Verzameld werk. Deel 3(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1271] [p. 1271] Donderstorm. En rolde niet de donder als een rots, die kantelt, dalend dondrend in ravijnen, of diep in 't meer, dat op de rotsen klotst? Hoe zuchten bang de sidderende pijnen! De bliksem schiet; ik zie de schicht verschijnen. Fel rijt de ranke lichtspeer snelle lijnen door 't zwarte zwerk - àl-licht - verzwindt dan plots, en raatlend hotst en botst de donderknots. De wind waait woedend om mijn bange leên. De' avond daalt, en 't donker wordt nog dieper. Bij de eev'ne stilte klaagt gerucht, als riep er een stervend menschkind ‘Help!’ met luid geween... ...De wolken splijten, en de maan breekt door, - héél even levend zilver gietend, blauwen gloor. Vorige Volgende