| |
| |
| |
Leonore de Vries De achterblijfster
Liefste... drie maanden nog maar ben je weg. Drie maanden, hoe is het mogelijk!
Het lijkt veel langer, jaren... Ik weet niet waar je bent. Toch, waar je ook
bent, m'n ziel zal Ik niet bezitten. Die is bij jou.
Hoe ik erdoor kom, door deze tijd... maak je geen zorgen, ik doe m'n best. Voel
JIJ je gesterkt. En weet dat m'n gedachten, m'n wensen, m'n beden bij je zijn,
wáár je ook bent. Waar je ook bent en wat je ook doet.
Wàt je ook doet? En als je... als je ertoe komt, te doden? Ook dan.....?
Mijn God, ik weet het niet! Maar laat je den- | |
| |
ken aan mij voor jou
een kracht zijn. Doen jullie snel en overtuigd wat je doen moet. En kom dan bij
me terug opdat we onszelf weer kunnen worden. Onszelf. Jij en ik. Het jonge stel
dat we eens waren, gek op elkaar, verlangend te bouwen. Ouder geworden, anders
geworden, leiders van een gezin, maar gerijpt vanuit die situatie.
Manuel, ik heb je ruige kop aan mijn hart getrokken en je hebt het voelen slaan
als een wilde, om jou die bezorgdheid, die angst. Je werd stil en je
verwondering werd overgave. Je hand, je hand die kan doden, ZAL doden misschien,
heb je op de mijne gelegd in een laatst maar o zo teder gebaar. En die hand was
zacht, zoals de binnenkant van je hand altijd geweest is, zacht zoals je hart...
als die haat er niet was. Die HAAT die je deed weggaan, mij verlaten, de
kinderen verlaten, àlles verlaten wat wij hier hebben opgebouwd.
O, er is een tijd geweest dat ik er boos om was, wekenlang. Boos omdat je me liet
zitten met de kinderen, met de zorg voor alles. Tranen van zelfmedelijden heb ik
gehuild. Nu weet ik dat ik niet boos mag zijn. Het is veranderd in een haast
niet te dragen medeleven. Want waar moet ik ermee naar toe? Ik weet niet waar je
zit... Ik heb gebeden zoals ik nog nooit gedaan heb - behalve in die
afschuwelijke tijd toen ik begreep dat onze kleine Guadalupe ons ontgleed.
Geantwoord heeft Hij tot nu toe niet, maar | |
| |
het heeft me wel wat
rust gegeven.
Ik hoop zo verschrikkelijk dat dit ééns niet meer nodig zal zijn. Dat de mensen
rechtvaardig zijn. O, als het maar EENS zover is dat er geen onrecht meer
heerst, geen macht meer van de sterke over de zwakkere.
Misschien is het in zekere zin ook onrecht wat jij me aandoet, Manuel - óók van
de sterke over de zwakkere. Misschien, ik weet het niet. Je bent weggetrokken
die nacht, stilletjes ben je opgestaan, je wou of je kon me niet zeggen, en om
JOU heb ik gedaan of ik het niet begreep... maar bij de deur draaide je je om.
Je kwam weer bij me, je knielde en je legde m'n hand op je hoofd en bleef er een
moment stil mee zitten als om m'n zegen te ontvangen. Ik legde er zoveel in, zó
veel... maar ik denk dat ik het niet kan, gedachten overbrengen, moed
overbrengen. En ik werd zo wanhopig dat ik móest tonen dat ik wist wat je ging
doen... Met een ruk heb ik m'n armen om je hoofd geslagen, het tegen me aan
gedrukt als om je nooit meer los te laten...... Jij dacht dat dàt m'n bedoeling
was.
- Nee, zei je, ik moet gaan, hou me niet tegen.
- Ik hou je niet tegen, zei ik, zoiets. - Ik wist allang dat je gaan zou. En ik
weet dat je nú gaat, vanavond...
Ik probeerde het niet te laten merken, maar ik raakte helemaal in paniek. Wat
moest ik je meegeven? Een deken, een hangmat, een broek? Ik | |
| |
kon
niets doen... tenslotte greep ik een dun sjaaltje uit de kast: - Hier, dan heb
je iets van mij bij je.... een sjaaltje, een ding van niks! Je snoof minachtend,
maar stak het ding toch in je zak. Ik weet niet of het nog te horen was, maar ik
kon nog zeggen: - Ja Manuel, ga. Je moet het doen, Mano, ik weet het. Heb geen
zorgen om ons. Wij redden ons wel.
Het was niet wat ik had willen zeggen. Ik bedoelde: Hou je goed. Ik ben altijd
bij je. M'n ziel is altijd bij je. Waar je ook gaat. En....
En wàt hij ook doet?
Is mijn ziel bij hem als hij doodt? Wraakneemt op wat ze ONS hebben aangedaan,
Félipe, Juanita en de kinderen, Velasco en de anderen? Om wat jij weet, zó
weet.. want niemand anders kon zó aanhoren als jij, zó begrijpen. Je hielp de
mensen, ze voelden zich een beetje ontlast, bevrijd dat ze hadden kunnen spreken
met iemand die ze begreep, die met ze meevoelde - dat weet ik zeker. En jij nam
al hun ellende op, je vrat het op, hun misère. Liet het tot je doordringen in je
bloed, in je hele wezen. Zo deed je met alles wat je hoorde. En je hoorde meer
en meer, God weet het. Die nasleep van de staking in de mijnen, toen Lawson zijn
arbeiders niets betalen wilde en hij het leger stuurde - ach dat was nog het
minst erge, ook al mist Gonzalves nu een oog en is een van de Marino's dood. | |
| |
Het had een vingerwijzing voor ons moeten zijn dat het ook hier
bij ons zou toeslaan, het níets geven om menselijke waardigheid, en het geweld,
die zinloze moordlust. Toen gaf je ook al raad, met die delegatie naar Lawson
zelf, nota bene! Jij die dacht dat het iets zou uitrichten. Jij, die zei - en er
anderen mee overtuigde! - het móet iets uitrichten, ze móeten openstaan voor een
duidelijke argumentatie.....
Later werd het erger. Toen met die brand, toen ze kwamen voor represailles. Toen
Juanita en zelfs de kinderen moesten zien wat ze met Félipe deden, Félipe nota
bene, die nog nooit in z'n leven één vlieg had kwaad gedaan.....
Ach het is zo begrijpelijk dat alles zo gelopen is, dat je weg moest omdat je het
niet langer dragen kon. Ons huis werd een biechtplaats, nee geen biechtplaats,
een klaagmuur dat is beter, voor onrecht dat was aangedaan, voor menselijk leed.
Dat Juanita er niet helemáál onderdoor is gegaan komt door jou, dat geloof ik en
dat blijf ik geloven. Ze kwamen voor jou, ik weet het. Ik was hun zuster, hun
gelijke. Jij hun oudere broer, hun vertrouwensman... een god, bijna. Ook, denk
ik, omdat jij de dingen in groter verband kan zien, lijnen trekt vanuit het
verleden naar de toekomst, waardoor de mensen al dat geharrewar van de laatste
tijd toch ook in een ander licht gaan zien.
Maar niet alleen dat - je kwam er soms ook op | |
| |
terug als je zo
iemand weer zag; je vroeg hoe het ging, toonde ze je medeleven. Als jullie
spraken bleef ik er nooit bij. Je hebt me eens gezegd dat je dat beter vond.
Maar het ging ook vanzelf, er was een kring van binding, van gehechtheid,
gehechtheid in leed of in begrip, ik weet niet hoe ik het moet uitdrukken maar
het was iets tussen jou en zo iemand, het is niet te beschrijven..... maar een
derde (ja, hier was ik een derde!) hoorde er niet bij, die zou storen... en ik
liep in een grote boog om jullie heen als ik in dezelfde kamer moest zijn,
wetend dat zich hier iets onafwendbaars voltrok - onafwendbaar voor de een, en
onafwendbaar voor de ander.
En dus ook onafwendbaar voor mij, want jij nam het tot je, de menselijke ellende,
ontstaan door onrecht, eeuwenlang... Je nam het tot je, beetje bij beetje, hap
voor hap en je vrat het niet alleen op, het vrat ook aan jou want je werd
anders, fanatieker, stiller, harder, op het laatst was je lijf nog maar zo mager
als die ene dode tak van de oleander achter ons huis - ik zag het ineens.
Uitgeteerd, opgebrand. Je ogen niet meer dan spleetjes, de uiterlijke kenmerken
van je getoermenteerde geest. Ja, ik... IK wist er meer van, natuurlijk. Met mij
praatte je veel en zwaar, 's nachts, als we tot rust waren gekomen na de drukte
van de dag. Je kon soms opeens m'n hand pakken en zeggen: - O, Julia, wanneer
komt er een eind aan deze ellende...
| |
| |
Je hebt altijd behoefte gehad je medegevoel in het praktische om te zetten.
- Wat doe ik om de toestand te verbeteren? vroeg je me soms.
- Wat je doet? zei ik dan, je luistert, je leeft mee, je laat de mensen praten,
en dat lucht op. Ze moeten zich kunnen uiten... Maar je waaide m'n antwoord met
een verachtende handbeweging weg.
- Ach nee, zei je, dat is niets. Er ZIJN mensen, Julia, die wat DOEN...die
durven, zich inzetten. Voor honderd procent.
- Ja, zei ik eens (ik denk dat het de angst was die me dat ingaf, de angst dat
ook hij zich zou aansluiten bij onze mannen in de bergen om van daaruit hun
gevaarlijke aktiviteiten te ondernemen) - Ja, zei ik, en hun vrouwen aan
zichzelf overlaten, hun hele gezin, dáár denken ze niet aan, maar díe zijn ten
prooi aan de machthebbers, zonder jullie bescherming.
- Bescherming, ach wat: er IS geen bescherming mogelijk. Tegen wapens kan niemand
op. Ook wij mannen niet, als we thuis blijven. We moeten één vuist maken, ons
aaneensluiten. Het hun vergelden. Dan zei ik niets meer, bang dat mijn reaktie
juist zijn ideeën zou versterken... En soms, ineens, een enkele keer maar, kon
je zeggen (en dat was eigenlijk nòg erger!): - Maar ik ben bang voor, ja ik ben
bang, ik durf het niet... Een geweer in mijn handen, het is niets | |
| |
voor mij. Maar ik denk dat ik het óók moet doen. Want ik doe nu niets...
- Maar je doet wèl wat, Mano! heb ik een keer gezegd. Ik kon ineens de goede
woorden vinden. Je laat ze begrijpen dat het niet voor niets is, de narigheid
van deze tijd. Je zegt toch steeds: Het is ons altijd aangedaan, de machthebbers
hebben àltijd over ons gelopen, maar het verschil met vroeger is dat we het ons
nu bewust zijn. We zijn wakker geworden, het is een belangrijke tijd waarin we
leven - we maken het beter voor onze kinderen. Dat zeg je toch, Manuel, dàt zeg
je toch! En daar help je ze mee, ze zien er opeens de betekenis van. Het lijden
is niet voor niets. Je was stil, leek m'n woorden te overwegen.
- Ja, kon je dan zeggen. Maar het is wel weinig. Te weinig eigenlijk.....
En ik probeerde je maar vast te houden. Dit was jouw strijd - jouw ontzettende
zware strijd. Tussen je plicht - of, wat jij als je plicht voelde - en je angst.
Of misschien, je zorg om ons, misschien dat ook een beetje. Laat ik dat maar
geloven.
Je zat met je neus in de boeken, 's nachts, ging vaak met anderen praten. Ik ben
nòg blij dat je zoveel aan me vertellen kon. Je sprak steeds vaker over het
onvermijdelijke van de komende ommekeer... en over de noodzaak tot verzet. Je
ergerde je eraan dat veel mensen er passief onder bleven, dat men het maar nàm.
Want de werkelijke stappen voor de vooruitgang | |
| |
van de gewone
bevolking zullen nooit van bovenaf komen, van de leiders van het land - van de
kapitalisten, die zullen hun belangen nooit zelf aantasten. Dat begreep ik. Dat
begreep ik beter dan wanneer je begon over de theorieën. Je had het vaak over de
klassestrijd, je noemde namen, sprak over bepaalde opvattingen, maar vertelde me
nooit wat het precies inhield. Je ging ervan uit dat ik dat wist. Maar hoe kon
ik dat weten? Ik had geen tijd om te lezen. Voor jou was het dagelijkse kost...
Ik weet niet of je in de gaten had dat het allemaal nogal ingewikkeld voor me was
- je praatte door, op je rug lag je dan, je handen boven je hoofd in elkaar,
turend naar de zoldering. Je praatte, praatte maar en uren vergingen en je
voeten, je beweeglijke voeten deelden in de spanning van je geest. Ik vond het
niet erg dat het mij uren slaap kostte, de slaap die ik toch nodig had om bij te
komen van de vermoeienissen met m'n veertig kinderen (en die van onszelf die ook
de nodige kopzorg geven!) en om energie op te doen voor de volgende dag... JIJ
had het nodig dat daar iemand lag die luisterde, soms wat vroeg, wat zei, al
reageerde je daar soms zo hard op als een steen....
- Nee sufferd, kon je zeggen wat weet je daar toch weinig van! en dan begon je
weer uit te leggen, uren. Maar het wàs geen uitleg, het was een alleenspraak,
een urenlange, nachtenlange, | |
| |
weken- ja hóeveel wekenlange
alleenspraak, die zich toespitste op... op dit.
Nu ben je weg. Alle nachtelijke uren zou ik kunnen slapen. Als de zon achter de
heuvels is verdwenen en een uur daarna alles in duisternis is gehuld... als de
kinderen eindelijk zijn gaan slapen en zelfs Margarita, klein moedertje, haar
hoofdje heeft neergelegd (ze zegt tegenwoordig vóór ze gaat slapen tegen me:
Groeten aan Papa - gek, alsof ze denkt dat we elkaar zien 's nachts!) dan kan ik
slapen als nooit tevoren.
Maar sinds jij weg bent slaap ik nog minder dan in de maanden voor je wegging, de
maanden van je urenlange alleenspraken. Toen kon ik nog slapen, echt slápen als
je geest tot rust was gekomen - ja, soms voelde ik me wegglijden terwijl je
sprak al wou ik dat niet. Maar nu! Ik weet dat ik mezelf niet meer ben, het is
een soort schim van mezelf die hier is, het huis schoonmaakt, de kinderen
weghelpt, naar school gaat, eten haalt en inkopen doet, kookt, vruchten plukt -
die de kinderen bijstaat, ze bestraft, opvoedt. Maar m'n eigenlijke zelf is bij
jou. Bij JOU. Met jou, in jou, van jou. Ik wou dat ik je kon beschermen, want
het gevaar dat JIJ loopt... Als liefde, echte liefde kan beschermen, dan kàn ik
dat.
Josefina roept. Ik hoor het wel. Ontaarde moeder, want eigenlijk moet ik... Het
zal wel niets zijn, muskieten, of dorst, misschien... En nóg wil ik niet
opstaan. Ik wil bezig met je blij- | |
| |
ven, dicht bij je blijven, zo
dicht als ik kan. 't Is of ik je armen voel om me heen, je heerlijke stevige
omhelzing. Dat gevoel alsof je me nooit meer loslaat.
Jawel, nooit meer los. Straks moet ik weer in m'n koude, lege bed. Dáárom
misschien wil ik het uitstellen om naar Fina te gaan. Dan merk ik pas echt dat
je er niet meer bent - dan is de ban verbroken. Als ik bij haar ben geweest en
naar onze kamer ga, zal ik merken dat ik alleen ben. Dat het onzin is dat ik
praat tegen ‘jij’. Daar is ons bed, en dáár (o, wáár!) ben jij. Ver weg.
Oneindig ver.
JA JOSEFINA, IK KOM. O Manuel, Manolito van me, waar ben je. Geef me een
teken..... asjeblieft.
Manuel, leef je nog? Hoe heb je het? Wat maak je allemaal mee...... Denk je nog
wel eens aan ons?
Ja, natuurlijk denkt hij aan ons. Dat kan niet anders. Het is nu de 16de,
vrijdag. 't Is een poos geleden dat ik tijd vond om wat te schrijven, langer dan
een week. Het was vóór het feest van Tía Estela. Dan moet het de zesde geweest
zijn, zes oktober. Nu is het al 16. En nog steeds niets gehoord... De kinderen
vragen naar hun vader. De waarheid kan ik ze niet zeggen. Ik zeg ze dat je ver
weg bent om geld te verdienen. Bah, wat een leugens. Hoe lang nog?
| |
| |
Ik moet zorgen, als ik straks misschien weer in de verleiding kom om veel te
schrijven, dat ik naar de kinderen toega als ze roepen. Maar ze zullen niet
roepen, denk ik. Ze zijn in hun diepe eerste slaap. Ik heb net gestreken. Toen
heb ik wat gezeten en heerlijk koel kokoswater gedronken. Morgen vroeg op om nog
wat schoolwerk te corrigeren.... dus dan nu een paar woordjes.
Ja, ondanks alles... ondanks dat ik wéét dat hij hier naartoe groeide, dat ik het
begrijp en het ook flink van hem vind - soms denk ik toch dat ik hem had moeten
tegenhouden. Ik had hem moeten tegenspreken, als hij het had over zich
aansluiten. Als ik denk aan alle ontberingen en aan de risico's die hij loopt...
Ik had hem moeten herinneren aan zijn kinderen, aan zijn plicht als vader. Ik
had hem niet moeten laten gaan, die nacht. Ik had hem makkelijk kunnen
tegenhouden. Hij kwam toch terug? Misschien wilde hij dat zelfs!
Maar toch..... Ach, we zijn zo anders, Manuel en ik. Hij zou zich niet laten
tegenhouden, nee dat zou hij niet doen. Niet Manuel. DIT vond je je plicht en
DIT doe je. Ondanks dat je er ook tegenop zag...
Nee, ik zou je niet hebben kunnen tegenhouden. Jij kon tóen al je geest laten
gaan en niet alleen 's nachts, ook overdàg urenlang weg zijn als je
voorovergebogen zat over je lektuur, of over je boeken heen naar de bergen zat
te kijken, | |
| |
starend, met die beangstigend bittere trek om je mond
en die zwaar gefronste wenkbrauwen. De kinderen hoorde je dan niet, zelfs al
trokken ze aan je mouw. Ze leerden het wel af om bij je te komen als je in zo'n
stemming was. Achteraf gezien een goede oefening voor nu, nu we alleen zijn...
Nee, een aardige vader was je niet. Toen niet meer.
Ik weet nu dat je de ellende van al onze armen, van alle kanslozen in je droeg.
Dráágt. En nooit, nóóit zal ik je kunnen beschuldigen om wat je bent gaan doen,
wàt men ook zegt... Ik geloof zelfs dat ik de moed zal hebben als ze me ooit
pakken omdat ze jou niet kunnen krijgen - wat God verhoede! - om te zeggen dat
ik achter je sta, achter je besluit om mee te doen met het bevrijdingsleger, dat
ik volkómen achter je sta... ja Manuel, WEET dat en laat het je sterk maken.
En God mijn God, overwinnen jullie, want ik weet, zonder overwinning laten jullie
het nooit, mógen jullie het ook niet laten... maar laat er een overwinning zijn
en niet te laat voor òns - laten ze je niet eerst dood maken - laat er nog tijd
zijn voor ons samen, Mano, liefste, zoals vroeger, Manolito... Laat ons ééns
weer bijeen kunnen zijn, terug komen tot waar ons leven samen begon - alleen
maar elkaar liefhebben, alleen maar dat. Elkaar zien, horen, voelen. Laat m'n
lichaam weer ontsteld raken van de aanra- | |
| |
king van je zachte
binnenhanden, laat me wegzinken in de glans van je ogen, jongen je kon stralen,
zo genieten. Dat ik je dat asjeblieft nog eens mag geven. En dat ik je nog eens
zal zien staan met de schenkkan in je handen en de kinderen om je heen met hun
bekertjes, bij de gammele tafel onder de kerseboom op het erf, bij de eeuwig
magere, eeuwig rondscharrelende kippen. Ik wil je weer zien met Rodolfo tussen
je knieën, ernstig vermanend. Dan is die wel ouder geworden natuurlijk, wie weet
hoe groot al.....
En ook voor mij kon je lief zijn. Als ik moe van school kwam, nat van het zweet,
àf... Je kon me soms verrassen met een kleinigheid, een kom thee, een manja
geschild en in stukken gesneden op een bordje... en je gezicht dan, of misschien
waren het meer je gebaren, de beweging van je handen, waaruit zoveel liefde
sprak? Alleen al daardoor voelde ik me veel minder vermoeid!
Je kòn zo zijn, Manuel, al is het lang geleden. Ik hoop dat je nog zo zal kunnen
zijn als je terug bent, na in die harde wereld geweest te zijn. Ik hoop het. Ik
HOOP het. God geve ons de tijd en de gelegenheid.
's Nachts, 2 uur.
Zo, ik ga toch nog even door. Ik moest er even uit, Fina slaapt zo onrustig. Ik
hoop niet dat ze ziek wordt!
| |
| |
Soms heb ik opeens het gevoel dat je heel dichtbij bent. Dat duurt soms een paar
uur, soms enkele dagen. Maar meestal ben je voor m'n gevoel ver weg en weet ik
zelfs niet in welke richting ik je moet zoeken.
Maar ik heb het idee dat m'n gevoel juist is, als het zo plotseling en zo sterk
op me afkomt. En het gekke is dat ik dan soms ook schoten hoor in de verte. Of
hoor ik die anders ook wel, maar dringt het dan minder tot me door?
Dan ben ik geen mens meer... tot iemand tegen me zegt dat jullie haast altijd in
het voordeel zijn, niet alleen omdat jullie het zijn die aanvallen, ook door je
terreinkennis. En ik voeg daar altijd nog aan toe jullie inzet, jullie
overtuiging. En soms... ja, steeds vaker eigenlijk... kan ik me trots voelen,
rustig, vastberaden: ik, vrouw van een aktivist, een guerrillastrijder, iemand
die zich helemaal inzet voor z'n volk, voor de arme mensen, het grootste deel...
opdat eindelijk de pot wat rechtvaardiger verdeeld zal worden. De generaties van
later zullen jullie dankbaar zijn en jullie de eer bewijzen die je toekomt, en
in de geschiedenisboeken zullen jullie genoemd worden als de pioniers van de
nieuwe tijd. Het is niet voor niets dat ik alle zorgen voor het gezin alleen
draag - het is om jóu de nodige strijd te laten strijden. Wij vrouwen, wij doen
het omdat we weten dat de overwinning nodig is. En omdat we met velen zijn.
Steeds meer ben ik | |
| |
gaan begrijpen dat ik egoïst zou zijn als ik je
voor ons had blijven opeisen, alleen maar voor ons zessen.
Och ja, ik weet wel dat hier nooit vooruitgang kan komen zonder gewelddadig
ingrijpen. Vroeger wou ik daar niet aan. Maar vrede is verkeerd, althans in díe
landen waar nog zo'n verschrikkelijke ongelijkheid is. Zou een Lawson óóit zijn
bevoorrechte positie opgeven als hij niet gedwongen werd? Of verschrikkelijk
bang werd? Vrede is voor de rijken; het is the big boss die het wil, de
conservatieveling, die ervan zingt bij zijn stalletje van Navidad.
Ja, de kerk. Ook de kerk zegt: Later krijg je het beter - God is rechtvaardig.
Lijd dit maar uit, het bestaan in deze wereld is slechts tijdelijk. Later
verrijs je in alle Glorie... als de dood zo bang om de bestaande orde aan te
tasten! O het is goed dat er tegenwoordig priesters zijn die zich voor het volk
durven uitspreken, die van de preekstoel heel àndere dingen verkondigen. Want we
zullen het zelf moeten doen. Geen der groten zal ons helpen. Die hebben al
zoveel rijkdom vergaard en krijgen daardoor nòg meer. En willen dat privilege
niet opgeven.
Wat ben ik toch moe. M'n ogen branden van de slaap. Ik geloof dat ik maar stop.
Ik kàn niet meer. Misschien morgen verder. Dag Mano, dat het je goed mag gaan.
Hier ben ik, ver (?) weg - je eigen Julia.
| |
| |
Woensdag 17.
Het lijkt wel een soort dagboek te worden. Maar dat wil ik niet en dat MAG ook
niet. Ik ben stom geweest. Ik moet oppassen, want ik kan onverantwoordelijke
dingen doen als ik moe ben. Vanmorgen ben ik, zó uit bed, even de lakens gaan
uitwassen, en toen ik ze buiten ophing kwam Rodolfo naar buiten dansen: - Mama,
wat is dit? en hij zwaaide met de velletjes papier waarop ik m'n zogenaamde
brief aan jou schrijf. Wat ben ik geschrokken! Ik had het moeten weggooien, dit
geschrijf. Of beter, vernietigen. Men moet nooit iets kunnen vinden... Maar ik
heb het nog niet gedaan omdat ik nog een paar dingen moet opschrijven. Daarna
doe ik het weg.
Daarom moet ik het vlug doen, in deze paar dagen. Ik zal me goed kunnen
concentreren, vannacht. Alles is gedaan, de kinderen slapen. Iederéén slaapt,
geloof ik. Het is misschien dat ik een uitlaatklep nodig heb voor alles wat in
m'n hoofd rondspookt. Ik moet een weg vinden hieruit, dat is het. En ik ben gaan
lezen in die ontboezemingen van toen. Wat heb ik een boel tegenstrijdigs
geschreven! Van sommige dingen die ik op papier heb gesmeten, denk ik nu: ja, zo
is het. Dingen die me toen niet bewust waren, daar ben ik me nu van bewust
geworden. Maar er staan ook dingen in die helemaal niet kloppen en waarvan ik nu
alleen maar kan zeggen: Julia, je bent een idioot mens!
| |
| |
Ik dacht tóen: ik moet eraan wennen, aan het idee. Ik moet flink zijn, me
opstellen zoals het een vrouw van een aktivist betaamt. Hij moet trots op me
kunnen zijn. En ik dacht, door het neer te schrijven en te lezen en te
overwegen, er desnoods wat aan toe te voegen, dingen weg te halen als dat nodig
is, daardoor zal ik het kunnen verwerken en tot een zuiver inzicht komen. Een
inzicht dat beide kanten in zich moet verenigen: de werkelijkheid, en mijn
aanvaarding daarvan, zonder onduidelijkheid of compromis. Maar het valt niet
mee. Ik ben vóór dat ideaal - natuurlijk. Maar het geweld dat daarmee gepaard
gaat (MOET gaan??) - dat ligt me nog steeds niet lekker. Is dat dom?
Men zegt het. JIJ zegt het ook. Maar ik kan het niet helpen: de vrouwen moesten
meer invloed hebben, dan zou er niet zoveel geweld op de wereld zijn. Ja Mano,
dat denk ik.
Ik geloof ook dat ik steeds gehoopt heb dat je niet zou hoeven doden. Waarom schreef ik dan, op het eerste vel nota bene! over je hand
die ZAL doden misschien? Om mezelf geen zand in de ogen te strooien. Want ik
weet Manuel, dat jij niet tevreden zult zijn als het te langzaam gaat. Jij moet
vechten in de voorste gelederen. Daar kom je vanzelf terecht door je
overtuiging. Al was, al ben je bang - als men je een opdracht geeft zal je die
uitvoeren, ik weet het. Je bent verschrikkelijk moedig. En misschien zal je méér
| |
| |
doen dan alleen opdrachten uitvoeren. Jij bent niet tevreden
met het opblazen van een brug of een overval op een bank of een wapentransport,
of zo. Wat je doet, doe je helemaal, of meer dan dat... en misschien (wat ik
niet hoop!!) heb je behoefte aan wraak. Na alles wat hier gebeurd is..... Je kan
je soms zo laten gaan, dan raas je maar door. Daar ben ik soms wel bang voor. Ik
bid voor je. Ook voor ons hier, maar vooral voor jou. Dat je jezelf altijd in de
hand zult hebben en dat je niet in gevaar komt. Maar ik weet dat je ALTIJD in
gevaar bent. Daarom: God geeft kracht naar kruis.
Maar mij niet voldoende. Nee, dat mag ik niet zeggen. Als ik niet bidden kon,
Mano, werkelijk, als God ons niet zou helpen, was ik nèrgens. Als ik eraan
terugdenk hoe bang ik ben geweest, toen in Cenicero dat kind ontvoerd was
(Pedrito van Lawsons zwager). Mano ik was zo verschrikkelijk bang dat jij het
had gedaan - want het mag niet, een KIND! Misschien is het een soort ontrouw dat
ik dit van je kan denken, maar ik was er wèrkelijk bang voor. Het was die dag
dat Rodolfo in die roestige rotspijker trapte. Ik was onoplettend, die hele dag.
Want ik begreep dat het goed was als die clan van de Lawsons eens een geduchte
les geleerd werd - en jullie zouden met het geld enorm veel kunnen doen.
Het andere moment schaamde ik me weer dat ik zoiets van je kon denken... dat
juist jij | |
| |
je geest met zoiets zou kunnen bezoedelen. Later wil ik
toch weten of je zoiets had kunnen doen. Want al hoorden we later hoe het was
gegaan (voor MIJ een grote rust dat jij het niet was geweest!), ik had toch maar
met de gedachte rondgelopen dat mijn man, die ik van haver tot gort dacht te
kennen, eventueel tot zoiets in staat zou zijn! Natuurlijk onder de druk van de
omstandigheden, die nu eenmaal onmenselijk zijn, en o, je zou ook zeker tegen
het kind zelf lief zijn en zorgen dat het geen haar werd gekrenkt, dat weet ik
wel... Weet je, al die dingen gaan dan door je heen. Dat is voor mij toch ook
niet zo gemakkelijk.
Zo, daar ben ik weer. Het doet me goed zo met je bezig te zijn. Het is een
beetje, alsof je er zelf bent... Ik heb nog helemaal geen slaap, hoewel het al
laat is, twaalf uur geweest. Ik moest er even uit. Ben een poosje naar buiten
blijven kijken. Het is overal zó stil. Je kent dat, die nachtstemming. Alleen de
lamp boven de deur van de winkel brandt. Ik rook de geur van de lelies bij
Mendoza, helemaal hier... Dat betekent dat de wind keert, de regentijd komt.
Waar slapen jullie dan? Ik heb geen idee..... Als ik eraan denk dat jullie je zo
vreselijk moeten behelpen, en ik lig hier in een echt bed... O jongen, wat zou
ik graag meer van je weten. Hoe je leeft en zo... maar ik begrijp dat jullie
geen kontakt met ons, | |
| |
achterblijvers, moeten hebben. Weet je Mano,
je hebt als mens zo vaak het gevoel dat er niets zal gebeuren. Dat erge dingen
HIER niet kunnen gebeuren... het is stom, dat weet ik wel. Maar daarnet b.v.,
toen ik even de stemming van de nacht op me liet inwerken, zo stil, zo donker,
zo goed, zo vertrouwd... ach, ik ben gewoon aan het dromen.
Terzake nu. Ik heb overgelezen wat ik geschreven heb vóór ik opstond, net. Het
ging over mijn angst dat jij het misschien was geweest die dat kind ontvoerd
had...
Dat ik twijfel, komt geloof ik omdat je zegt dat het normaal is als er doden bij
vallen. Dat zal ik, denk ik, toch niet tot mijn overtuiging kunnen maken. En dat
jij dat zou kunnen doen, jij zèlf... iemand, misschien wel een huisvader, een
echtgenoot of een goede vriend, en zeker een zoon, doden, omdat het voor de
vooruitgang beter is... IK zou het niet kunnen. Maar dat vind je ook juist zo
burgerlijk, zo behoudend zeg je, aan mij. Nee Manuel, burgerlijk is het niet:
het is mijn eigen persoonlijke overtuiging. Niet alleen om het ‘Gij zult niet
doden.’ Wij vrouwen weten hoe leven ontstaat, hoe het een uit het ander
voortkomt en hoe lang het duurt, hoe een ontzaglijk lang en kwetsbaar proces het
is, en hoeveel gevoelens, emoties ermee gepaard gaan. En bovenal, hoeveel
verwachting. En dan dat alles zómaar uitvagen, daar rechter over spelen?
| |
| |
Ik begrijp wel dat het bij jullie niet ‘zomaar’ is, en àls iemand van kant
gemaakt moet worden, dat het dan wel goed van tevoren overwogen is. Ach ja, dat
wel..... O het is afschuwelijk. Het is goed dat je me niet meer dichtbij hebt.
Je kon soms zo kwaad worden om ons verschil van inzicht. Kwaad, misschien door
teleurstelling omdat je wel in de gaten had dat ik nooit volkómen, met m'n hele
overtuiging, achter je kon staan. En als ik het straks wèl kan - want ik heb het
idee dat ik daar hard naar toe groei - dan zal je het niet weten. En als ze je
pakken voordat de strijd ten einde is... o Manuel, dan zal je het nooit weten.
Nooit weten dat ik geestelijk, sociaal dat is beter gezegd, zo gegroeid ben dat
ik met alles achter je heb gestaan. Is dat niet verschrikkelijk? Dat je die
steun moet missen? Wij, die samen één sterk verbond moesten zijn?
Zoals vaker, zou ik willen dat ik gedachten op jou kon overbrengen. Wat zou dat
heerlijk zijn! Niet alleen voor dit soort dingen - ook als ik gelukkig ben. Ja,
want Manuel, soms kan ik toch nog gelukkig zijn. Ik weet zeker dat jij me dat
niet kwalijk neemt. Als ik een mooie zonsondergang zie tussen de oleander en de
kastanje, bijvoorbeeld. Of soms zomaar ineens, als Mónica haar handje met die
kleine, beweeglijke botjes in m'n grote moederhand legt. Of als de kinderen iets
bijzonders zeggen. Daar kon jij ook zo van genieten. Tenminste, voordat je
gegrepen | |
| |
werd door dìt. Alles moest hiervoor wijken, het was je...
ja, laat ik het toch maar zo noemen: je haast HEILIGE roeping.
En het is zo onstuitbaar in je gegroeid. Ik geloof, nee ik WEET dat dit beter
voor je is, wat je nu doet: dat je je nu kan inzetten. Je geest zal niet
gehinderd zijn, niet gekweld. Jij móet je kunnen inzetten voor een ideaal. En
wie beter dan ik weet dat DIT je ideaal is!
Eindelijk!!
Ik heb je boodschap gekregen. Eergister, na de kerkdienst, van Teresa (via Paco).
Acht november, die datum zal ik nooit vergeten. Manuel wat was ik blij met je
boodschap! Het belangrijkste, dat je nog leeft. Want je weet niet hoe moeilijk
het is om nooit iets te horen!
En dat je geen last van je maag meer hebt! Wonderlijk. Terwijl je juist nu... het
moet een ongeregeld leven zijn. Hard, met veel ontberingen. Ik bewonder je!
O en Manuel, ik heb nòg iets gehoord... Je weet niet dat ik het weet, maar ik
wéét het: ik ben een beetje bij je, iedere dag. Want je draagt die paarse sjaal
- dat gekke sjaaltje dat ik toen zómaar uit de kast heb gegrist! Teresa
vertelde, dat Paco bij haar geweest was, plotseling stond hij voor haar. Het zal
je gebeuren! Honds jaloers was ik... Maar hij was ruw, en grof. Op een gegeven
moment barstte hij in lachen uit en be- | |
| |
weerde dat jij gek was
geworden, want je loopt altijd met een paarse vrouwesjaal om je nek! O Mano van
me, wat ben ik daar blij mee! Nee, blij is te zwak - gelùkkig ben ik ermee. Dàt,
en dat ik van je gehoord heb, het maakt deze dagen zó rijk. Na al dat
gepieker..... het lijkt of ik meedoe, je bijsta: ik ben op zo'n manier altijd
bij je!
20 november.
Zó lang al heb ik niet geschreven!
Ik voel me gewoon gelukkig, deze dagen. Te weten dat jij ergens in ons land
rondloopt en aan me denkt, en je kan inzetten... Het moest toch zo gaan, geloof
ik. Ik vond het vroeger altijd zo verschrikkelijk als je zo stil was - of zo erg
piekerde en later zo haatte, zonder dat je er daden tegenover kon stellen. Voor
je maag ook was het slecht. Daarom moest je gaan, je leven had je ertoe
gebracht. Ik heb er echt vrede mee, sinds jij de boodschap hebt laten weten. Het
is goed dat je dat gedaan hebt... echt goed. Ik heb de kinderen ook van je
gegroet. Ze zijn lief, de laatste tijd..
Het is vreemd, ook op school gaat het beter. Het is net of ook anderen me minder
moeilijkheden geven, nu ik zelf blijer ben! Onrechtvaar- | |
| |
dig
eigenlijk, want juist als je het moeilijk hebt, heb je het zo nodig.
Ja, die achtste november, bij de kerkdienst... je zal lachen. Maar wij vrouwen en
de rest van de mannen hier doen ons best! We tonen ons conservatief, en jij weet
hoe conservatief Pater is (of: hoe ze hem eronder hebben!) met z'n gebid voor de
rust in het land dus voor de gevestigde orde, terwijl hij voor die arme Maria
Juanita en voor Félipe niets heeft durven doen! Nee, dan die vorige die ze
hebben overgeplaatst, ze zeiden dat hij zich niet genoeg uitsprak tegen de
terroristen... díe was flink! Jij wou toen niet meer gaan, maar het is goed dat
wij het wèl doen. Want ze kunnen weten dat uit ons dorp heel wat mannen zijn
weggegaan.
Ja, als de klokken van de San Cristobal luiden - en je weet dat het mooi klinkt
en hoe ver het draagt over de velden, wat hebben we er vaak naar staan luisteren
toen we hier pas woonden! - gaan wij nog altijd ter kerke. Juist nu!
Soms denk ik... ik weet niet wat het is waardoor Teresa's man zo is veranderd. Of
zou hij gedronken hebben? Dat heb ik maar geopperd toen zij me over hem
vertelde. Want hij was echt anders dan vroeger. Hij was ruw en leek zich niet
veel om haar te bekommeren. En hij stonk, hoewel hij gewassen was. De stank van
zijn kleren zat gewoon IN zijn huid. En zij was verschrikkelijk onrustig.
Begrijpelijk! Ze heeft gewoon lig- | |
| |
gen huilen, zei ze. Te weten wat
hij riskeerde!
Maar dat zal het niet alléén geweest zijn. Ik geloof dat ze bang is dat hij
wèrkelijk veranderd is.
En zou dat vreemd zijn? Te moeten leven onder zulke primitieve omstandigheden,
als beesten in de bergen, alleen maar onder mannen? Alleen maar ongemak, kou en
gevaar, en steeds de gedachte aan de dood die dreigt en het gevaar van de
mogelijke akties waar je aan mee moet doen...
Hè nee, laat ik daaraan niet denken. Ik wil aan jóu denken, Mano. Als jij zou
komen... Wat zou ik er niet voor over hebben als wij nog één keer samen zouden
kunnen zijn! Eén keer maar, en ik zou er weer een hele poos tegen kunnen. Ook al
zou je stinken, het zou me niets kunnen schelen. En IK zou het aan niemand
vertellen! Al is het alleen maar zij aan zij te liggen, de kinderen in slaap, je
hand om m'n borst, en te praten, elkaar veel te vertellen... en dat ik je zou
kunnen voelen, zomaar, vlak naast me, levend en wel, je gladde koele huid, je
hartslag, je koude voeten, je lieve handen..... Ik moet zo niet doorgaan anders
doorweekt m'n papier nog van de tranen. En ik mag niet huilen, de kinderen
moeten een sterke, blije moeder hebben. Eén die hen kan steunen. En - Manolito:
ik vraag je niets. Ik zou geen rustige sekonde meer hebben als ik wist dat je om
mij zoveel gevaar zou trotseren. O wat zou | |
| |
ik in angst zitten. Ik
weet ook dat het beter is dat je niet komt. Voor mij moeilijker.... dat wel. Ik
verlang soms zo vreselijk naar je. Maar het is echt beter dat ik niet weet waar
je zit. Dan kan ik niets loslaten als het ooit zover zou komen dat ze... Je
hoort soms zulke VRESELIJKE dingen. Het ergste is het als ze komen voor
represailles. Maar dat weet je, Manuel - dat weet je maar al te goed.
Weet je nog dat ik lachen moest, lachen om jouw ‘fantasie’, uit ongeloof omdat
het HIER nooit zou kunnen gebeuren, dat iemand je... martelt, om gegevens uit je
los te krijgen? Het was toen ik je vroeg waar je naar toe ging, toen je die
nacht weg moest om half twee nadat je die maagaanval had gehad, weet je nog? Je
hebt het me niet gezegd en je was boos op me.
Nee, zo is het beter. Nu wéét ik hoe gevaarlijk het is om iets te weten voor de
achterblijvers. Paco moet ook oppassen. Want zij praat erover, ze kan het niet
laten. Ik zal haar waarschuwen. Nee zeg maar niets, en kom niet, dat is veel
beter. Ik zal flink zijn, ik zal je vertrouwen waardig tonen. Over mij zal je je
geen zorgen hoeven te maken. Denk alleen aan jezelf. En wees in Godsnaam
voorzichtig. Ik doe van deze kant wat ik kan, dat weet je.
Dag Manuel, ik ga slapen. Hou je goed!
Ik denk soms... ik ga anders denken dan vroeger. Ik móet eerlijk zijn..... Ik
weet niet meer | |
| |
of het zo goed is dat je in de guerrilla bent
gegaan. Misschien was het beter geweest als je thuis was gebleven en dan
misschien van híeruit... ondanks het grotere gevaar voor òns. Hoewel, ook de
kinderen zouden dan grotere risico's lopen!
Maar dan zouden we tenminste bij elkaar zijn. Ik kon je liefde blijven geven, je
zou de warmte van je gezin om je heen blijven voelen. Ook al was je afwezig met
je gedachten... Ik zou het misschien wel geleerd hebben om niets te vragen. In
ieder geval, ik zou m'n best doen!
Vergroft iedereen zo die in de beweging zit? Ben je ook ruw geworden, gevoelloos,
zoals Paco, als die bij Teresa komt? Hij zegt haast niets, verkràcht haar gewoon
- ja, verkrachten, al is ze zijn eigen vrouw: - maakt smerige grappen en vreet
het hele huis leeg. En voor de kinderen kan er geen vriendelijk woord af. Nou
ja, hij was altijd al anders dan jij - dat joviale van hem is gewoon ruwheid
geworden. Mano: als de oorlog van al zijn strijders dàt maakt, ook al strijd je
tegen onrecht... ach, ik weet het niet meer. Ik wil zo graag aan je blijven
geloven Mano, aan je denken zoals je was. En ik wil blijven geloven dat het goed
is wat we doen. Want we moeten winnen, het is nu of nooit!
Eén ding: nu dit leven je goed lijkt te doen, nu je je werkelijk volledig kan
inzetten, nu je kan dóen waar je steeds meer naar verlangde... | |
| |
laat later blijken (o, want eens móet er een ‘later’ zijn, deze toestand kan
niet blijven voortduren!) dat het je ziel niet vereelt heeft. Ik geloof niet dat
ik met je zou kunnen leven als zou blijken dat je veranderd was, verhard... Laat
er voor ons nog een goede tijd samen zijn, o God, laat het zo zijn.....
En voor nu, hou je, hou je goed. Kom erdoor en bereiken jullie het beste. En als
je doden moet, desnoods... dood dan. Weet dat ik bij je ben, altijd. Manuel...
weet dat m'n ziel met je meetrekt, eindeloos met je meetrekt, wáár je ook gaat.
Wees maar niet bang, ik gooi dit weg. Nee, ik verbrand het. Want ik
heb namen genoemd en feiten verteld. Of niet? Nou ja, in ieder geval: dit
gaat weg. Ik wil nog één keer lezen wat ik geschreven heb, misschien helpt
het me verder. Al is het alleen maar om eindelijk te kunnen grienen, grienen
om jou, m'n lieve man, we hadden het ons zo anders gedacht...
O ik weet het niet meer, ik weet het niet meer. Ik wil m'n kop in het zand steken
en niet meer denken. Als een struisvogel, kop in het zand en weg zijn van alles.
Alleen maar stom doorleven. | |
| |
Zorgen voor de kinderen en alles wat
m'n zorg nodig heeft. M'n klas, de vrienden, de buren - m'n groenten, m'n
maisveldje. En de patatten, die ik juist gisteren in de grond heb gestopt. Stom
me weggraven als een mol. Niets meer horen, niets meer zien. Me niet laten
verwonden. Ogen sluiten, behalve voor de goede, de màkkelijke dingen.
Dichtpèrsen, desnoods... Ben IK verantwoordelijk voor wat er gebeurt?
Julia, laat je niet opjutten. Luisa is misschien jaloers... En het hoeft toch
niet wáár te zijn wat ze zei? Hoe zou ze het weten? Ik was er zo van geschrokken
dat ik niet eens verder heb gevraagd!
Laat ik het proberen te vergeten. Mijn Manuel kan zoiets niet doen. Nee, ik kan
niet geloven dat hij erbij was. Zoiets kan HIJ niet doen. Ik blijf hem trouw.
Dag lieverd. Hou je goed. En wees voorzichtig!
Hoe heb ik ooit kunnen denken dat het goed is je bij de guerrilla aan te sluiten,
dat er aan déze kant geen fouten worden gemaakt. Niets is zwart -wit. Nergens,
geloof ik, zijn klare tegenstellingen. Het zijn altijd mensen die op elkaar
inwerken. Mensen met hun beperkingen... Dat maakt het juist zo moeilijk.
O, het is makkelijk partij te kiezen. En het is ook makkelijk bij die ene partij
te blijven. Je ziet het slechte in de ander, en als er aan jóuw kant | |
| |
fouten zijn, erge dingen, zoals dat wat Luisa vertelde (als het waar is
tenminste!) dan zijn het ‘vergissingen’. JIJ vecht voor het goede doel! Is ons
doel dan niet goed?
Ja, ons doel is goed. Het zit hem in de mensen. De mensen met hun zwakheden, met
hun behoefte aan macht, aan wraak. Of, met hun drift. Dàt geloof ik.
We hebben altijd gedacht dat het leven beter wordt als aan de heerschappij van de
anderen een einde is gemaakt. Maar nu weet ik: ook wij maken fouten, en ZIJN IN
STAAT - misschien! - DIT SOORT DINGEN TE DOEN. Leven is op elkaar reageren. De
een is verdrukt, de ander gefrustreerd, een ander kent de ergste armoe of is
beroofd van het liefste dat hij heeft. Dat zijn de zwakke kanten waar men op
inwerkt, om aanhang te verkrijgen. En geld natuurlijk. Zo valt men ten prooi aan
leuzen. Men haat dezelfde en weet dat menzelf beter is. En men proeft zijn
macht. De macht die vergroft en die roept om steeds meer. Zoiets is het, geloof
ik.
Nu moet ik als de bliksem naar m'n soep - straks komen de kinderen en willen ze
eten. Misschien kan ik vanmiddag nog wat schrijven.
Even noteren, tussendoor: HET DOEL HEILIGT DE MIDDELEN NIET. Dat is belangrijk.
Je moet steeds wéér afwegen of iets mag.
| |
| |
Zo, vier uur. Het is stil en warm. Ja, ik schrijf het toch maar op, want ik DENK
het ook: HIJ HAD DIT ZO NIET HOEVEN DOEN - niet op déze manier. Zo luidt geen
opdracht, denk ik. Nee, zo luidt geen opdracht. Hij kan er zich niet achter
verschuilen! Dat wrede, dat is van hemzelf, dat is zijn drift, zijn behoefte aan
wraak, zijn tekort aan zelfbeheersing. Jongen, laat het beest in je niet los. Zo
zijn er waarachtig al genoeg. En wie lijden daaronder?: Wij! Want nu gaan ze het
op de dorpsbewoners vergelden, we weten hoe het gaat.
Manuel, jóuw oude dorp. O, ik ben als de dood. Je lief, wijs grootvadertje, je
moeder, je zwakzinnige broer. En je tante's. En Cristina, Mano, Cristina! Ze
moet hier komen, het is hier veiliger nu, denk ik.
Ja, het doel heiligt de middelen niet. Het is goed dat ik dat tussendoor toch
even had opgeschreven. Want dat wil ik niet vergeten. Ik bedoel eigenlijk: het
doel heiligt niet àlle middelen. Een mens zou nooit verplicht moeten zijn
bevelen op te volgen.
Als het waar is wat Luisa vertelt (ik wil het haar deze dagen toch eens rustig
vragen, en nagaan hoe ze het weet) dan heeft ónze kant een onvergeeflijke fout
begaan. Want WIJ, Manuel, mogen zulke dingen niet doen. Wij, die ertegen
strijden, mogen geen misdaden tegen de mens | |
| |
begaan. Met opgeheven
hoofd moeten wij tegenover de ander kunnen staan, óók tegenover onze vijand.
Weer zo'n holle frase. Opgeheven hoofd. Toch voel ik het zo. Wij mogen geen
wandaden begaan.
Dat ook JIJ, Manuel, een misdaad hebt begaan, al was het dan geen koele opzet
maar waarschijnlijk uit drift... dat kan ik je niet vergeven. Nee, ik zal het
nooit kunnen vergeten!
Ach, wat klets ik. Voor mij is het makkelijk, IK zit niet in de strijd. Ik kan
makkelijk oordelen. Als je erin zit, alleen maar onder mannen bent, en als je
haat wordt opgekweekt - en als je dan bovendien nog zoveel rottigheid hebt
ervaren... Kàn ik eigenlijk wel van hem eisen dat hij menselijk blijft, de
gewone normen blijft zien? Mag ik, juist IK, die zegt van hem te houden, hem
veroordelen? Zeggen dat ik het hem niet vergeven zal? Is het misschien ook
angst, angst omdat ik nu weet hoe hij zijn kan, dat ik afstand van hem neem?
Afstand. .... o Mano, nee asjeblieft niet. Je blijft welkom, hier, bij mij. Kom
bij me terug en genees van de oorlog. Maar hoe lang, hoe lang nog zal het duren.
En hoe zal het je nog beïnvloeden! Want jij moet juist haten om je werk te kunnen
doen. Jij zal heus nog wel eens moeten doden - niet omdat je wil, maar omdat je
die opdracht krijgt. En | |
| |
dan MOET je. O God, wat groeien we uit
elkaar. Kom niet bij me, kom niet bij me voordat de strijd voorbij is. Ik zou
praten over mijn angsten, mijn twijfels, mijn nieuwe overtuiging. Ik zou praten
over wat er in jouw dorp gebeurd is - over wat jij hebt gedaan, en het
veroordelen. We zouden hooglopende ruzie krijgen - òf je zou je kop laten zakken
en voorgoed de moed verliezen. Dat is misschien nog erger.
Of we zullen NOOIT over deze dingen praten en dan zijn we voorgoed uit elkaar
gegroeid.
Nee, kom niet. Uit naam van onze liefde, kom niet. Blijf weg. Hier heb je tòch
een plaats - hier, in mijn hart.
Ik ben bij Luisa geweest. Gistermiddag. Ik heb het éindelijk durven doen.
En nu weet ik het. Het is wèl waar, en jij was het die het deed. Ze dachten je te
herkennen... maar IK weet het zeker, al laat ik dat de anderen niet merken.
Luisa weet het van Sergio. Ze deed of ze het erg vond - en Sergio vloog erin en
vertelde het verhaal uitgebreid, voorzover hij het wist dan. Een rare vent met
een baard (maar dat hebben jullie natuurlijk allemaal) en een paarse doek om z'n
nek leek de leiding te hebben. Jij. Geen wonder, als het je eigen dorp is: je
kent er de mensen - afgezien van de nieuwelingen van de laatste tien jaar - en
alle wegen en paadjes en bomen, de | |
| |
mesthopen, de hooischuren en
maiskamers en alle andere schuilhoeken. Logisch dat ze jou genomen hebben.
Maar, Manuel... het had beter niet kunnen gebeuren. Want, al hebben jullie nu
veel wapens, nu ben jij een misdadiger. Want jij hebt een van de bewakers tot
moes geslagen. Ja, tot moes, tot hij stil lag. Luisa wist niet of die man nog
leeft. Maar jij, JIJ DEED HET! Je sloeg waar je hem raken kon, helemaal
uitzinnig, je was woest en hebt er als een gek op ingehakt. En dat was niet
nodig geweest. Een snelle dood is genadiger...
Ik moet er maar steeds aan denken. Het is nooit meer uit mijn hoofd. Ik moet me
ertoe DWINGEN op school m'n aandacht bij de kinderen te houden, opgewekt te
zijn. Ook thuis. Maar soms ineens dan springen de tranen uit m'n ogen. Dat jij,
JIJ! m'n eigen Manuel, dat hebt gedaan...! KON doen...
Dan stort ik me als een idioot op het werk, gordijnen wassen, vloer schrobben,
oude verfvlekken van de sponningen bikken... De mensen zeggen: - Die Julia, dàt
mens heeft energie... En dan glimlach ik maar wat en zeg, dàt ik het huis netjes
wil hebben als je terugkomt. En ze noemen me een grote optimist. Soms lachen ze
me uit: - Julia denkt dat we de volgende maand de overwinning zullen vieren...!
Nee, nóóit gaat het uit m'n hoofd. En dat is ook | |
| |
goed: ik moet er
veel ïn gedachten mee bezig zijn, want als jij komt, wil ik sterk staan, het
verwerkt hebben.
Wat leven we toch in een tijd. Een tijd van kentering - dat wel. Maar het is
ontzettend, dat geweld aan alle kanten. Het overspoelt ons gewoon... en we doen
MEE! Jij dus ook. Je hebt een mens vermoord. En die man was vermoedelijk nog wel
onschuldig, gewoon een soldaat die op wacht stond...
Kijk, en die schuld, Manuel - die schuld is niet uit te wissen. Het is je drift
geweest, ja, je woede. Misschien ook je angst. Het iemand in koelen bloede
aandoen is nòg erger. Maar het is erg genoeg. Jij, die juist altijd mensen
gehòlpen hebt!
En ik ben medeschuldig: ik ben er niet genoeg tegenin gegaan. O, ik snap niet dat
ik óóit heb kunnen schrijven: en als je doden moet - dood dan. Ik HEB het
geschreven! Het staat op déze vellen papier.....Ik heb achter je gestaan, ja. En
ik heb geprobeerd je dat te laten voelen. Margarita heeft het gevoeld, met haar:
groeten aan Papa.
Ja, Papa, en je droeg m'n sjaal. Het heeft je niet tot inkeer gebracht...
Ach, we waren in het begin zo onnozel. Zo idealistisch: je veiligheid opofferen
voor de vooruitgang. Mooie woorden! Obstakels uit de weg ruimen die de
uiteindelijke rechtvaardigheid in de weg staan. Jawel. En ik hoopte, hij zal
zelfs | |
| |
misschien nooit leven hoeven te vernietigen! Dat hoopte hij
zelf óók...Hoe hebben we dat ooit kunnen geloven.
We doen mee, gewoon, met alles. Ook met de wreedheden. IK stond achter je, en JIJ
hebt gemoord. Ik durf het haast niet te schrijven. Het staat er zo hard, zwart
op wit. Maar ik moet er doorheen. Ik moet het WETEN, het niet van me afschuiven.
Natuurlijk, wij zijn maar gewone stervelingen, wij met onze afschuwelijke
zwakheden. Maar we doen toch zó ons best. Ook hij! Daar ben ik zeker van. Dat
juist HIJ, MIJN Manuel, die het vreselijk zal vinden als hij weet wat hij gedaan
heeft, zich aan zoiets moest schuldig maken...! Waarom?!
Vandaar dat ik het niet meer zie zitten. M'n kop barst van de hoofdpijn. Ik wou
dat ik het niet geweten had.
Daarom dat ik m'n kop in het zand wilde steken. Diep erin, weg zijn. Maar dat
helpt niet. De kinderen zijn er nog, de hele opgroeiende generatie, de
onschuldigen die het beter moeten krijgen dan wij het hebben!
O jongen, ik hou toch zo van je. Maar als je..... Je kan beter dood zijn dan
gehavend. Ik bedoel, dan je géést gehavend. Maar wat klets ik toch, die IS al
gehavend. Je zal dezelfde niet meer zijn.....
Als het alleen maar je lichaam was, o Manuel, | |
| |
ik blijf voor je
zorgen, tot aan mijn dood. Ik zal geen krimp geven. En blijmoedig zal ik het
blijven doen, je zal niets merken. Als je maar SCHOON was gebleven. Vlekkeloos.
De schuld voor een leven, voor verminking, het is niet af te wissen. Wat zal ik
moeten doen als je terugkomt?
En als je NIET terugkomt... ik hoop het bijna. Is dat niet verschrikkelijk?
Maar een ander zal ik niet nemen. Nooit. In m'n lichaam wil ik de herinnering aan
jou zuiver bewaren.
Maar, als hij komt, een van deze dagen, net zoals Paco toen, ruw, vuil,
veranderd... zal ik bang voor hem zijn? Als hij komt, met de paarse sjaal om
zijn nek? Ach, het maakt niets uit. Zelfs met mijn sjaal om zijn nek kon hij een
misdaad bedrijven.
En als hij terugkomt, na jaren, als de strijd over is, en hij komt bij me terug,
voorgoed... wat dan? Want jij hebt je ervaringen. Die je meedraagt tot aan je
dood. En ik de wetenschap tot wat je in staat bent... Maar die sjaal wil ik
nooit meer zien. Laat die in de bergen en begraaf hem daar met het onrecht, mèt
de misdaden, van hen, van jullie. Voor eeuwig.
Manuel, dag.....
|
|