Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 2.
(2002)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermdDe orale literatuur
[pagina 113]
| |
Algemene inleiding op de orale literatuurVoorspel: culturele transitie aan de Boven-SurinameOp 4 oktober 1993 voer ik samen met schrijver Dorus Vrede, regisseur John Albert Jansen en een camerateam op de Boven-Surinamerivier op weg naar Amakakonde.Ga naar voetnoot1 Dorus Vrede is een Saramakaanse schrijver en liedjeszanger die twee bundels verhalen en een poëziebundel op zijn naam heeft staan over de transmigratie waartoe het Saramakaanse volk gedwongen werd, toen er in het binnenland van Suriname een groot stuwmeer kwam. We waren al enkele dagen in het hart van Suriname bezig met een televisiefilm over die tragedie in de moderne geschiedenis van de bosnegers. Na de barre, daglange tocht per vrachtwagen van Paramaribo naar Pokigron/Atyoni, de allerlaatste plaats die over de weg nog bereikbaar is, en de daarop volgende korjaaltocht over de Boven-Surinamerivier, waren we met Dorus Vrede neergestreken in Yaw-Yaw. Het dorp Yaw-Yaw was de vestigingsplaats voor veel van de dorpelingen van Lombé geworden, toen de stuwdam bij Afobaka in 1964 voltooid was, het water van het stuwmeer ging rijzen en Lombé en andere dorpen begonnen onder te lopen. Een deel van de inwoners trok stadwaarts, een deel ging hogerop aan de Surinamerivier wonen; veel families werden zo uit elkaar getrokken. Lombé telde aanvankelijk meer dan 700 inwoners, die afkomstig waren uit vier lo.Ga naar voetnoot2 De uitvoering van het migratieplan geschiedde onder leiding van Rudolf Vonkel, die qua gezag zelfs boven de dorpskapitein stond. Kapitein van Yaw-Yaw is Mattheus Sustina, geboren op 25 mei 1933 in Lombé. Hij geldt als een belangrijk verhalenverteller. Zijn verschijning mag opvallend genoemd worden: over zijn schouder en arm loopt een spoor van littekens, getrokken door een kettingzaag die uit zijn handen is geglipt bij de bouw van een huis. Hij somt op wie er belangrijke vertellers zijn in het dorp, allemaal mensen die tussen de vijftig en zeventig jaar oud zijn. Kenners van de orale traditie onder de jongeren komen niet voor. Wie veel bemoeienis met de ouderen heeft, krijgt op vertrouwelijke basis in de loop der jaren de traditionele kennis doorgespeeld. Een aantal vertellers is gespecialiseerd in obiya, de dragers van de geesten: Fedri Finisi, Deema Mando, Amo Poeketi, Lucianus Mateda, Telma Mando, Poopo (Emelina) Vonkel en de basia (dorpsopzichter) Wilfred Sustina. Zij zijn de kenners van de verhalen over goden en geesten. Andere vertellers leggen zich meer toe op andere verhaalgenres: Levi Adjako, Henny Vonkel (Fonki), Selientje Poeketi, Maatouu Linga, Erwin Vonkel en voorts een andere kapitein: Hendrik Finisi. Het katholicisme heeft stevig voet aan de grond gekregen in Yaw-Yaw, zodat ook de Bijbelverhalen tot het dorpsrepertoire zijn gaan behoren. Het zijn met name Johannes, Jozef en Rudolf Vonkel die hierin uitblinken. Al deze mensen zijn in de migratietijd in één groep van Lombé naar hier gekomen. Vertellen en ook dansen is populair in Yaw-Yaw, maar wintidansen worden er weinig | |
[pagina 114]
| |
vertoond. De mannen die ze kunnen dansen, doen dat veelal in andere dorpen.Ga naar voetnoot3 Sëkëti [korte liederen met actuele inhoud] worden evenmin in Yaw-Yaw gezongen, maar wel in Lespansi, het aangrenzende dorp op tien minuten loopafstand. Over de steeds sterker geseculariseerde kawina, vertelt Mattheus Sustina dat het om teksten gaat, ontstaan in de tijd van de generatie van zijn vader. Men begon met primitieve instrumenten als een zeepkist en een bij wijze van harmonica gebruikte haarkam waartegen een blad van de tasi (palmblad) werd gehouden. Tijdens een later bezoek van mij aan Yaw-Yaw in januari 1996 werd er kawina gespeeld met een professioneel, vanuit Paramaribo ingevoerd muziekinstrumentarium, waarvoor zelfs overdag de stroomgenerator werd aangezet. Van de voorbereidingen tot de transmigratie, de verhuizing naar de Boven-Suriname en de vestiging te Yaw-Yaw heeft Rudolf Vonkel in een schriftje een dagboek bijgehouden, geschreven in het Sranantongo met Saramakaanse taalvarianten: Verhoisie tolie foe na jalie 1964, ook tolie foe Jaw Jaw [Het verhaal van de transmigratie in het jaar 1964, tevens het verhaal van Yaw-Yaw]. Rudolf Ba Bésan Vonkel was een van de basia, eerst van Lombé, later van Yaw-Yaw. Hij werd geboren op 29 september 1929 in Lombé.Ga naar voetnoot4 Zijn vader, Jajofou Poeketi, stamde uit hetzelfde dorp, terwijl zijn moeder, Doebalia Vonkel, van Santigron kwam. Hij groeide tot zijn negende op in Santigron aan de Saramaccarivier, waar hij ook gedoopt werd, daarna zou hij altijd in Lombé blijven. Daar volgde hij de boslandschool. Stabiel was dit onderwijs bepaald niet: het gebeurde dat het onderwijs voor drie jaar stil lag bij gebrek aan leerkrachten. Periodiek werden er dan lessen gegeven door de paters die het katholieke dorp aandeden. Rudolf Vonkel werkte als balatableeder (rubbertapper) en als los arbeider bij de Suralco in Moengo. In 1956 schakelde hij over op de houtkap, drie jaar daarna ging hij werken als motorist voor de soeurs, wat hij zou blijven doen tot de transmigratie van 1964. Hij dreef zelf een winkeltje en zou later op Yaw-Yaw ook een winkeltje openen. Rudolf Vonkel heeft in totaal acht vrouwen gehad, acht volgens de traditie ingewijde relaties, waaruit zestien kinderen zijn geboren. Hij overleed op 15 juni 1997 te Yaw-Yaw, naar men zegt door wisi (zwarte magie). Al in 1956 kregen de saamaka te horen dat er een stuwmeer zou komen in een groot deel van hun leefgebied, maar tot 1964, toen het water al begon te stijgen, werd er niet aan verhuizen gedacht. Vonkels dagboek loopt van 6 januari 1964 tot 4 november 1965 en bevat ook enkele losse aantekeningen uit latere jaren.Ga naar voetnoot5 Kapitein Mando, aldus Vonkel, werkte met de overheid mee als het ging om het tellen van het aantal huizen en bomen in andere dorpen, op basis waarvan de saamaka een vergoeding zouden krijgen. Maar hij weigerde hetzelfde te doen als het ging om zijn eigen dorp. Daarop zijn zeven dorpelingen die het niet met hun kapitein eens waren eigenmachtig op | |
[pagina 115]
| |
Brokopondo hun geld gaan halen voor de houten, met golfplaten gedekte huizen die lanti (de overheid) ter beschikking wilde stellen; onder hen de twee broers Vonkel. Kapitein Mando ontstak daarover in woede, ontsloeg de Vonkels als motorist van de soeurs en joeg ze uit het dorp. Directe familieleden van kapitein Mando namen hun betrekkingen over. Terwijl het water steeg, bleef kapitein Mando in het dorp. Eerst verhuisde hij naar het hooggelegen huis van de soeurs, later ging hij naar de Gran Lombékreek, maar toen ook daar het water kwam, vertrok hij naar het transmigratiedorp Gros Placer/Nieuw Koffiekamp. Na zijn overlijden is hij in Nieuw-Lombé aan de Beneden-Suriname begraven. De groep-Vonkel trok naar Yaw-Yaw, vier uur varen van Lombé stroomopwaarts. De plaats, genoemd naar de waterval die zich daar over de breedte van de Boven-Suriname uitstrekt, was niet onbekend: al vóór hun komst was er kokos geplant. De eerste groep telde 366 mensen, later kwamen er nog groepjes bij. Het vroeg drie jaar om het dorp op te bouwen. Registratie van de dorpelingen vond pas veel later plaats. Tussen de twee belangrijkste dorpen waar de inwoners van Lombé terechtkwamen, Yaw-Yaw en Nieuw-Lombé, is er altijd een zekere wedijver blijven bestaan over wie de beste plaats gevonden heeft. Het dagboek van Rudolf Vonkel geeft een nauwkeurig verslag van de zoektocht naar een nieuw dorp, de onderhandelingen met de bosnegergezagsdragers, van de opbouw van Yaw-Yaw: hoeveel huizen er werden gebouwd, wie de eerstgeborene was, de eerstoverledene, wie er bijdroegen aan de lichtmotor enz. Waar haalde Rudolf Vonkel opeens de motivatie vandaan om een dagboek te gaan bijhouden? Bestuursopzichter Doenkoe B.O. Jackson, eerste zoon van gaama (grootopperhoofd) Aboikoni, was de coördinator voor alle transmigranten van het boven-stuwmeergebied. Hij raadde Rudolf Vonkel aan alles op papier te zetten, zodat de groep een beroep kon doen op de overheid voor voedsel, zinkplaten en andere noodzakelijke goederen. Deze zakelijke, cijfermatige aantekeningen kwamen deels terecht in het dagboek van Vonkel.Ga naar voetnoot6 Op de vraag waarom Vonkel zijn dagboek niet in het Saamaka schreef, antwoordde hij: ‘Het Saamaka is moeilijker om te schrijven. Het Sranan was al verder ontwikkeld, de kerkelijke gebeden werden in het Sranan gezegd en in gezangboeken afgedrukt. De communicatie met de pater, de soeurs en de districtscommissaris vond plaats in het Sranan.’ Volgens Vonkel en Vrede is er geen enkele andere kapitein die aantekeningen over de transmigratie heeft gemaakt. Ze noemen Lombé het meest geletterde dorp dankzij de invloed van de katholieke missie. Het schrift waarin Vonkel zijn dagboek schreef, is niet gelezen door andere dorpelingen, al weten ze wel dat het bestaat. Ook in andere transmigratiedorpen zijn de aantekeningen bekend. Aan deze bekendheid heeft na 1993 waarschijnlijk bijgedragen dat het schrift is getoond in de film van John Albert Jansen Brokopondo, verhalen van een verdronken land, die verschillende keren op de Surinaamse televisie te zien is geweest, maar - belangrijker nog - waarvan videobanden in omloop werden gebracht door Dorus Vrede, die ook aan de Boven-Suriname vertoond zijn.Ga naar voetnoot7 Veel van het traditionele leven van de saamaka is verloren gegaan door de kerstening. | |
[pagina 116]
| |
De transmigratie heeft aan die teloorgang vooral bijgedragen doordat zij velen naar de stad heeft gedreven; het stadse leven verdraagt zich slecht met de traditionele leefwijze. Maar ook voor degenen die aan de rivieren bleven wonen, heeft de transmigratie een grote mentaliteitsverandering teweeggebracht. Weinig jongeren vonden wat zij verwacht hadden, met tot gevolg afbrokkeling van het gezag van de ouderen, onverschilligheid en criminaliteit. Yaw-Yaw is er nog redelijk vanaf gekomen met zijn school, polikliniek, elektriciteitscentrale en goede ligging, maar Nieuw-Lombé aan de Beneden-Suriname op anderhalf uur rijden van Paramaribo is er veel slechter aan toe. Het vertellen van verhalen gebeurt tegenwoordig minder in georganiseerd verband, en vindt ook sporadischer plaats dan vroeger. Het verhalen-vertellen staat dus duidelijk onder druk, en veel verhalen dreigen te verdwijnen. Rudolf Vonkel vertelde nog wel bij bepaalde gelegenheden als bezoeken aan andere dorpen, bij overlijdensrituelen en na een kuutu (dorpsvergadering), zowel over datgene wat hij zelf van ouderen had gehoord, als over eigen belevenissen.
Amakakonde ligt aan de rechteroever van de Boven-Suriname, vanaf Yaw-Yaw een half uur varen stroomafwaarts.Ga naar voetnoot8 Nu doet zich aan de Boven-Suriname een merkwaardige dichotomie voor: de dorpsgemeenschappen op de rechteroever belijden het krachtigst de oude afro-Surinaamse godsdienst. Deze religie is weliswaar in de dorpen op de linkeroever niet verdwenen, maar zij staat daar toch veel minder duidelijk centraal. De christelijke kerkjes staan alle op de linkeroever, midden in de nederzettingen en goed zichtbaar vanaf de rivier, terwijl de wintiheiligdommen gesitueerd zijn aan de rand van de dorpen. Amakakonde staat bekend om de faam van zijn zangeressen van sëkëti-liederen. Na 1964 werden veel van deze liederen gemaakt over het leed dat de transmigratie teweegbracht. Erg toeschietelijk om hun kunst aan buitenstaanders te presenteren, zijn de zangeressen niet.Ga naar voetnoot9 Juist in die eigenzinnige houding zit natuurlijk ook het verschil tussen het vitale karakter van een springlevende cultuur en het relict-karakter van de toeristenfolklore. De saamaka gemeenschap staat nog steeds aan nieuwe impulsen bloot en toont haar dynamiek in haar culturele uitingen. Anders dan op sommige plaatsen in Suriname waar zang en dans tot een vast onderdeel van de publieksprogramma's behoren, en dus tot een primair economisch fenomeen zijn geworden, is de opvoering van sëkëti-liederen in een dorp als Amakakonde een gebeuren dat tot de intimiteit van de gemeenschap behoort. Er moeten dus wel heel dringende redenen zijn, willen sëkëti gezongen worden buiten het natuurlijke moment dat de vrouwen zelf bepalen. Voor de opnamen van de film Brokopondo, verhalen van een verdronken land kostte het schrijver-tolk Dorus Vrede heel wat van zijn overredingskracht om de zangeressen zover te krijgen, dat ze hun reguliere bezigheden wilden stopzetten om voor het oog van de camera hun liederen voor te dragen. Maar toen zij dat eenmaal, ten overstaan van een flink deel van de dorpsgemeenschap deden, waren zij niet bescheiden: zij brachten het ene lied na het andere, waarbij zij zich pas na enige tijd in al hun expressiviteit durfden te laten gaan. De | |
[pagina 117]
| |
tekst van een lied, met Main Konoe M'ma als voorzangeres, en gericht tot gaama Aboikoni, luidt als volgtGa naar voetnoot10: Voorzangeres
Gaama Agabago ooh mi lio Gaama
Gaama ooh me saan fa oe mi doe
Tjali oe wé kisi mi eeh
Koor
Gaama Agabago ooh mi lio Gaama
Gaama ooh me saan fa oe mi doe
Tjali oe wé kisi mi eeh
Voorzangeres
We Lindema we tapa di lio oe Gaama ooh
Dee sembe Lindema we tapa di lio oe Gaama pai so
Faakapaw gaansembe we mi piimisi oenoe ooh
di konde ta singi eeh
In vertaling: Voorzangeres
Gaama Agabago, Gaama van mijn volk
Gaama, ik ben ten einde raad
Ik treur om mijn wereld
Koor
Gaama Agabago, Gaama van mijn volk
Gaama, ik ben ten einde raad
Ik treur om mijn wereld
Voorzangeres
Het is Lindeman die uw rivier heeft afgesloten
Vergeef me dat ik het uitschreeuw
maar mijn dorp loopt onder water
Gaama Agabago, Gaama van mijn volk
Gaama, ik ben ten einde raad
Ik treur om mijn wereld
Hoe ernstig het onderwerp van de klaagliederen ook was, de hele setting werd ook niet met een loodzware ernst overgoten. Integendeel, de liederen werden duidelijk met veel plezier gezongen, en elk van de in betrekkelijk strak gelid gedanste, en met handgeklap begeleide liederen eindigde in uitbundig lachen, elkaar in de armen vallen en in de handen slaan. Maar het meest wonderlijke gebeurde, nadat de geplande liedsessie ten einde was. De zangeressen kregen toen de smaak pas goed te pakken. Een van hen vroeg of de filmers nog belangstelling hadden voor een speciale voorstelling. Toen geschiedde het volgende. De zangeressen gingen naar hun woningen en keerden terug met allerlei kleine voorwerpen. Er | |
[pagina 118]
| |
werd een houtvuurtje aangelegd en daaromheen werden voorwerpen opgesteld die de aanwezigheid van een hut moesten suggereren: enkele zitmeubeltjes, wat huisraad, een pan met rijst. Enkele personen schaarden zich rond het vuur. Er werd een rustig lied gezongen. Toen ontspon zich een klein toneelspel van de transmigratie: iemand kwam met de aankondiging dat het water zou gaan stijgen. De persoon werd niet geloofd en uitgelachen. Daarop werden op enkele meters afstand een paar emmers water leeggegoten over het zand. Het water kwam steeds dichterbij, tot tenslotte grote emmers water over de setting werden leeggekieperd en het houtvuur uitdoofde. Het mini-toneelstukje eindigde niet met een treurzang, maar in de bekende geweldige lachsalvo's van actrices en publiek, het kletsen van handen op blote bovenarmen, waarbij men zoveel plezier heeft dat het lichaam ervan dubbel slaat. Het hier vertelde laat zien, hoe de culturele transitie zich aan de Boven-Suriname voltrekt. De tragedie van de transmigratie heeft in verschillende teksten haar weerslag gevonden. Typisch oraal is de wijze waarop de zangeressen van Amakakonde op de rechteroever van de Boven-Suriname de transmigratie aan de orde stellen: zij bezingen hun oude dorpen en zij leggen daarin een directe link naar Afrika. Zij klagen de stedelingen en westerse ingenieurs aan in de persoon van ‘Lindema’, waarmee een ingenieur bedoeld is die ten tijde van de bouw van de stuwdam werkzaam was voor de Alcoa, de Aluminium Company of America, die het meeste profijt trekt van de enorme elektriciteitswerken. Overigens heeft hier een curieuze naamsverwisseling plaatsgevonden die karakteristiek mag heten voor de orale literatuur: Jan Christiaan Lindeman was een botanicus die in de omgeving onderzoek verrichtte en zich juist verzette tegen de stuwmeerplannen. Een tweede wijze van oraal-literaire verwerking is het toneelstukje dat de vrouwen van Amakakonde opvoerden. De uitgebeelde tragische gebeurtenis, stond een laconieke wijze van opvoeren niet in de weg. De levensomstandigheden aan de Boven-Suriname, anders dan die in de verpauperde transmigratiedorpen aan de Beneden-Suriname, verschillen niet wezenlijk van die zoals ze waren vóór het onderlopen der oude dorpen. Dat bijna als een klucht gebrachte toneelstukje is een blijk van de veerkracht die het afro-Surinaamse volk heeft weten op te brengen, ook weer bij deze jongste gedwongen migratie. Een derde vorm van literaire verwerking vinden we aan de linkeroever van de Boven-Suriname, waar zich Rudolf Vonkel vestigde. Het dagboek van de transmigratie dat hij bijhield is een document humain, zoals er in de geschiedenis van de marronvolkeren waarschijnlijk geen ander is overgeleverd. Er is hier sprake van een schriftelijke reflectie door een saamaka op een belangrijk gebeuren van zijn eigen volk. Aan het relatieve isolement van de saamaka kwam al in de eerste jaren van deze eeuw een einde met de aanleg van de Lawaspoorlijn van Paramaribo via Kabelstation tot aan het plaatsje Dam. Lombé, waar Rudolf Vonkel werd geboren, is een belangrijke plaats geweest in de kerstening van het binnenland.Ga naar voetnoot11 In het voetspoor van de missie volgden de onderwijzers; lezen en schrijven werden langzaamaan gemeengoed. De reflectie op de eigen cultuur gebeurde nu ook langs schriftelijke weg. Tegelijkertijd betekent dit een verschuiving van de aard van de reflectie: van een collectief-communicatief gebeuren, werd zij een individuele | |
[pagina 119]
| |
daad. In de plaats van, of (vooralsnog) exacter: naast de gemeenschappelijk uitgesproken ervaringen in de gezongen en gedanste sëkëti en in het toneelspel, nam een individu de moeite om waarnemingen vast te leggen voor de individuele lezer die het schriftje met het dagboek onder handen kreeg. De in wezen sociologische vraag is of het schrijven op zich bijdraagt aan de verzwakking van het gemeenschapsverband. In het verlengde daarvan dient zich een nieuw onderzoeksobject aan: hoe de intrede van het schrift de lokale orale cultuur beïnvloedt. Zoals reeds opgemerkt verging het de saamaka die verhuisden naar de transmigratiedorpen aan de Beneden-Suriname in de regel niet al te best.Ga naar voetnoot12 Velen verhuisden opnieuw naar de hoofdstad Paramaribo of naar Nederland. Vanuit deze groepen is ook een bezinning op het drama van de transmigratie op gang gekomen op puur schriftelijke basis. Van deze auteurs wist Dorus Vrede het sterkst de aandacht op zich te vestigen met verhalen en poëzie. Het gaat hier om fictioneel werk, maar wel met een schrijnend empirisch fundament. Dorus Vrede, zelf onderwijzer en wonend in een buitenwijk van Paramaribo, vertegenwoordigt met dit werk de (voorlopig) laatste fase in het transitieproces dat de saamaka cultuur ondergaat. Daarmee is de orale cultuur niet getransformeerd tot een schriftelijke; het dagboek van Rudolf Vonkel is niet een ‘tussenstadium’ die de zangeressen van Amakakonde verbindt met de schrijver Dorus Vrede. Dezelfde cultuur uit zich in een groter aantal vormen, waarvan de jongste het op de boekenplank het langste zal uithouden, maar de oudste zonder meer de levendigste is. |
|