is. Lieve moeder van me, wat moet ik
eigenlijk nog schrijven? Je bent een deel van mijzelf, veraf en gekooid.
Wees niet boos op me mama, vergeef me dat ik zo bruya schrijf, ik pen neer wat in
me opwelt.
Als ik nu langs het rechte, met lelies begroeide kanaal in Nickerie had gelopen,
zou ik me ook ontheemd voelen. Ik zou staren naar de ondergaande zon, tot mijn
ogen zouden prikken, en