Verzameld werk. Deel 2(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 867] [p. 867] Kerstpastorale voor fluit, fagot en harp De ster Al zong de Ster nu ook zo luid, als zij kan schijnen, er zou geen mens met zulk een fijne snuit zijn om langs de lijnen van zijn oren op te vangen haar verlangen. Of wordt met wat stil bloeit naar vrucht van licht door 't woordeloze in twee sterrewangen straks niet de schoonste sfeer om 't Kind gedicht? De driekoningen Driekoningen zijn altijd één fagot in het innig spoeden naar hun kleine God. Het wezen van die Ster, zo wonderbaar alleen, boort door de krachten van hun bidtoon heen en houdt hen om hun instrument bijeen. De Zwarte Koning bromt de diepe tonen, de anderen gorgelen met die hoger wonen. Al straalt die Ster nu nog zo weids en schril, zij lijkt in dit Gebeuren toch te stil. De Engelen zijn nog niet vernomen, maar ook nog nooit te laat gekomen. [pagina 868] [p. 868] De maagd en het kind Zulk een Moeder en Zulk een Kind doen altijd samen harp in 't ongestoorde en met hen mee de goedertrouwe wind langs sleëend met de gebroken accoorden van zulk vertroostelijk gerucht in heel zijn aangenaam gespreide vlucht. De Koningen wenken het elkaar: het is geen schijn, als de arpeggio's van het Kind nog groter zijn. Opkomst en dans van de herders Maar nu wordt het ook tijd voor de benen en 't zachte schudden met de rompen. Alles wiegelt al op de spontane tenen; twee lammetjes op hun kleine klompen kunnen nog niet zo goed mee. Het Kindje houdt Zijn vingertje gerezen en Moedertje wordt er op gewezen: kijk eens, die twee! De Herders ruilen beurten van geluid. Het wordt bijzonder druk op die éne fluit. Tot algemene vreugde in zulk een sterreglans geleidt het trio nu de pastorale dans. Vorige Volgende