Het wondere lied(1920)–Pierre Kemp– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Aan den zanger van het wondere Lied. Kom, broeder kom! Uw stem heb 'k in den wind gehoord, Die vaart de ronde wereld om En stuwt de sterflijke geslachten voort, - Uw stem van heel, heel verre, Van de ongestoorde sterren. Gij zeilt op maanlichtrag Door 't duister van den bangen tijd; Wit licht bevlagt uw stag En droom van eeuwigheid. - Een vogel op den akker Werd zingend wakker. De dag met rozen haalt In Ochtend's purpren haven in Uw vloten, goud-bemaald, Met Ophir's rijk gewin!... Scheur al uw mist'ge zorgen Bij de'opgang van dees morgen. Breed stortvlaagt uit de bron Des lichts het licht des dagens, En midden in de zon - Als op hun gouden wagens De goden onversaagd - Staat ge en uw lachen daagt. Kom, broeder, kom Begeerde, blij-verwachte! De starre nacht is om; De sterrenprachten Tanen voor 't zonnezeil.... Heil, zanger, heil! Felix Rutten. Vorige Volgende