Verzameld werk. Deel 1(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 189] [p. 189] De grote verrassing De Zon schijnt op de gouden haren aan de buitenkant van mijn arm. Mijn begeerten zijn weer varen en ik voel mij gelukkig-warm, want er fonkelen regenbogen in het teder metaal van mijn haar, tot vreugde voor mijn ogen en muziek voor hun gestaar. Als ik straks niet meer die haren zal hebben in zulk een zon en van hun glans niets bewaren voor het hiernamaals kon, wat dan? Zo dicht ik nu al drie dagen over de dingen van na de Dood en treur het meest in mijn klagen om 't toekomstig gemis van de Schoot. Ik móet de Schoot toch bezingen in zijn roodste en diepste mond en ver van de zwarte dingen van onder de grond, op elk feest in de zon te dromen bij mijn haar met zijn jeugdige schijn en wat na de Dood zal komen, moet de Grote Verrassing zijn! Vorige Volgende