Verzameld werk. Deel 2
(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 874]
| |
Trap en tijdTussen de leuning van de trap wijst de tijd
naar mijn kop. Hij neemt mij waar.
Hij weet mij wel van eeuwigheid,
maar nog heb ik echt haar.
Zijn uur is dus niet gekomen
en zó stel ik hem gerust:
blijf de lucht nog wat bedromen
zolang en zoveel het je lust!
Terwijl ik dit van je schrijf,
is het kwart voor vijf!
| |
Kon ik niet beter?Als ik nu eens niets werd op de trap
en zo beneden kwam bij mijn gezin!
Als er toch nog iets was van een stap,
maar niemand zeggen durfde: Kom in!
Als ik-dat-wat-niets-is naar mijn stoel
en allen aankeek om de beurt,
zo dat men zei: 't is of ik van vader voel
de adem, maar dan ongekleurd.
Kon ik dan niet beter weer de trap op gaan
tot waar ik niets werd en aan
mij vragen laten: waar kom jíj vandaan?!
| |
[pagina 875]
| |
Juist toen die band hield opEr is weer iets op die trap gebeurd.
Een zwakke band licht lag op de leuning
en zo meewarig grijs gekleurd,
als vroeg hij een ondersteuning.
Ik heb een zakje in mijn zwart vest,
waarin ik mijn zilveren guldens bewaar.
Drie hield ik voor mij, streek met de rest
langs de band en zei: daar, neem ze maar!
Zo ben ik onder aan die trap gekomen,
juist toen die band hield op voor mij te dromen.
|
|