Een gezellige boel
Laten we om te beginnen voor de aardigheid eens kijken naar hoe de Surinaamse schrijvers in Nederland met elkaar debatteren. Rabin Gangadin schrijft over Julian With: ‘De With schrijft over iets, dat door hem gezien is als door een dofglazig oog van een gekookte apekop, bedacht en gevoeld door dode apen-hersenen en een uitgebloed apenhart. Alles in zijn poëzie is flauw en min en wekt door de verrassing en het brutaal-onvoorziene van zijn laffe ordinairheid de lekkerste fantasieën op.’ Genoemde Julian With heeft over het Surinaams-Nederlands van Edgar Cairo geschreven dat het gebruik ervan dom en inconsequent is en spreekt van ‘apentaal’. Genoemde Edgar Cairo verweet With zijn jaloezie, zijn discrimineren tegen joden en zijn minderwaardigheidscomplex. Genoemde With weer schrijft over Astrid Roemer in zijn boek Zwart racisme bestaat niet: ‘Roemer behoort tot de categorie hoeren die in staat is een gehandicapte man op te geilen, hem naar een sexboot te lokken, zich uit te kleden om vervolgens de man in een toestand van loodrechte erectie in het water te duwen en dan nog de moed te hebben om op zijn begrafenis te komen.’ Ja, ja, het is een gezellige boel daar onder de Surinamers in Nederland. Wie meent dat ik een ‘hard’ criticus ben, moet maar eens een plaats laten zien waar ik zo tekeer ben gegaan als Gangadin tegen With of With tegen Roemer.
Kritisch-zijn heeft niets te maken met schelden, noch met hard-zijn, noch met negatief-doen. Een goed criticus moet zijn kritisch vermogen hanteren zonder aanzien des persoons, al mag hij bij een pretentieuze praatjesmaker