van zijn verblijf op de Antillen en zijn daardoor beïnvloede visie wel als Surinaamse schrijver moeten zien. Als het wat padvinderachtig blijmoedig klinkt: het zij zo, maar dit wil ik toch zeggen: laten we in 's hemelsnaam blij zijn met een ieder die zich wil inzetten voor een literatuur voor dit volk op deze bodem en al de energie die we nu gebruiken om elkaar af te kammen en elkaar een douw te geven, steken in het ondersteunen van elkaars literaire activiteiten.
Met name over en tegenover buitenlanders worden soms opmerkingen gemaakt die elders als een dermate ernstige vorm van discriminatie gelden dat je ervoor de bak in draait. Ja, ja, praat het maar goed, historische oorzaken, we weten het. Maar verklaart dat het racistisch gescheld van de heer F. Oedayrajsingh Varma wiens inlevingsvermogen blijkbaar zo groot is dat hij ondanks zijn luilekkerlandse opvoeding de pijnen van de dri-uku-Spans'boko nog steeds voelt? Moet dat deel zijn van een houding voor iemand die zich bewust is van zijn waardigheid? Het oude euvel bij het soort lieden dat zich meent aan neerbuigende en discriminerende opmerkingen te buiten te moeten gaan, is niet dat ze onderscheid maken tussen de ene en de andere huidskleur. Het euvel is dat ze geen onderscheid maken tussen huid en geest, dezelfde dramatische vergissing die miljoenen zigeuners, joden en negers - Anton de Kom incluis - de gaskamers in heeft gejaagd. Hoe goed is het dan om te merken dat in velen geen spoor meer van dat soort gevaarlijke zwakzinnigheid is achtergebleven, bijvoorbeeld bij mijn participeren in het literaire collectief Sinsin.
Het is opgevallen hoe krampachtig sommigen vooral de laatste jaren het consequente internationalisme van Anton de Kom hebben willen ombouwen tot een eng localisme. Alsof het werk van De Kom ook zonder die amputatie voor Suriname niet belangrijk genoeg is. Verfrissend zijn dan de woorden van John Defares over een omstreden