Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 1.
(2002)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermdTheoretische bespiegelingen bij literatuurgeschiedschrijving
[pagina 19]
| |
Praktische aanwijzingenDe literatuurgeschiedenis die begint met deel II is opgebouwd volgens een structuur die de lezer wil helpen zich snel te oriënteren. ¶ Aan elke periode gaat een lead-pagina vooraf, waarin de hoofdlijnen van de periode al worden aangegeven. Wie dat wil, kan zo een periode overslaan, zonder direct het zicht op het geheel te verliezen. Deze lead-pagina is typografisch direct herkenbaar aan de veel grotere letter, en is altijd geschreven in de onvoltooid tegenwoordige tijd. ¶ De belangrijkste tekst van elk hoofdstuk staat in de broodletter: dat is de opmaak waarin u nu dit voorwoord leest. ¶ In een Profiel - gezet in een iets kleinere letter - wordt het reilen en zeilen van een groep of instituut beschreven, of het gehele oeuvre van een auteur. Wanneer het oeuvre van een auteur zich uitstrekt over meer periodes, worden de teksten toch bij elkaar binnen één Profiel behandeld, om zo de samenhang en de ontwikkeling van het oeuvre beter te laten uitkomen. Ook het functioneren van een groep of instituut over langere tijd wordt binnen één Profiel behandeld (met uitzondering van het toneelgenootschap Thalia en de Koloniale Bibliotheek). ¶ In een Close-up wordt een bepaalde problematiek of een bepaald detailonderwerp nader bekeken. Het gaat hier om onderwerpen die van wezenlijke betekenis zijn in de koloniale of postkoloniale literatuur van Suriname, zoals de wijze waarop het plantageleven is verbeeld, de doorwerking van de orale literatuur in de geschreven letteren, de herijking van de literatuur van de voormalige kolonisator, de creolisering van de taal enz. Deze Close-ups zijn direct herkenbaar doordat de bladspiegel aan de linkerkant inspringt, en doordat een andere zetletter is gehanteerd. ¶ Elke periode van de geschiedenis van de geschreven literatuur heeft een afsluitende paragraaf waarin conclusies worden getrokken en de grote lijnen bij elkaar worden genomen. Een samenvatting geeft deze literatuurgeschiedenis niet: de concluderende paragrafen achter elkaar gelezen geven een uitstekende samenvatting van het hele werk.
Wie de weg kwijtraakt, vindt in de kopregel rechts boven aan de bladzijde snel terug waar men zich bevindt. Daarin staat de tijdsperiode aangeduid, in kapitalen het hoofdonderwerp, vervolgens de subparagraaf of het Profiel, en tussen haakjes welke Close-up wordt behandeld. Een voorbeeld: de volgende kopregel 1923-1957: TEKSTEN IN NEDERLAND: Nederlands: Albert Helman (Helman en Caliban) betekent dat men leest in de periode 1923-1957 over Teksten in Nederland geschreven, in het Nederlands, en hier dan het profiel gewijd aan Albert Helman en daarbinnen dan weer de Close-up over de Caliban-problematiek betreffende Helman. | |
SpellingIn deze literatuurgeschiedenis worden zo veel mogelijk de officiële voorkeursspellingen van het Nederlands en de Surinaamse volkstalen gevolgd, behalve natuurlijk in citaten. Om het historische karakter van het verhaal van de Surinaamse literatuur te illustreren volg ik | |
[pagina 20]
| |
bovendien de spelling van de eerste druk van geciteerde teksten (waar dat niet gebeurt, wordt dat vermeld). Suriname en alle afleidingen van het woord schrijf ik met hoofdletter, de namen van de Surinaamse bevolkingsgroepen en van religieuze groeperingen daarentegen schrijf ik consequent met een kleine letter. Aanduidingen van talen krijgen een hoofdletter, zodat dus kan voorkomen: ‘het Ndyuka gesproken door de ndyuka’. Vierkante haken worden gebruikt voor alle toevoegingen, vertalingen of aantekeningen van mijn hand bij teksten van anderen. | |
ReferentiewerkDeze uitgave moet ook als richtingwijzer in het bibliografische en bronnenmateriaal kunnen fungeren. Daarom zijn zo goed als mogelijk alle relevante bronnen over de besproken werken vermeld, inclusief raadpleegbare band- en filmopnamen. Wanneer er al uitgebreide bibliografieën over een bepaald onderwerp bestaan, dan is uiteraard daarnaar verwezen. Indien er geen bibliografie voorhanden is, zijn verwijzingen naar vaak moeilijk te vinden besprekingen in kranten en tijdschriften ruimer opgenomen. De algemene secundaire literatuur over auteurs is altijd vermeld in de eerste noot van de Profielen. Secundaire literatuur over bijzondere aspecten van een oeuvre staat vermeld in latere noten. Omdat de grote collecties tegenwoordig via geautomatiseerde systemen gemakkelijk raadpleegbaar zijn, heb ik ervan afgezien vindplaatsen en signaturen van oude drukken te vermelden, tenzij het om zeer uitzonderlijke gevallen gaat. Soms zijn teksten, vooral van vroeger eeuwen, slechts in een hoogstenkele openbare collectie en bijna nooit antiquarisch te vinden; daarom geef ik de plot van die teksten gedetailleerder weer dan bij ruim beschikbare teksten. Ik heb nogal ruim geciteerd vooral uit kranten, omdat het materiaal kwetsbaar is en in hoog tempo dreigt te verdwijnen. Onuitgegeven literair materiaal is niet beschreven, maar wel gesignaleerd, wanneer de vindplaats daarvan bekend is.Ga naar voetnoot10 |
|