Bijlage XII Surinaamsche Schetsen in
De Surinamer
[Reeks vertellingen, vanaf 6-3-1921 ‘Schetsen naar het leven’ geheten; komt enkel
in deze jaargang voor]
DS 3/9-1-1921
Een pingojacht/Gilly
DS 5/16-1-1921
Uit 't leven/Olga
[Olga heeft als voornaamste onderwerp: gevallen vrouwen. Komend uit arme milieus
worden zij door chique geklede schoften verleid, en later volgt altijd het
verdriet, het berouw, of de bekering tot den goeden God.]
DS 7/23-1-1921
1821 - 21 Januari - 1921/Gilly
[over de grote brand van Paramaribo]
DS 9/30-1-1921
Bij Fiddie thuis/Franc
DS 11/6-2-1921
Haar Opvoeding/Olga [herdrukt in Mama Sranan (1999)]
[Over de verontwaardiging van een moeder wanneer zij hoort dat haar kind met een
liniaal een tikje op de vingers had gegeven, terwijl blijkt dat ze zelf haar
kind verwaarloost en deerlijk mishandelt.]
DS 13/13-2-1921
Mooiboetoe/Gilly [herdrukt in Mama Sranan (1999)]
[Over de stadsdwaas Mooiboetoe die door de mensen wordt aangevuurd om te zingen
en te dansen, in ruil voor een bord eten. In de opening schildert de auteur
levendig het aankomen van het militaire muziekkorps; voor het korps uit danst de
tambour-majoor, in vodden fladderend om het lijf, de Schuttersmuts op het hoofd:
Mooiboetoe. De tragiek wordt fraai opgeroepen wanneer Mooiboetoe even uit zijn
verdoving lijkt te ontwaken en zich zijn beklagenswaardige staat lijkt te
realiseren. Het verhaal is ritmisch opgebouwd met een om de paar alinea's zinnen
van gelijke structuur: Mooiboetoe smult ervan... Mooiboetoe vat vuur...
Mooiboetoe koopt knikkers en speelt. Daarmee geeft Gilly al exact het model dat
Orlando Emanuels 66 jaar later zal gebruiken voor zijn verhaal ‘De bloemen zijn
gek.’
Gilly geeft in de jaargang 1921 van De Surinamer (vanaf 13
januari) ook elke week een portret op rijm van ambachten als de timmerman, de
mandenvlechtster, zoals een Jan Luyken het hem eeuwen eerder voordeed. Hij
betoont zich een vaardig en humoristisch rijmer.]
DS 15/20-2-1921
Op Fiddie's erf/Franc
[Levendige schets van een karakteristieke burenruzie op een erf, met dialogen
deels in het Sranan. Fiddie is een rakker die in grote haast het erf komt
opgestormd en daar de hele fruituitstalling van Miss Berti omloopt. (Zijn
verklaring: ‘Ik kan 't niet helen! 'n Koelie liep me na’ - met als voetnoot bij
Koelie: Brits-Indiër - werd in die dagen, en door het creoolse publiek van de
krant, blijkbaar niet als denigrerend naar de hindostanen toe ervaren.) Fiddie
gaat schuilen bij zijn moeder die het direct met groot vertoon van
lichaamsbewegen en woorden voor opneemt voor haar kind ‘dat zij menigmaal
half-gewurgd buiten had gezet’. Maar later brengt deze Miss Fina uit angst voor
de wis' oema Miss Berti toch maar niet de nacht thuis door.