En leid mij niet in bekoring
Alsof het nog niet genoeg is, dien jongen boer achter den ploeg zijn schallend Magnificat te hooren fluiten over het golvende veld onder de zuivere morgenlucht, terwijl de zware geuren van de gekorven aarde door ons huis trekken,
treed je naast me en legt me die bloemen onder mijn neus op de schrijftafel.
Je vraagt niet of de verschgeschreven letters door elkander vlakken. Neen, je komt eenvoudig boud binnen en ik heb maar te laten begaan en te berusten.
Dit keer berust ik eens niet. Ik trek je schertsend tusschen de tafel en mij en kittel je zóó, dat je opspringt en me met stoel en scripturen, bloemen en al medesleept.
Terwijl ik opsta, hoor ik, hoe je de trap opvlucht. Ik begrijp het. Je wilt me de moeite sparen, je naar de begeerde nederlaag te jagen.