Maar je kan er toch bij blijven zitten?
Of het allemaal veel zin heeft gehad, al dat geschrijf over Surinaamse literatuur? Soms denk ik van niet, soms van wel. Ik hoop het althans. In één geval weet ik zeker dat een krantekritiek zijn bredere uitwerking niet heeft gemist. Ik schreef een stuk waarin ik nogal nauwkeurig uitwerkte wat aan een bundel niet deugde. Een paar dagen later komt een studente van mij naar me toegestapt en zegt: ‘U heeft wel gelijk, maar moest dat nu zo hard?’ Weer de oude verwarring tussen ‘hard’ en ‘kritisch’. Ze vertelde mij toen dat ze een dichtbundel al voor druktechnische verzorging had weggebracht, maar die als de bliksem weer had teruggehaald. Of ik die wilde doornemen? Uiteraard. Ik las een hele stapel door. Eén gedicht was inderdaad niet onaardig. De zenuwslopende taak begon weer, uit te leggen zonder te ontmoedigen, dat het echte werk nu pas begon. Boileau zei het al in zijn Art Poétique (Literaire kunst) drie eeuwen geleden, in 1674: Vingt fois sur le métier remettez votre ouvrage; polissez-le sans cesse et le repolissez, oftewel: zet twintig keer uw werk opnieuw op het getouw, polijst het gedurig en telkens opnieuw. En zoals die ouwe Françoos het zei, zo is het nog steeds èn overal: schrijven, herschrijven, opnieuw herschrijven, tot de vingers verkrampen en het bloed op het blad druppelt. En laat ik eraan toevoegen: lezen, lezen, lezen, te beginnen met alles wat los en vastzit aan de Surinaamse letteren en dan in de boeken steeds verder buiten de grenzen reizend.
Geduld is niet voor een ieder weggelegd. Laat men zich dan troosten met Simon Vestdijk, over wie geschreven is: ‘de man die sneller schrijft dan God kan lezen’. Deze Vestdijk schreef tientallen essaybundels, honderden gedichten, verschillende grote studies, meer dan 60 romans, tientallen verhalen en novellen en hij was jarenlang kandi-