Oppassen met koppen
Terug naar de presentatie van literaire kritieken. Als de kop van een recensie niet deugt, dan haakt volgens mij 90 procent van de lezers al af. De titel moet nieuwsgierig maken. ‘Over fluitjes, pindadopjes, kanonnetjes en mannekes pis’ (bespreking van Rappa's Fromoe Archie) en ‘Kotsen op de Surinaamse literatuur’ (over Gangadins De Surinaamse literatuur) waren betere titels dan ‘Een Surinaamse Zola’ (over Hijlaards Zij en ik). En ‘Wie durft er in tomaten te knijpen?’ (over Glenn Sluisdoms Ze) prikkelde meer dan ‘Mechtelly en het bewerken van volksverhalen’.
Maar het blijft ook oppassen. Ik besprak Zwarte muze witte creoolse van Dorothee Wong Loi Sing onder de kop ‘De produktiviteit van een dikke schrijfster’. Op vragen van vriendinnen die vroegen of ze die kop niet vervelend vond, antwoordde Dorothee ontkennend. En dat bewijst dat ze goed gelezen had: de kop sloot aan bij de eerlijkheid waarmee ze zichzelf neerzet in haar werk. ‘Als dik-zijn een door de mode bepaald taboe is, dan zegt Dorothee Wong Loi Sing: ik zie er een beetje dik uit en dus zet ik mezelf zo neer.’ Dat stond in het stuk. Maar niet iedereen leest goed. Paul Marlee zei me dat er gegniffeld werd, omdat ik boven een recensie over zijn roman had gezet: ‘Van proefkonijn